Een geestelijck liedt-boecxken
(1616)–Anoniem Geestelijck liedt-boecxken, inhoudende nieuwe liedekens– Auteursrechtvrijinhoudende nieuwe Liedekens, nu anderwerf ghedruckt, verbetert ende vermeerdert met eenige nieuwe Leysenen, nae ghelegentheyt der Hooghtijden
Een Geestelijck Liedt,op de voys Schoon jongh Heerken.
Ga naar margenoot+ ICk weet een bloemken uytghelesen
Suyverlijck en over schoon,
Van den Vader hoogh ghepresen,
Ga naar margenoot+Dit is sijn beminde Soon,
Hoort sijn stem seer soet van toon,
Ga naar margenoot+Volght hem vry, hy is u loon,
Hy roept fijn, comt tot mijn,
Ghy beladen: ick ben de vertrooster dijn.
Ga naar margenoot+Op de Aerdt is hy ghecomen,
Almachtigh wijs ende goet,
Heeft de Menscheyt aenghenomen
Van een Maeghdeken seer soet,
| |
[Folio E3r]
| |
Godt aen-sagh haer diep ootmoet
Sy was reyn (mijn ziel die groet) Ga naar margenoot+
Haer alleyn, God ghemeyn,
Want wast waerdich, sy baerden tlevens Fonteyn.
Die my met so groot verlanghen
drie en dertigh jaer hier socht
Liet hem in een Hofken vanghen, Ga naar margenoot+
Liefde dat hem hier toe brocht,
werden also vast gheknocht,
Die so ras, Gods wilbedocht,
Op dat pas, hy ghenas, Ga naar margenoot+
My mijn zonden, daer ic in geboren was.
Hy is so ick heb ghelesen,
Met een cruys seer swaer gelaen
Na dat hy daer was verwesen Ga naar margenoot+
Na Calvarien gheghaen,
Bebloet wy haden misdaen,
Comt met my: siet dit eens aen
Wat een pijn, dit mocht sijn, Ga naar margenoot+
Neemt ter herten 'tsal u wesen medecijn.
d'Son verduystert, d'aert die scheurden Ga naar margenoot+
duysternissen werden groot
Meer als wonder daer ghebeurden
doen hy hingh aent Cruyce bloot
En storf de bittere doot
Hem bespot, daer cleyn en groot,
Is hy Godt, na 'tghebodt Ga naar margenoot+
Laet hem comen, op sijn cleeren werp men 'tlot.
Princen soud' ment al uyt spreken
wat Christus al heeft gheleen Ga naar margenoot+
Woorden souden ons ontbreken
| |
[Folio E3v]
| |
Van de spijt dies hem aendeen,
Ga naar margenoot+wiens hert niet was als een steen
worden daer tot groot gheween
want sy swaer,met een schaer
riepen cruyst hem, cryst hem als een moordenaer.
|
|