Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende LXII. Heer Iesus heeft een hofken daer schoon bloemen staen, Daer in soo wil ick plucken gaen, t’is wel ghedaen: Men hoort daer niet dan Englen sanc, en herpe gespel Trompetten en klaretten, en die veeltjens also wel, Trompetten, &c. Die Lelikens die ick daer sach, sijn suyverheydt, Die soete Violetten, sijn ootmoedicheyt. Men hoort, &c. De schoone purper’ Roose was de lijdtsaemheyt, De schoon vergulde Goudebloem, gehoorsaemheyt Men hoort, &c. Noch wasser een die boven al spanden de kroon, Coron’ Imperiale, t’was de liefde schoon, Men hoort, &c. Maer d’allerschoonste beste bloem al in dat Hof Dat was den Heere Iesus soet, dus sy hem lof. Men hoort, &c. Och Iesus al mijn goet, en al mijn salicheyt, Maeckt van mijn hert u hoveken, het is bereyt. Men hoort, &c. Vorige Volgende