Geestelijcke harmonie
(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht
[pagina 159]
| |
V Godt Vader in eewigheyt,
Vreest die werelt wijt ende breet.
All’ Engelen en hemels heyr,
Loven u sonder al besweer.
Oock Cherubin en Seraphin,
Roepen met onophoorlicker stem.
Heylich, heylich, heylich is Godt,
Der hoochster Heer van Sabbaoth.
Het moet die hemel en erde,
Van u glori vervult werde,
Dat Apostolisch choor voorwaer,
Oock der lieven Propheten schaer,
Och dat fris Martelaers getal
Looft u met grooter eeren schal.
Die gantse werde Christenheyt,
Bekent u Heer met eenigheyt.
V Vader in den hoochsten throon,
V waren en eenigen Soon,
Desgelicks oock met aller feest,
Den trooster den Heiligen Geest.
Koning der glori’ Iesu Christ,
Des vaders eenig soon du bist.
Ons te verlossen van den doot,
Mensch te worden u niet verdroot.
Als ghy verstoort hadt des doots kracht,
Die gelobigen te hemel bracht.
Ghy sidt aen s’Vaders rechter sijdt,
In sijn glori tot aller tijt.
Een Richter sult gy kommen wis,
Van al dat doot en levendigh is.
Daerom bidden wy komt ons doch te hulp met spoet
Die ghy ons verlost hebt door u dierbare bloet.
Maeckt ons met der heyliger heer,
Deylachtich der eewiger eer.
| |
[pagina 160]
| |
Salveert u volck en geeft haer heyl,
En gebenedijt u erfdeyl.
Regeert haer oock doch mildelick,
Ende verheft haer eewiglick.
V prysen wy met neerstigheyt.
Van dach tot dach in eewigheyt.
Wilt ons doch Heer bewaren,
Van sond en duyvels bekaren,
Erbarmt u onser o Heere,
Wilt u oogen tot ons keere.
Geeftonsu bermherticheyt schoon,
Glijck wy ons hopeningh tot u doen.
Op u Heer staet mijn vertrouwen,
Eewiglijck salt my niet rouwen.
|
|