Forum der Letteren. Jaargang 1988
(1988)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |||||||||||||
Identiteit van zwarte vrouwen in romans
| |||||||||||||
InleidingIn essays en kritieken over de romans van zwarte schrijfsters uit het Caraïbisch gebied en de Verenigde Staten komen we de term identiteit veelvuldig tegen, zonder dat er nauwkeurig wordt aangegeven wat daarmee nu precies wordt bedoeld. De vraagstelling rond de identiteit in romans uit verschillende gebieden leent zich bij uitstek voor interdisciplinaire samenwerking. Tot nu toe is er bij intercultureel onderzoek relatief weinig gekeken naar de mogelijkheden bijdragen uit verschillende wetenschapstakken te combineren. Uitgaande van een analogie tussen fictie en maatschappij zal in dit artikel nagegaan worden in hoeverre concepten uit de sociologie en antropologie bruikbaar zijn bij de analyse van romans. Om enige helderheid omtrent het begrip identiteit te verkrijgen, zullen enkele aspecten van de identiteitsproblematiek uiteengezet worden, te weten: het tijdstip van ontstaan van identiteit bij het individu en identiteitsonzekerheid. De romans Pluie et vent sur Télumée Miracle van Simone Schwarz-Bart uit Guadeloupe, het Caraïbisch gebied, en Betsey Brown van Ntozake Shange uit de Verenigde Staten dienen als illustratie van het theoretische gedeelte.Ga naar eind/1/ Beide schrijfsters zijn in hun eigen land reeds zeer bekend. Door de groeiende belangstelling voor romans van zwarte schrijfsters, krijgt hun werk zo langzamerhand ook in Nederland enige aandacht. Genoemde romans werden gekozen omdat ze elk op eigen wijze een complex beeld van de identiteit van een zwart vrouwelijk hoofdpersonage geven. Pluie et vent sur Télumée Miracle en Betsey Brown zijn een duidelijke reactie op tot dan toe gepubliceerde romans, waarin zelden een zwart vrouwelijk hoofdpersonage centraal stond. Was dit wel het geval, dan werd ze stereotype afgebeeld. In beide werken wordt de identiteit van het zwarte vrouwelijke hoofdpersonage bepaald door onder andere de vrouw/man- en zwart/wittegenstellingen, klasseverschillenGa naar eind/2/, alsmede door tradities uit de regio's waar de romans zich afspelen. Zoals in het theoretische gedeelte zal worden beargumenteerd, wordt de identiteit van het individu in hoge mate bepaald door de maatschappelijke context. Binnen deze context spelen de media een belangrijke rol. Ze kunnen instandhouding of doorbreking van stereotypen beïnvloeden. Stelselmatige | |||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||
negatieve beeldvorming op b.v. televisie en radio kan identiteitsonzekerheid aanwakkeren of versterken. Ook literatuur kan een rol spelen bij positieve of negatieve beeldvorming rond identiteit. In dit artikel is er voor gekozen de zwarte vrouwelijke identiteit te bestuderen vanuit het oogpunt van de zwart/wit- en vrouw/man-tegenstelling. Uitgangspunt is de opvatting dat identiteit zich deels laat definiëren door datgene waar ze zich tegen afzet. Dit betekent geenszins dat zwarte identiteit alleen wordt bepaald door de verhouding met witten, noch dat de vrouwelijke ervaring slechts wordt gevormd door de relatie met mannen. De scheiding van de componenten ‘vrouwelijk’ en ‘zwart’ binnen de zwarte vrouwelijke identiteit is slechts in theorie te maken. June Jordan noemde de vraag naar wat belangrijker is - zwart zijn of vrouw zijn - al in 1981 een pseudo-dilemma (Jordan, 1981, p. 176). | |||||||||||||
Ontstaan van identiteit en identiteitsonzekerheidWanneer we over identiteit spreken, moeten twee zaken goed worden onderscheiden: het tijdstip van ontstaan van de identiteit bij het individu en het moment waarop iemand zich vragen over eigen plaats en rol in de omringende wereld gaat stellen. Bij dit laatste kan identiteitsonzekerheid optreden: men kan zich afvragen wie men nu eigenlijk is, tot welke groep(-en) men behoort, of er continuïteit met het verleden - zowel het eigen verleden als dat van de groep(-en) - is, hoe de eigen identiteit zich tot de context verhoudt. Alhoewel de term identiteit reeds lang gebruikt werd in tal van disciplines, is het de psychoanalyticus Erik Erikson geweest die gezorgd heeft voor de verbreiding van dit begrip vanaf de jaren zestig. Erikson beschrijft de verschillende fasen waarin de identiteit wordt opgebouwd en noemt velerlei soorten identiteit (negatieve, groeps-, vrouwelijke, ‘Negro’-identiteit, enz.; Erikson, 1968). Nergens geeft hij echter een strakke, eenduidige definitie van dit begrip. Dat het niet eenvoudig is een dergelijke definitie te geven, bewijzen wel de vele publicaties over identiteit. Tal van auteurs hebben vanuit verschillende wetenschappen geprobeerd dit concept te omschrijven en af te bakenen. Sommige reduceren het begrip tot een antwoord op de vraag ‘wie ben ik?’ (b.v. Koot en Venema, 1985, p. 94), anderen geven paginalange definities (b.v. Goffman, 1963, p. 73-74; Mucchielli, 1986, p. 119). Erikson beschouwt de fase van de puberteit en adolescentie als essentieel voor de vorming van de identiteit. Voor ons is het de vraag of het gerechtvaardigd is zo sterk de nadruk te leggen op één levensfase, omdat de verdeling van het menselijk leven in fasen van maatschappij tot maatschappij kan verschillen. Identiteit kan beter worden opgevat als een proces waarbij maatschappelijk bepaalde en individuele variaties mogelijk zijn. Wij hanteren het begrip identiteit als volgt: identiteit is de levenslange ontwikkeling van iedere persoon die gekenmerkt wordt door continuïteit in verschillende omstandigheden en waarbij anderen als referentiekader dienen waarmee relaties van overeenkomst en/of contrast onderhouden worden. Dit proces kan - echter alleen in theorie - worden stilgezet om er momenten uit te lichten. Aan de hand van deze momentopnamen kunnen het verleden en de toekomstverwachtingen van de desbetreffende persoon geëvalueerd worden. | |||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||
Bovenstaande sluit aan bij de theorie over opbouw van de werkelijkheid zoals bijvoorbeeld Berger en Luckmann die uiteengezet hebben in The Social Construction of Reality (1966). Volgens hen wordt de basis voor de vorming van de identiteit gelegd tijdens de eerste socialisatie. Socialisatie betekent invoering van het individu in de objectieve wereld van de maatschappij. Het individu internaliseert de normen en rollen die door de ‘significante anderen’Ga naar eind/3/ (opvoeders, naaste verwanten enz.) worden aangereikt. Het ervaart deze normen en rollen in het algemeen als vanzelfsprekend en onvermijdelijk: in die zin kan men dus spreken van een ‘objectieve’ wereld. Invulling en duur van de eerste socialisatie kunnen van maatschappij tot maatschappij en van groep tot groep binnen een samenleving verschillen. Bij de tweede socialisatie dienen verworvenheden uit de eerste fase (b.v. taal) als basis voor verdere ontwikkeling. Ook in de tweede socialisatie is contact met anderen van groot belang. Eerder had de socioloog Goffman in Stigma (1963) gewezen op de rol van de anderen bij identiteitsvorming: ‘The self must not only be offered, it must be accepted.’ (Goffman, 1963, p. 41). Dit betekent dat er reeds in een zeer vroege levensfase een wisselwerking met de anderen plaatsvindt. De omgeving accepteert een persoon indien deze aan de door haar gestelde normen voldoet. In het socialisatieproces lopen de ontwikkeling van identiteit en het leren van taal parallel: taal is een van de voornaamste elementen die elk individu zich tijdens de eerste socialisatie eigen maakt. Daarnaast is er een directere relatie tussen taal en identiteit. Ieder mens heeft voortdurend impliciete en expliciete bevestiging van haar/zijn identiteit nodig en vindt die vooral in conversaties met anderen. Sommige mensen uit de sociale wetenschappen, zoals Johnson Powell, Ardener en Goffman, suggereren dat ook literatuur een rol kan spelen bij bevestiging en/of ondermijning van identiteit: ‘It should be added that not only are personal experiences retrospectively identified as turning points, but experiences once removed may be employed in this way. For example, a reading of the literature of the group may itself provide an experience feit and claimed as reorganizing’ Identiteit is dus constant in beweging en wordt medebepaald door de leefomgeving. Berger en Luckmann plaatsen identiteit steeds binnen wat zij ‘symbolische universa’ noemen. Een symbolisch universum is een theoretische constructie die zin en betekenis verleent aan elk handelen, elke gebeurtenis binnen een samenleving. Het legitimeert en verklaart de institutionele orde van een maatschappij. Onder institutionele orde verstaan we hier het geheel van waarden, normen en opvattingen die het dagelijks leven regelen en bepalen. Deze orde geldt in principe voor een ieder die binnen die maatschappij leeft. Voorbeelden van symbolische universa zijn religieuze of politieke overtuigingen. Alhoewel een symbolisch universum de totaliteit van een samenleving omvat, is er steeds een perspectief van waaruit dat geheel wordt gestructureerd. Is de basis van het symbolisch universum religieus, dan zal ook het politieke leven doortrokken | |||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||
zijn van geloofsprincipes. Wordt de basis van het symbolisch universum gevormd door een politieke doctrine, dan wordt vanuit dat gezichtspunt een plaats toegekend aan de religie. We moeten hierbij wel aantekenen dat de theorie van Berger en Luckmann een schematische weergave van de werkelijkheid is. In de praktijk is het niet zo dat er eerst normen en waarden zijn, die vervolgens op een hoger niveau gelegitimeerd en verklaard worden. Er is een voortdurende wisselwerking tussen normen, waarden en de rechtvaardiging ervan. Desalniettemin hebben we het begrip symbolisch universum gehandhaafd bij de bestudering van de identiteitsproblematiek. Het kan helpen verklaren onder welke omstandigheden identiteitsonzekerheid optreedt. Het is immers mogelijk dat er binnen een maatschappij mensen leven die niet het symbolisch universum van de dominante groep delen. Een goed voorbeeld vormt de situatie van de Afro-Amerikanen, die nog steeds op velerlei gebieden een ondergeschikte positie innemen ten opzichte van Euro-Amerikanen. Deze laatsten bepalen over het algemeen de normen en waarden die maatschappelijk van kracht zijn in de Verenigde Staten. Ze leggen deze op aan andere groepen binnen de samenleving. Afro-Amerikanen worden geconfronteerd met een negatief beeld van hun cultuur en tradities. Wanneer ze zich niet aanpassen aan de hun opgelegde normen en waarden, ontstaat er een discrepantie tussen het symbolisch universum waarin zij gedwongen zijn te leven en hun eigen opvattingen. Ook als ze zich trachten aan te passen, kunnen er evenwel problemen ontstaan, want aanpassing wordt maar tot op zekere hoogte geaccepteerd door de dominante groep. Er zijn elementen binnen de identiteit, zoals uiterlijk, waar het individu weinig invloed op heeft, maar op grond waarvan wel gediscrimineerd kan worden. In Stigma heeft Goffman gewezen op het bijzondere karakter van normen betreffende de identiteit: ‘At the same time, mere desire to abide by the norm - mere good will - is not enough, for in many cases the individual has no immediate control over his level of sustaining the norm. It is a question of the individual's condition, not his will; it is a question of conformance, not compliance.’ De Afro-Amerikaanse schrijfster Audre Lorde spreekt in dit verband van ‘mythische normen’: ‘Somewhere, on the edge of consciousness, there is what I call a mythical norm, which each one of us within our hearts knows “that's not me”. In america, this norm is usually defined as white, thin, male, young, heterosexual, christian, and financially secure. It is with this mythical norm that the trappings of power reside within this society.’ Leeft men in een maatschappij waarvan men het symbolisch universum niet deelt en beleeft men bijgevolg de werkelijkheid op een andere manier, dan kan identiteitsonzekerheid optreden. Mensen met eigen opvattingen, waarden en | |||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||
normen kunnen binnen een symbolisch universum een afzonderlijke groep vormen, waarbij een bepaalde identiteit gemeenschappelijk wordt. Er ontstaan dan zogenaamde tegendefinities van de werkelijkheid. Of deze eigen definities brede maatschappelijke invloed hebben, hangt in het algemeen van machtsfactoren af. In Women of the Caribbean (1986) stelt Pat Ellis: ‘Control by the dominant culture is never total; the dominated group continues to have its own counter-culture rooted in its own experiences and social reality.’ (Ellis, 1986, p. 96). Een vergelijkbare problematiek treffen we aan in diverse artikelen van de cultureel antropologe Shirley Ardener (1975, 1981). Hoewel Ardener de term identiteit slechts terloops gebruikt, is haar analyse van relaties tussen groepen in een samenleving hier relevant. Op basis van de machtsverhoudingen binnen een maatschappij maakt zij onderscheid tussen ‘dominant’ en ‘muted groups’: ‘a society may be dominated or overdetermined by the model (or models) generated by one dominant group within the system.’Ga naar eind/4/ (Ardener, 1975, p. xii). Een gedomineerde groep kan een eigen normsysteem voortbrengen dat niet overeenkomt met dat van de dominante groep; Ardener spreekt dan van ‘counterpart model’. Het symbolisch universum van Berger en Luckmann omvat zoals gezegd de hele maatschappelijke orde. Gedomineerde groepen hebben echter geen gelijkwaardig aandeel in het symbolisch universum. Het onderscheid dominant/gedomineerd is ook op andere, minder omvattende, niveaus te gebruiken. Binnen een gedomineerde groep kunnen weer dominant/gedomineerde relaties ontstaan. Deze gelaagdheid is te illustreren aan de hand van het eerder genoemde voorbeeld met betrekking tot de Verenigde Staten. Vanuit het perspectief van de zwart/wit-verhouding behoren de Afro-Amerikanen tot de gedomineerde groep. Kijkt men echter naar de vrouw/man-verhouding, dan blijken mannen, ook Afro-Amerikaanse, een dominante positie in te nemen. Afro-Amerikaanse feministen besteden in hun werk veel aandacht aan beide vormen van onderdrukking (Angela Davis, 1981; Bell Hooks, 1982). | |||||||||||||
Identiteit en literatuurIdentiteitsonzekerheid, ontstaan door gebrek aan overeenstemming tussen de eigen normen en het symbolisch universum van de samenleving, kan worden versterkt door stelselmatige negatieve beeldvorming. Johnson Powell (1979) gaat nog verder. Zij beweert dat negatieve beelden direct kunnen leiden tot identiteitsonzekerheid: ‘the bombardment of the self with negative self-pictures, and negative judgements and evaluations leads to serious problems in the emergence of self-esteem and the entire identity system.’ Het lezen van romans kan een vergelijkbare uitwerking hebben, alhoewel de invloed veel kleiner is dan die van televisie, radio of kranten om de eenvoudige reden dat romans over het algemeen minder mensen bereiken. Maryse Condé spreekt over literatuur als ‘Ie fait d'une minorité relativement privilégiée’ (Condé, 1979, p. 5). | |||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||
Zwarte schrijfsters uit het Caraïbisch gebied en de Verenigde Staten hebben zich in interviews en essays regelmatig uitgesproken over de invloed die negatieve beelden in fictie volgens hen kunnen hebben op de identiteit. Zo zegt de Afro-Amerikaanse Alexis Deveaux: ‘And I'm very concerned about the images of Black women in literature because whatever is written down becomes the word, and the word is permanent and stays, long after the writer and the people are gone.’ (Washington, 1980, p. 15). In de periode dat veel van de schrijfsters die nu publiceren opgroeiden, werd er bij de opvoeding - met name op school - nauwelijks zwarte literatuur gebruikt. Zwarte kinderen in het Caraïbisch gebied en de Verenigde Staten werden - en worden in veel gevallen nog steeds - grootgebracht met overwegend Europese en Euro-Amerikaanse boeken. In een van haar essays vertelt Paule Marshall hoe ze tijdens haar tienertijd alles las dat ze tegenkwam - van Jane Austen tot de cowboyverhalen van Zane Grey -, maar toch altijd het gevoel had dat er iets ontbrak (Marshall, 1983, p. 10). Tot dan toe was er nauwelijks of geen geschreven literatuur voorhanden waarin een genuanceerd beeld van zwarte personages werd gegeven. Alle belangrijke personages waren wit; het enkele zwarte personage dat voorkwam werd in de regel negatief afgeschilderd of nauwelijks uitgediept. Ook zwarte mannelijke auteurs gaven in hun romans dikwijls een cliché-matig beeld van zwarte vrouwen. Criticus Stephen E. Henderson: ‘depicted as queens or princesses, or as earth mothers and idealized Big Mommas of superhuman wisdom and strength, they were unrecognizable as individuals.’ (Evans, 1984, p. xxiv). De constatering dat zwarte vrouwen in fictie van zowel witte schrijver/-sters als zwarte schrijvers over het algemeen stereotype werden afgebeeld, is voor een aantal vrouwen in het Caraïbisch gebied en de V.S. een extra stimulans geweest zelf te gaan schrijven. | |||||||||||||
Bespreking van de romansSchrijfsters als Schwarz-Bart en Shange geven in hun romans een genuanceerd beeld van zwarte vrouwelijke identiteit en zullen het ongetwijfeld eens zijn met romancière Gayl Jones (V.S.) wanneer zij verklaart: ‘“Positive race images” are fine as long as they're very complex and interesting personalities.’ (Tate, 1985, p. 97). Naast de zwart/wit- en vrouw/man-tegenstellingen, die hier aan de hand van de twee genoemde romans nader belicht zullen worden, dragen thema's als klasseverhoudingen, de relatie tussen verschillende generaties en solidariteit tussen vrouwen, bij tot de vorming van een complex beeld. Al naar gelang de context, wordt in romans de nadruk gelegd op een bepaalde thematiek en komen verschillende vormen van onderdrukking aan de orde. Staat in de ene roman sexisme centraal, in een andere kan het accent liggen op racisme, klassisme of onderdrukking op grond van sexuele geaardheid.Ga naar eind/5/ | |||||||||||||
Betsey BrownDe roman Betsey Brown (BB) concentreert zich op een korte periode in het leven van het hoofdpersonage: ‘that Indian summer of 1959’ (BB, p. 13). Betsey Brown | |||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||
begint zich al vroeg, op dertienjarige leeftijd, vragen te stellen over haar plaats en rol in de omringende wereld. In het gezin waarin ze opgroeit, neemt ze kennis van normen en waarden die soms uiteenlopen. Door de verschillende visies op vrouw/man-, zwart/wit- en klasseverhoudingen, is het voor haar niet in elke situatie begrijpelijk welk gedrag er van haar verwacht wordt. Bovendien wordt ze buiten het gezin geconfronteerd met het symbolisch universum van de witte groep, waarbinnen de zwarte cultuur een ondergeschikte plaats heeft. Dit leidt tot identiteitsonzekerheid: ‘They all want me to be somebody else. And I'm just Betsey Brown’ (BB, p. 128). De twee symbolische universa waarin Betsey zich beweegt, worden in de roman uitgebreid geïllustreerd. Enerzijds brengt Greer, de vader van Betsey, de kinderen bij dat ze trots op hun Afro-Amerikaanse cultuur moeten zijn. Dit toont hij hun door voorbeelden uit onder andere zwarte literatuur en muziek aan te halen. Hiermee maakt Shange het belang van positieve voorbeelden voor de identiteit tot een thema in de roman. Anderzijds groeit Betsey op in de periode van schoolintegratie: ze moet naar een school met overwegend witte kinderen en witte leerkrachten. Integratie betekent in het Zuiden van de V.S. dat zwarte kinderen zich volledig aan moeten passen aan het witte normsysteem: ‘Betsey couldn't understand why they weren't good enough already. Why did she have to take three buses to learn the same things with white children that she'd been learning with colored children?Ga naar eind/6/ How was she going to keep her friends if she never saw them? Why didn't the white children come to her school? Let them get up at dawn and take a trillion different trolleys. Why did the Negroes have to do everything the hard way? Why weren't they good enough already?’ Een zwarte dichter als Paul Laurence Dunbar komt op de geïntegreerde school niet voor bestudering in aanmerking: ‘But this teacher tried to make me think that being colored meant you couldn't write poems or books or anything. She called him an unacceptable choice.’ Binnen het gezin is ook niet iedereen zo positief over het zwart zijn. Vida, de grootmoeder, uit zich menigmaal negatief over de gitzwarte huidskleur van haar schoonzoon en zijn interesse voor de ‘Africa mess’ (BB, p. 25). Daar tussenin staat Jane, Betsey's moeder, die de opvoedende rolvan haar man waardeert, maar zijn ‘negerachtig gedrag’ (BB, p. 144) wel eens verwerpt. Er bestaat dus binnen de zwarte gemeenschap een diversiteit aan invalshoeken om met het Afro-Amerikaans zijn om te gaan. Klassebewustzijn is hierbij een belangrijke factor. Betsey komt uit een goed gesitueerd gezin: haar vader is arts en haar moeder sociaal werkster. Aanvankelijk realiseert het hoofdpersonage zich niet hoe de klasseverhoudingen liggen. De maatschappelijke positie van het gezin | |||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||
Brown gaat meespelen als Betsey in haar onnadenkendheid de zwarte werkster wegpest. Zo begint Betsey een besef te krijgen van de sociale positie van haar familie. Vanuit het perspectief van de zwart/wit-tegenstelling behoort Betsey tot de gedomineerde groep; vanuit het oogpunt van klasseverhoudingen maakt ze echter deel uit van een relatief geprivilegieerde groep. Ardener's begrip van gelaagdheid wordt hier duidelijk geïllustreerd. Betsey's beeld van de liefde wordt in hoge mate bepaald door de vrouw/man-relaties waarmee ze in haar directe omgeving geconfronteerd wordt: de nostalgische dromerijen van Vida over ‘haar Frank’, haar nog altijd zeer verliefde ouders en de huishoudster Regina en haar minnaar Roscoe. In deze roman wordt de vrouw/man-relatie minder sterk gekenmerkt door antagonisme dan de zwart/wit-verhouding. De relaties verlopen weliswaar niet probleemloos, maar dit komt eerder voort uit externe omstandigheden dan dat er sprake zou zijn vaneen radicale tegenstelling tussen een ‘mannelijk’ en een ‘vrouwelijk’ symbolisch universum. Problemen tussen Jane en Greer betreffen zelden hun persoonlijke relatie: ‘No, Betsey knew when her parents were arguing it was most likely on accounta the children. Then there was the problem of the white people and money.’ (BB, p. 51). Door de complexiteit aan meningen om haar heen wordt Betsey in verwarring gebracht. Haar identiteitsonzekerheid leidt uiteindelijk tot een crisis: ze spijbelt van school en loopt weg van huis. De confrontatie met de werkelijkheid van hardwerkende en gedesillusioneerde vrouwen in de schoonheidssalon waar ze naar toe gaat, is een keerpunt in haar leven. Ze begint zich te realiseren dat de problemen en vragen waar ze mee te kampen heeft niet alleen haar persoonlijk betreffen, maar in een veel bredere context geplaatst kunnen worden. Betsey's situatie - in haar ogen zeer gecompliceerd - is slechts een afspiegeling van de structuur van de Amerikaanse maatschappij. Het wegloop-incident, hoogtepunt in de roman, heeft geen rampzalige gevolgen voor Betsey. Integendeel. Eenmaal terug in haar ouderlijk huis wordt ze met open armen door allen ontvangen. Betsey Brown heeft een aantal illusies verloren, maar aan zelfvertrouwen gewonnen. De vorming van haar identiteit is hiermee nog lang niet afgerond: ze is immers pas dertien. | |||||||||||||
Pluie et vent sur Télumée MiracleIn Pluie et vent (PV) vinden we veelvuldig algemene uitspraken over ‘la femme’ en ‘le nègre’. Ze worden echter steeds door verschillende personages en vanuit verschillende perspectieven gedaan, waardoor er geen eenduidig beeld van zwarte of vrouwelijke identiteit in het algemeen ontstaat. Wel geeft het verhaal een beeld van de zwarte vrouwelijke identiteit van het hoofdpersonage Télumée Miracle.Ga naar eind/7/ Simone Schwarz-Bart volgt het hoofdpersonage vanaf haar jeugd tot in de ouderdom. Télumée komt op tienjarige leeftijd bij haar grootmoeder Reine Sans Nom in huis. Reine voedt haar op en er ontstaat een hechte band tussen grootmoeder en kleindochter. Reine's visie op het leven speelt een enorme rol bij de ontwikkeling van de identiteit van Télumée. Zij geeft haar levenswijsheid en opvattingen door aan Télumée middels spreekwoorden, gezegden, verhalen en | |||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||
liederen, die een belangrijk onderdeel van de dagelijkse communicatie tussen hun vormen. Télumée leert van haar grootmoeder respect te hebben voor de leefomgeving, zowel voor de natuur als de mensen en hun tradities. Ze brengt haar een gevoel van eigenwaarde bij, essentieel in de vorming van de identiteit: ‘Toussine était une femme qui vous aidait a ne pas baisser la tête devant la vie’, (PV, p. 11). Naarmate ze ouder wordt internaliseert Télumée haar grootmoeder's levensvisie zo, dat de gelijkenis tussen de twee vrouwen onmiskenbaar is. De solidariteit tussen zwarte vrouwen vormt een belangrijk thema bij Schwarz-Bart. De tegenstelling tussen zwart en wit wordt in Pluie et vent van meet af aan benadrukt. Al op de eerste pagina brengt Télumée in herinnering: ‘il n'y a guère, mes ancêtres furent esclaves’ (PV, p. 11). Schwarz-Bart laat zien dat slavernij en kolonialisme in het geheugen van beide groepen gegrift staan en de dagelijkse omgang bij voortduring beïnvloeden. Dat die oude machtsverhoudingen nog steeds doorspelen, wordt goed geïllustreerd door de relatie tussen Télumée en de witte familie waarvoor ze gaat werken, ‘les descendants du Blanc des blancs’ (PV, p. 88). Madame Desaragne heeft een uitgesproken stereotype beeld van zwarten en geneert zich er niet voor Télumée deelgenoot te maken van haar vooroordelen: ‘ah, savez-vous au juste qui vous êtes, vous les nègres d'ici?... vous mangez, vous buvez, vous faites les mauvais, et puis vous dormez... un point c'est tout.’ Monsieur Desaragne onttrekt zich evenmin aan stereotypering: ‘écoute, j'ai besoin d'une petite négresse qui chante dans la vie et plus vive qu'un éclair, j'ai besoin d'une petite négresse si noire que bleue, c'est ce que j'aime...’ Zijn gedrag weerspiegelt de klassieke houding van witte mannen tegenover zwarte vrouwen. Het beeld van de zwarte vrouw als iemand die altijd sexueel beschikbaar zou zijn, is een overblijfsel uit de slavernij-periode, waarin witte mannen zwarte vrouwen niet alleen misbruikten als arbeidsters, maar tevens als lustobject (zie Rhoda Reddock: Ellis, 1986, p. 28). De klasseverhoudingen zijn in Pluie et vent sterk verbonden met de zwart/wit-tegenstelling; zwart zijn betekent hier in de regel tot de minst geprivilegieerde klasse behoren. Het meest sprekende voorbeeld is dat van Télumée bij de familie Desaragne, maar ook bij de staking (p. 221-222) zien we zwarte arbeiders tegenover witte werkgevers. Alhoewel enkele passages - zoals Télumée's weerzien met haar zuster (p. 66) - aangeven dat er ook binnen de zwarte gemeenschap klasseverschillen zijn, ligt hier in deze roman toch veel minder de nadruk op dan in Betsey Brown. De zwart/wit-relatie wordt in deze roman sterk gekenmerkt door antagonisme: de historische verhoudingen lijken vooralsnog toenaderingspogingen uit te sluiten. Voor de vrouw/man-verhouding ligt dit anders. De problemen tussen vrouwen en mannen komen niet voort uit een strikte tegenstelling tussen de sexen: | |||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||
‘C'est la structure sociale d'un pays dominé, l'exploitation dont les nègres sont victimes qui ne permettent pas le bonheur des êtres, et détruisent les couples.’ Dit is waarneembaar in de relatie tussen Télumée en Élie, haar jeugdvriend. In eerste instantie weerstaat Élie de druk van zijn vrienden, die vinden dat het zijn mannelijke eer te na is elke avond op tijd bij Télumée thuis te zijn. Het geluk van Télumée en Élie geeft ook andere vrouwen hoop dat het mogelijk is een harmonieuze relatie tussen man en vrouw op te bouwen. Wanneer Élie zijn werk echter verliest, begint hij te drinken en Télumée te mishandelen. Télumée, die dacht haar plaats in het leven te hebben gevonden, ziet heel haar bestaan op losse schroeven gezet. Nadat Élie haar weer eens geslagen heeft, beziet ze wat er van haar leven is geworden: ‘avec le sentiment amer que j'étais loin du compte, la certitude qu'il me restait bien des découvertes a faire avant que je ne sache ce que signifie exactement cela: être une femme sur la terre.’ Dat is namelijk wat Élie haar telkens herhaalt: ze weet niet wat het betekent vrouw te zijn. Het beeld dat Élie van de vrouw heeft is niet precies omlijnd, maar wel staat vast dat het een negatief vrouwbeeld is. Nadat Élie Télumée verjaagd heeft, komt ze weer bij Reine terecht. Ook zij kan haar kleindochter niet helpen een concreet antwoord op de vraag naar de vrouwelijke identiteit- ‘ce que signifie être une femme sur la terre’ - te vinden. Wel vindt ze bij het ouder worden, evenals haar grootmoeder, een zekere mate van sereniteit, die haar toestaat het leven te nemen zoals het komt: ‘et c'était bien, et cela m'a réjoui d'être une femme sur la terre’ (PV, p. 176). Een thema dat de auteur vanaf het begin van de roman aanroert, is de relatie grootmoeder-moeder-dochter Lougandor. De lijn van de Lougandors houdt echter op bij Télumée: noch met Élie noch met Amboise, haar tweede man, krijgt ze een kind. Toch blijft ze niet kinderloos achter, want zoals Télumée door haar moeder bij Reine is achtergelaten, zo laat een andere vrouw haar kind door Télumée grootbrengen. De dagelijkse omgang met het kind, Sonore, aan wie ze op haar beurt haar ervaringen kan doorgeven, lijkt Télumée een nieuwe toekomst te bieden: ‘l'espérance contenue dans un enfant’ (PV, p. 229). De relatie met Sonore blijkt, anders dan de band tussen Reine en Télumée, niet bestand te zijn tegen druk van buitenaf. Sonore vertrekt weer naar haar geboortedorp. In de relatie met Élie kreeg Télumée menigmaal te horen dat ze niet wist wat het betekent vrouw te zijn. Mogen we veronderstellen dat hij hiermee onder andere haar kinderloosheid bedoelde? Gezien de familiebanden in het Caraïbisch gebied is de moederrol zeker niet te negeren, zoals Pat Ellis stelt: ‘High value and status is attached to the mothering role. Women are expected to bear children and childless women are often looked down upon. Carribean | |||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||
women of all classes and races, irrespective of marital status, accept responsibility for child-care and child-rearing.’ In Pluie et vent is de identiteitsproblematiek weliswaar aanwezig, maar het is niet eenvoudig een strakke lijn van etappe tot etappe in de ontwikkeling van het hoofdpersonage te trekken. Doordat Schwarz-Bart er voor gekozen heeft een groot deel van leven van haar hoofdpersonage te beschrijven, zijn de fasen in de identiteitsvorming globaler en bijgevolg moeilijker te onderscheiden dan in Betsey Brown van Shange. Net zoals Betsey Brown een zeker evenwicht aan het eind van de roman vindt, zo geeft Schwarz-Bart tot slot expliciet aan dat Télumée haar plaats als zwarte vrouw in de wereld heeft gevonden: ‘J'ai transporté ma case à l'orient et je l'ai transportée à l'occident, les vents d'est, du nord, les tempêtes m'ont assaillie et les averses m'ont délavée, mais je reste une femme sur mes deux pieds et je sais que le nègre n'est pas une statue de sel que dissolvent les pluies.’ | |||||||||||||
ConclusieDe beide hierboven besproken romans presenteren ontwikkelingen in de identiteit van het zwarte vrouwelijke hoofdpersonage. In Betsey Brown wordt een korte periode gedetailleerd beschreven; in Pluie et vent is de beschrijving globaler en beslaat ze verschillende fasen in het leven van het hoofdpersonage. We noteren parallellen in deze twee romans uit verschillende regio's. Het belang van de context is reeds gesignaleerd. Schwarz-Bart situeert Télumée, een plattelandsvrouw, op het eiland Guadeloupe, een overzees Frans departement, waar een wit symbolisch universum nog steeds van grote invloed is op de dagelijkse gang van zaken. Ook Betsey Brown, een stadsmeisje in het Zuiden van de V.S., krijgt direct te maken met een wit symbolisch universum. In confrontaties tussen zwarte en witte personages worden machtsverhoudingen zichtbaar. In deze twee werken verwijst ‘zwart zijn’ onder andere naar het gedomineerd zijn door witten, die in de loop der eeuwen in het Caraïbisch gebied en de V.S. hun overheersende machtspositie handhaafden. De verschillende sociale klassen waarin zowel zwarte als witte personages zich bevinden, worden geïllustreerd in de romans. Het belang van de context komt ook tot uiting in de vrouw/man-verhouding. In geen van beide werken vinden we een radicale tegenstelling tussen een ‘vrouwelijk’ en een ‘mannelijk’ symbolisch universum. De schrijfsters laten zien hoe sociale en historische omstandigheden de persoonlijke relaties tussen vrouwen en mannen bemoeilijken. De identiteit van het zwarte vrouwelijke hoofdpersonage wordt niet alleen bepaald door de vrouw/man-tegenstelling, de zwart/wit-tegenstelling en klasseverschillen, maar ook door de zwarte tradities uit de regio's. Zo nemen zwarte orale en geschreven literatuur, zoals die door Télumée wordt gehoord en door Betsey wordt gelezen, een belangrijke plaats in de romans in. | |||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||
BibliografieRomans:
| |||||||||||||
Overige aangehaalde werken:
| |||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||
|
|