Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende XL. Van het nieu Iaer. Met desen nieuwen Iare, So wort ons openbare, Hoe dat een Maeghet vruchtbare, Die werelt heeft verblijt. Gelovet moet sijn, Dat soete kindekijn, Geeret moet sijn, Dat soete Maeghdekijn, Nu een eewiglick tot aller tijt. Hoe wel was haer te moede, Dat sy in vleesch en bloede, Aensach haers hertzen hoede Den Heere gebenedijt. Gelovet, &c. sy baerd’ hem sonder pijne, En bleef een Maghet fijne, Des sondaers medecijne, Des hebben de Ioden nijt. Gelovet, &c. De Engels songen schone, Glori al inden throne, Ter eeren, en ter croone, Der kints gebenedijt. Gelovet, &c. Als acht dagen waren geleden, Doe wert Iesus besneden, Al na der Ioden seden, [pagina 53] [p. 53] D’welck ons van sonden vryt. Gelovet, &c. Wt Orienten lande, Quamen ter offerhande Dry Koningen onbekande, Godt sy gebenedijt. Gelovet, &c. Vorige Volgende