Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende LIX. Een aenspraeck tot ons L. Vrou vande verrijsenis ons Heeren Iesu Christe. Hemelsche Coninginne, Verblijt u nu, verblijt u nu, Want Iesus dien ick minne Die komt tot u, die komt tot u, die komt tot u. Die ghy waert weert te dragen In uwen schoot, in uwen schoot, Verrijst na schrifts gewagen, Ras vander doot, ras vander, ras vander doot. Reyn Maget wtgelesen Bidt uwen Soon, bidt uwen Soon, Dat hy ons genaedich wese, En ons verschoon, en ons, en ons, &c. Wilt toch van ons af wenden [pagina 84] [p. 84] Sijn gramschap groot, sijn gramschap groot Verweckt in ons ellenden Met sonden snoot, met sonden, met sonden snoot. Versoent den Heer der Heeren, Op ons verstoort, op ons verstoort, Biddend’ die u met eeren Altijt verhoort, altijt verhoort, altijt verhoort. Vant sware jock der sonden ’t Welck ons mishaegt, ’t welck ons mishaegt. Dat wy werden ontbonden Helpt suyver Maegt, helpt, helpt, &c. Wilt van’t Serpent bevrijden In stervens noot, in stervens noot, Doet ons ontgaen, nae t’strijden D’eewige doot, d’eewige doot, d’eewige, &c. Looft Godt en jubileret Met soeten toon, met soeten toon. Want hy door t’kruys regieret Verresen schoon, verresen schoon, verresen schoon. Vorige Volgende