Gard Sivik. Jaargang 2(1956-1957)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] paul snoek / moedpompen 1 Een schitterend reiziger ben ik niet, want ik verspreid zwart licht. Let op de woestijn van dit teken: stenen worden geslepen door de sterren, die een lied voor mannen zijn, voor ruwe doriërs. Maar ik word door niemand geslepen. Ik ben steeds op doorreis naar een zeewaarts paleis, maar voor ik de slijpsteen in zicht heb, verlies ik mijn magische vleugels. Een schitterend reiziger ben ik niet, want ik kwam te laat voor het tweegevecht. [pagina 10] [p. 10] 2 Wat zal ik de huisdieren zeggen? Breekt mijn standbeeld. Strijkt mijn heuvels glad, wordt boomstam. Wordt een volk'. Ik zal mij weten te beheersen. Kaarsrecht zal ik lopen als een glasraam. Een kater zal ik worden, een lachziek schootdier, dat een rivier vol ratelend ijzer kan verscheuren. En de dieren zullen schreeuwen: ‘Kijk, hoe de bliksem zijn luidkeelse kracht heeft verloren’. [pagina 11] [p. 11] 3 Nu groei ik op een eiland. Ik heb het gewild. Het leven nam ik op als een huwelijksreis. Een zaaigebaar boven een speels bed. Ik droomde van zachte lagunen. Van onbeboste hemels vol palmen en van nooit op kaart gebrachte baaien overbevolkt van vrouwen. Redden kan mij alleen de kalmte van een afvoerkanaal, de rust van een berustende zee. Mijn nagelaten werk in flessen. Waarom zou ik nog rillen bij het horen van mijn volkslied? [pagina 12] [p. 12] 4 Geel en blauw zijn de sterren des avonds, maar in de morgen worden ze groener. Als de mannen samenhokken in een zondig klooster, dat grote meloenen van gebeden in de hemel te rijpen hangt. Dan word ik honds en ga ik olieslagen in de stofgoudbomen, waar rupsen, olifanten wonen en veel meisjes die niets zien. Maar 's nachts alleen, haha, wanneer de zon haar lelijk ei legt op een ander werelddeel. Vorige Volgende