Een geestelijck liedt-boecxken
(1616)–Anoniem Geestelijck liedt-boecxken, inhoudende nieuwe liedekens– Auteursrechtvrijinhoudende nieuwe Liedekens, nu anderwerf ghedruckt, verbetert ende vermeerdert met eenige nieuwe Leysenen, nae ghelegentheyt der Hooghtijden
[Folio D7v]
| |
DEn tijdt is hier,
Wilt nu mee droevigh wesen,
Met een Revier
Ga naar margenoot+Vloeyende int saysoen,
De liefden fiet
Laet van u zijn ghepresen
Sijn zedighe manier,
Aent Cruys hangend u spoen,
Hoort hoe goedertier
Dat is de eerste bloem,
Die soo in liefd is voor ghehaen,
Bidt voor die hem aent Cruyce slaen,
Ga naar margenoot+ Vader verghevet haer, siet aen,
Want 'sen weten niet wat sy doen.
Aent Cruys voorwaer
Is hy soo hoogh verheven,
Een Middelaer,
Ga naar margenoot+Vol liefd der zielen spijs,
Comt allegaer,
Wilt hem met min aencleven,
Sijn liefd aldaer
Wilt hier in gheven prijs,
Als de Moordenaer,
Dus roept met woorden wijs,
O Heer my doch gedachtigh zijt,
Als ghy sult comen in u Rijck:
Ga naar margenoot+Sprack hy, voorwaer huyden sult ghy
Met my zijn int Paradijs.
Ga naar margenoot+De liefde reyn
Heeft hier aldus ghebleken
Ons alghemeyn
Die nu vol zonden zijn,
Tot troost certeyn,
| |
[Folio D8r]
| |
Comt nu ghy ingheseten,
Tot die Fonteyn,
Der zielen Medecijn,
Dat edele greyn,
Siet hier de Moeder sijn
Seyde: Vrouw siet uwen Soon, Ga naar margenoot+
Daer nae, siet uwe Moeder schoon,
Hoort doch hier eens dese toon
Vol lief' alst Christelijn.
O liefde groot
Wie soud u niet beminnen?
In sulcken noot
Werden ghy noch versmaet, Ga naar margenoot+
Die totter doodt
Sijn bloet hadt laten rinnen,
Voor ons zondaers snoot,
Een vaste toeverlaet,
Hanghende bloot
Aent Cruys, roept metter daet:
Mijn Godt, Mijn Godt,(nu hoort en siet) Ga naar margenoot+
Wiens tranen sullen breecken niet,
Als dit gheluyt sijn hert inschiet,
Waerom ist dat ghy my laet?
Toont liefdens aert
Wilt medoghen bewijsen: Ga naar margenoot+
Godt openbaert
Sijn liefd int aertsche dal:
(Siet hoe vermaert)
Dit is voorwaer de spijse,
Die hy verclaert,
En d'Vader gheven sal,
Bent ghy beswaert,
Siet hy roept over al,
| |
[Folio D8v]
| |
Ga naar margenoot+ Mijn dorst, mijn dorst, comt alghemeyn
Laeft my al met een hertgen reyn,
Dit gheschiedt om u certeyn,
Die doodt bent door Adams val.
Tis al berydt
Gaet't Bruylofts cleedt aentrecken,
Ga naar margenoot+Door suyverheyt
Wt alder zielen cracht:
Tot danckbaerheyt
Soo wil u ziel verwecken,
Met tranen beschreydt,
Dat ghy soo onbedacht,
Van achtloosheyt
Soo dickwils zijt versmacht:
Dat ghy by nae vergheten soudt,
Christus die sturf acent aent cruycen hout:
Och herten die soo menighfout
Ga naar margenoot+ (Roept)Het is al volbracht.
Princen wilt gaen
De Aerdt begint te beven,
Wy hebben misdaen
Allegaer minst en meest.
Siet dit eens aen
Aent Cruys wordt ons vergheven.
Comt die zijt belaen,
Comt al ter hoogher Feest,
Siet de Pellicaen,
Zijt langher niet bevreest,
'tVoorhancsel scheurt, hy breeckt de bant,
(Siet hoe dat Godt in liefde brandt)
(Roept) Vader in uwen handt,
Beveel ick mijnen geest.
|
|