Een geestelijck liedt-boecxken(1616)–Anoniem Geestelijck liedt-boecxken, inhoudende nieuwe liedekens– Auteursrechtvrijinhoudende nieuwe Liedekens, nu anderwerf ghedruckt, verbetert ende vermeerdert met eenige nieuwe Leysenen, nae ghelegentheyt der Hooghtijden Vorige Volgende Een Geestelijc Liedt. Op de voys Aenhoort 'tgeclagh o bloeyende Ieught. VAn herten als noch heb ick begeert, Hier reyn te leven, en inghekeert Al waer ick jongh, doen ick begon, Ken hebt noch niet gheleert. Al heb ick ghelaten de weerelt quaet, Daer eer, wellusten en valschen raet, Noch voel ick strijdt, breedt ende wijt, In mij vroegh ende laet. Ick voel in my een bedurven aert, Tot zondt gheneghen dat my beswaert, Tgeen ick niet wil, comt haestigh stil, [Folio G6r] [fol. G6r] Op-rijsen met der vaert. 'Tgemoet van binnen wordt dit ontstelt Al door de sinnen seer neer ghehelt, 'Tvint selden ste, van rst en vre Het wort so dick gequelt. D'eergierigheyt en verlaet my niet, Met schijn becleet, om gunsts gheniet, Die int begin, comt sluppen in, Dat men so qualijck siet. D'ydele glory en hoverdy Eyghen behaghen is me na by, Als men my prijst, of eer bewijst, Och waer ick hier van vry. Te veel hou ick van mijn verstant, Quade ghewoonte leent my de hant, Selden bevrijt, van wan-gunst, nijt Beset aen alle cant. Tis wonder wat in mijn besluyt, Ick schaem my te singhen over-luyt Dit druckt my neer, 'tbeswaert my seer, 'tcomt op veel cranckheyts uyt. Veel meer als ick wel segghen mach Soeck ick 'tbehaghen, ghelijck ick plach, In schijn van deught, ghelijck de jeught, Die wat wil sijn gheacht. Tis al in mijn, eer ickt can ghesien Tis so subtijl, hoe sal ick het vlien? 'Twaer wel eens tijt, te sijn bevrijt [Folio G6v] [fol. G6v] Want oncruyt uyt te wien. Mijn Prins die wil ick hier roepen aen Die mijn ootmoedigh is voor-ghegaen, Vyt liefde groot, al tot der doot Sijn Vader seer onderdaen. Vorige Volgende