Een geestelijck liedt-boecxken
(1616)–Anoniem Geestelijck liedt-boecxken, inhoudende nieuwe liedekens– Auteursrechtvrijinhoudende nieuwe Liedekens, nu anderwerf ghedruckt, verbetert ende vermeerdert met eenige nieuwe Leysenen, nae ghelegentheyt der Hooghtijden
[Folio K8r]
| |
Als Pelgroms in haer daghen,
Soo sal een Pelgrom even, Ga naar margenoot+
Door Gods graty ghedreven,
Die deughden oock aencleven,
En doen nae Gods behaghen,
Sijn hert bewaren reyn,
Van zonden groot en cleyn, Ga naar margenoot+
En dienen Godt alleyn,
De levende Fonteyn, ←
Die vol is van ghenaden,
En Pelgroms can versaden, Ga naar margenoot+
Diet om hem al versmaden,
En volghen certeyn,
Christus dat edel geyn,Die etc.
Een Pelgrom sal beginnen,
D'affecty te verwinnen, Ga naar margenoot+
Die in sijn hert van binnen,
Noch vast is blijven hanghen,
En soecken Godt te minnen,
Wt aller cracht en sinnen,
Daer door dat hy sal winnen
Een Hemelsche verlanghen, Ga naar margenoot+
Al lijdt by teghenspoet,
Hy salt setten int soet, Ga naar margenoot+
En nement al int goedt,
Als een goe Pelgrom doet,
Wiens lijden is gheen lijden, ←
Maer settet al besijden,
Soeckt in Godt te verblijden, Ga naar margenoot+
Met een vry ghemoedt,
Door Godt die hem behoedt, Wiens etc.
Hy sal tot aller uren
| |
[Folio K8v]
| |
Ga naar margenoot+Schuwen de Creatueren,
Die hem by avontueren,
Mochten brengen tot ghebreken,
Tneyghen sijnder natueren,
Sal hy ten besten stueren,
Ga naar margenoot+In hem sal oock niet dueren,
Sijn leet te willen wreken,
Hy is seer wel bereydt
Tot deught van lijdtsaemheyt,
Ga naar margenoot+Gheen opval hy ontseydt,
Van Godt hem opgheleydt,
→ Hy leeft altoos nae reden,
Soethertigh goet van zeden,
Ga naar margenoot+Van binnen wel te vreden,
Met een danckbaerheyt,
In alle teghenheyt.Hy etc.
Sijn hert hanght aen geen dinghen,
Ga naar margenoot+Hy can daer over springhen,
Die comen of die ginghen,
Iae wat men hier aenschouwen.
Blymoedigh en gheringhen,
Ga naar margenoot+Gaet hy een Lof-sangh singhen,
Denckt tis niet sonderlinghen,
Dat men ter weerelt bouwen:
Maer denckt met goet verstandt,
Oyt lof int Vaders-landt,
Ga naar margenoot+Veel Pelgrims onbekant,
Haer selfs ziel Vyandt,
→ Die als d'onwijsen dwalen,
Meer als men mach verhalen,
Och woud haer Godt door-stralen,
Door sijn stercke handt,
Al met sijn liefdes brandt,Die etc.
| |
[Folio L1r]
| |
Hoe sy Gods lof verclaren,
Die hier goe Pelgroms waren, Ga naar margenoot+
Sal Godt oock openbaren,
In glorye verheven
Wanneer hy sal vergaren,
Onder d'Enghelsche scharen,
Den Pelgrom wijs ervaren,
Die ghetrou is ghebleven, Ga naar margenoot+
Wie soud' connen verstaen,
Hoe soet en schoon ghedaen?
Hy sal daer schouwen aen,
Blijdtschap zonder vergaen,
Vol soeter melodyen, ←
met hun aen allen syen, Ga naar margenoot+
Die hier wettelijck stryen, Ga naar margenoot+
Als die ghehoorsaem,
Leven also bequaem,Vol etc.
Oorlof nu Prins in desen
Wildy een Pelgrom wesen, Ga naar margenoot+
Als die by Godt ghepresen,
Hem daer toe hier bereyden,
V ziel die sal ghenesen
Also men daer van lesen, Ga naar margenoot+
Van Pelgroms die Godt vresen
Heel puer en af-ghescheyden
In haer begheert en bloot,
Ghestorven ende doodt, Ga naar margenoot+
So wel int cleyn alst groot,
Waren ghelijck een cloot,
Die d'aerde weynigh raeckten, ←
Noch meer niet en ghenaeckten, Ga naar margenoot+
Want sy wat beters smaeckten,
In dat Hemelsch broodt,
Daer Christus ons toe noot.Die, etc. Ga naar margenoot+
Deught wint. |
|