Forum der Letteren. Jaargang 1986
(1986)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |||||||||||||
1.Het doel van dit artikel is om een bepaald gebruiksgeval van de onvoltooid tegenwoordige tijd te verhelderen.Ga naar eind* Dit betekent dat er geformuleerd moet worden welk effect het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd in het algemeen heeft. De manier waarop dit effect hier geformuleerd wordt, is door de uitwerkingen die de onvoltooid tegenwoordige tijd in verschillende gevallen heeft met elkaar te vergelijken en in verband te brengen èn door uiteindelijk generaliserend onder woorden woorden te brengen welke overeenkomst er bestaat tussen de gebruiksgevallen. Het effect dat zo geformuleerd wordt kan dan de betekenis van de onvoltooid tegenwoordige tijdvorm genoemd worden. Het is deze betekenis die hier vooral gebruikt wordt om het effect van het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijdsvorm in een voor dit artikel geselecteerd geval uit te meten. | |||||||||||||
2.Al doende blijkt, meer dan eens, dat de (traditionele) grammatikale categorieën moeten worden bijgesteld, wil men er het gebruik van taalvormen in bepaalde gevallen mee kunnen beschrijven. Het gebruik van de onvoltooid tegenwoordige tijd (voortaan o.t.t.) in het verhaal ‘Een willekeurig Koersweekeinde’ van Tim Krabbé uit zijn boek ‘43 Wielerverhalen’ bijvoorbeeld vormt een aanleiding om die categorie eens nader te bekijken. Uit dit verhaal eerst een fragment:
| |||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||
In dit verhaal vertelt een ‘ik’, de renner Krabbé, van zijn wederwaardigheden tijdens twee koersen. Wat er opvalt, is dat de ‘ik’ vertelt in de o.t.t., terwijl het niet anders kan dan dat hij over zijn verleden spreekt. De keuze voor de o.t.t. is dan opvallend: er wordt een speciaal effect mee bereikt, dat zich echter niet zomaar onder woorden laat brengen. Gewoonlijk wordt, zonder dat het blijkbaar problemen oplevert, gezegd dat de persoonsvormen in het fragment onder (1) in de o.t.t. staan. Dat is nogal verbazingwekkend, omdat de betekenis die deze vorm over het algemeen wordt toebedacht en waar hij zijn naam ook aan ontleent - deze betekenis is: de spreker situeert het door de (werkwoord)stam betekende in zijn heden - maar moeilijk gezien kan worden als het effect dat het gebruik van de o.t.t. in dit geval heeft. Aan de andere kant wekt de gewoonte om te zeggen dat de persoonsvormen in (1) in de o.t.t. staan ook weinig verbazing. Hetzelfde wordt gezegd van veel andere persoonsvormen, bijvoorbeeld die in de zinnen onder (2), die ook niet allemaal betrekking hebben op het heden. Waarschijnlijk wordt door te zeggen dat de persoonsvorm in de o.t.t. staat, uitdrukking gegeven aan het gevoelen dat, bijvoorbeeld, de persoonsvormen onder (1) en (2) iets overeenkomstigs uitdrukken. Dat kan alleen geen betekenis in termen van de tijdstrap heden zijn.
Het traditionele antwoord op de vraag wat het speciale effect is dat de o.t.t. in ‘Een willekeurig Koersweekeinde’ teweegbrengt, luidt: het verleden wordt als heden voorgesteld. We hebben in dit geval te doen met een zogenaamd ‘praesens historicum’. Dit antwoord is onbevredigend: W. Blok, gebruikmakend van inzichten uit de tekstlinguïstische traditie van Käte Hamburger en Harald Weinrich, wijst erop, dat als in een verhaal (roman etc.) de onvoltooid verleden tijd gebruikt wordt, de lezer het gebeuren ook ervaart als hier-en-nu aanwezig (cf. Blok 1971:6 e.v.). Het is dan erg onduidelijk wat precies het verschil uitmaakt tussen het gebruik van beide tijdsvormen ofwel wat er karakteristiek is aan het gebruik van de o.t.t.. Het is, lijkt mij, gezien het bovenstaande dilemma minder zinvol de betekenis van de o.t.t. in termen van een onafhankelijk ontwikkelde notie, de tijdstrap heden, te formuleren. Ik zal hier een pragmatische visie op de betekenis van de o.t.t.-vorm ontvouwen, die het mogelijk maakt een betekenis te formuleren die een meer omvattend inzicht biedt in het gebruik van deze vorm. In het kort is die pragmatische visie: Het gebruiken van taal is een betekenisvol handelen en de betekenissen van de taalvormen zijn bepaald door de manier waarop ermee gehandeld wordt: betekenissen verwoorden hoe de taal, de vorm, wordt gebruikt. Met deze pragmatische visie wordt dus positie gekozen midden tussen de taalgebruiksgevallen: de gebruiksgevallen zijn de basis voor de te ontwikkelen betekenissen. De betekenissen zijn in de pragmatische visie geen objecten in de werkelijkheid of elders, bijvoorbeeld in de geest van de taalgebruikers, maar gege- | |||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||
neraliseerde uitspraken van een taalbeschouwer over de manier waarop er met de taalelementen gehandeld wordt. Zo'n pragmatische betekenis, die van zelf onlosmakelijk verbonden is met het gebruik van een bepaalde taalvorm, kan gebruikt worden om afzonderlijke taalgebruiksgevallen te verhelderen: er kan geëxpliciteerd worden wat de strekking is van een bepaalde manier van gebruik van een taalvorm. In de pragmatische visie is taalkundige analyse dus vooral gericht op het bespreken van taalgebruiksgevallen, het leveren van commentaar daarop (en uiteindelijk kan dat leiden tot het destilleren van stilistische strategieën). [Vergelijk de betekenissen verbonden aan de plaats van de persoonsvorm in Daalder: Aspects of grammatical meaning etc. èn de betekenissen gedemonstreerd in Verhagen: Linguistic Theory and the function of Word Order in Dutch etc. om een indruk te krijgen van pragmatische betekenissen.] Voordat ik een betekenis voor de o.t.t.-vorm geef, op basis waarvan het gebruik van de o.t.t. in het verhaal ‘Een willekeurig Koersweekeinde duidelijk wordt, volgen eerst enkele opmerkingen over de betekenis van een andere werkwoordsvorm, de infinitief. Dit omdat de betekenis van de o.t.t. goed is af te zetten tegen de betekenis van de infinitief. | |||||||||||||
de infinitiefIn de Jakobsoniaanse traditie is het de gewoonte om te werken met opponerende categorieën, waarbij één categorie een bepaald betekeniskenmerk markeert en de ‘opponerende’ categorie dat zelfde betekeniskenmerk niet markeert, dat is daarover niets meldt. Door Waugh (1975) worden op deze manier de Franse o.t.t. en onvoltooid verleden tijd beschreven. In Waughs beschrijving is de o.t.t. de niet-gemarkeerde categorie, wat zoveel te betekenen heeft als: de o.t.t. spreekt zich niet uit over het betekeniskenmerk dat aan de onvoltooid verleden tijd wordt toegekend. Op deze manier wil Waugh tot uitdrukking brengen dat de o.t.t. een uitgebreider toepassingsbereik heeft, minder specifiek is, dan de onvoltooid verleden tijd. Waardoor echter de toepassing van de o.t.t. gekenmerkt wordt, is nu niet duidelijk. Er is in feite slechts een negatief betekeniskenmerk voor de o.t.t. gegeven, namelijk: over de betekenis van de onvoltooid verleden tijd meldt de o.t.t. niets. In feite komte beschrijving van de o.t.t. in termen van ongemarkeerdheid erop neer dat de o.t.t. gereduceerd wordt tot een nul-vorm: met het gebruik van de o.t.t. wordt schijnbaar geen eigen effect bereikt en deze categorie is te gebruiken in alle gevallen waar de onvoltooid verleden tijd te gebruiken is. Maar niets is minder waar: het gebruik van de o.t.t. is net zo bijzonder als het gebruik van de onvoltooid verleden tijd, zoals nog zal blijken aan de hand van Krabbé's verhaal. Het eigen effect dat de o.t.t. sorteert, wordt ook duidelijk als de o.t.t. en de infinitiefvorm vergeleken worden.
De infinitief heet wel de zelfstandignaamwoordsvorm van het werkwoord (bijvoorbeeld bij Overdiep 1937:162): men spreekt ook wel van het ‘nomen actionis’. Hieruit kan worden afgeleid dat de infinitief het door de (werkwoord)stam aangeduide presenteert als een abstract gegeven, als een nietafgebakend begrip, zoals ook nomina het betekende presenteren. Toch is de infinitief geen echte zelfstandignaamwoordsvorm: hij kan immers ‘verbaal’ worden toegepast, zoals in (3): | |||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||
Zo'n verbaal toegepaste infinitief - een infinitief met een als centrale participant geïnterpreteerd nomen - presenteert het door de stam aangeduide op een abstracte manier. Om die reden is het gebruik van de infinitief door Hugo Walker ((3) b.) zo treffend op voor het voetbalspel kartakteristieke momenten. De concrete gebeurtenissen op het voetveld, waarop de infinitieven (met hun centrale participanten) zijn toegepast, worden dan op een speciale manier bekeken. De aandacht wordt speciaal gericht op het procesmatige, op het procedé van doelpunten maken: de concrete gebeurtenissen op het veld worden zo exemplarische voor het voetbalspel. Vergelijk ook een voetbaltrainer die een spelpatroon uitlegt aan zijn spelers met zin (4).
Hier hebben we een zelfde effect. De trainer doelt niet op een afzonderlijk, uniek geval, maar op een manier van doen in zijn algemeenheid. De infinitief geeft, samengevat, het door de stam aangeduide als een algemeen, niet-geconcretiseerd begrip. Het proces van o.t.t.-vorming, betekent een afbakening, een toespitsing van het algemene begrip zoals dat met de infinitief wordt opgeroepen. | |||||||||||||
de o.t.t.-vormDe o.t.t.-vorm, evenals de andere vervoegde werkwoordsvormen, heeft in tegenstelling tot de infinitief een concreet karakter: Het door de stam betekende is toegespitst, er heeft een afbakening plaatsgevonden van dat begrip. Men wordt gedwongen zich enigerlei concrete voorstelling te maken van dat wat de stam aanduidt. De o.t.t.-vorm betekent samengevat de instantiëring van het stambegrip, we hebben te doen met een geval van het ‘werkwoordelijk proces’. Deze instantiëring van het stambegrip, het als geval presenteren van dit begrip, betekent (natuurlijk) niet dat er sprake is van een eenmalig of stellig voorkomen van het werlwoordelijk proces. De instantiëring van het stambegrip betekent dat het door de stam opgeroepen begrip in zoverre geconcretiseerd is, dat de realiteit ervan op een of andere manier, onder welke genericiteit of modaliteit dan ook, aan de orde wordt gesteld. Het kan goed dat het geihstantieerde stambegrip slechts als mogelijkheid wordt geopperd of juist als algemeen geldig fenomeen. Zo (5) a. en b., waarvan we als gevolg van onze kennis van de wereld, weten dat ‘herkauwt’ en ‘is’ in dit verband keer op keer bevestigd zullen worden:
De o.t.t. brengt het geïnstantieerde stambegrip zonder meer in het spreekkader in, dat wil zeggen: met dit proces van vervoeging doen we niets meer dan een instantiëring van het stambegrip tot stand brengen. De o.t.t.-vorm spreekt zich dus, in tegenstelling tot andere vervoegde vormen, niet uit over een ‘temporele’ relatie van het betekende tot het spreekmoment. | |||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||
[Ter vergelijking: ik neem aan dat de onvoltooid verleden tijd ook een geval van het werkwoordelijk proces aanduidt, waarvan echter tegelijk is aangegeven dat het op een speciale manier georganiseerd is. De spreker geeft aan dat er met betrekking tot het geval van de werking een organisatorische ingreep van zijn kant in het geding is. (zie verder Koops 1984). De betekenis van de o.t.t.-vorm kan nu preciezer worden aangeduid als: de instantiëring van het stambegrip en niets meer. De vorm zet alleen een instantiëring van het stambegrip neer en deelt verder niet mee wààr in de tijd (of hoè) dat geval gesitueerd gedacht moet worden. Een nadere temporele situering bijvoorbeeld is een functie van de context. De o.t.t. is bruikbaar om te praten over alle tijdspannes. Het zijn echter talige (of niet-talige) elementen in de context die de gedachte oproepen aan de verschillende tijdspannes, die dan op de aan de o.t.t. eigen wijze voor ogen genomen worden. Zo kan de o.t.t. gebruikt worden om te spreken over iets in het heden, maar ook om te spreken over iets in het verleden. In beide gevallen zijn het dan kenniselementen in de context die zorgen voor de temporele situering van het door de o.t.t. betekende. In de zinnen (6) a.- e. zorgen de onderstreepte zinsdelen voor de een of andere situering van het geinstantieerde stambegrip:
In (6) b. bijvoorbeeld draagt het woordje ‘nu’ bij tot de situering van het geval gebeurt, dat ermee verankerd kan raken in het heden. Het volgt dat wat de o.t.t. over het algemeen voor betekenis wordt toebedacht - namelijk: de werking vindt plaats op het tegenwoordig ogenblik - niet meer kan zijn dan een van de manieren waarop de o.t.t. gebruikt kan worden, hoe vaak die toepassing ook voorkomt. Deze interpretatie kan vorm krijgen op basis van de interpretatie van talige elementen, zoals de woorden: ‘nu’, ‘kijk’, ‘hoor’, ‘daar’ enzovoort (een volledige opsomming van deze elementen is gewoonweg onmogelijk) of op basis van niet-talige elementen. Een voorbeeld: iemand zegt:
op het moment dat in een reportage een deel van een wielerpeloton valt, waaronder een renner met een Panasonic-trui. Uit deze situatie wordt nu afgeleid dat op dat moment in de reportage het vallen van VanderAerden aan de orde is. [Overigens kan zin (7) ook anders gebruikt worden. Men kan de zin gebruiken om er de stellige overtuiging mee uit spreken dat in een bepaalde toekomstige ronde VanderAerden, zoals gewoonlijk, zal komen te vallen. Waaruit nogmaals blijkt dat de daadwerkelijke situering van valt in de (talige) context en niet in de vorm zelf besloten ligt]. | |||||||||||||
een willekeurig koersweekeindeWe keren terug naar de oorspronkelijke vraag naar het effect dat het gebruik | |||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||
van de o.t.t. in het verhaal ‘Een willekeurig Koersweekeinde’ heeft. Dit effect kan nu op basis van de gepostuleerde betekenis van de o.t.t.-vorm onder woorden worden gebracht. Het zal blijken dat het gebruik van de o.t.t. in dit verhaal bijzonder functioneel is: de manier waarop de o.t.t. gebruikt wordt, draagt impliciet het thema van het verhaal aan. ‘Een willekeurig Koersweekeinde’ verhaalt tamelijk uitvoerig van het verloop van twee wielerwedstrijden voor de renner Krabbé. In de eerste koers rijdt hij ondanks pech, een afloper, toch prijs en in de tweede koers wordt hij ondanks een zorgvuldig voorbereide eindsprint slechts derde. De strekking het thema, van dit verhaal, dat mede door het gebruik van de o.t.t. vorm krijgt, is: er is geen logica in het verloop van een wielerkoers te ontdekken. Zoals gezegd zet de o.t.t. een instantiëring van het stambegrip neer en niets meer. Dit heeft tot gevolg dat in een verhaal de situaties die worden opgeroepen door die instantiëringen, zelf ongeordend blijven. Er is geen aanwijzing dat die opgeroepen situaties zelf zijn opgenomen in een groter verband. De lijn, het verband, in het verhaal ontstaat door de opeenvolging van de afzonderlijke situaties, die door de instantiëringen worden opgeroepen èn, eventueel, door commentaar daarop van de schrijver die aangeeft die situaties te overzien of te evalueren. Nu is dit commentaar in ‘Een willekeurig Koersweekeinde’ afwezig en de lijn van het verhaal zit dus in de opeenvolging van de situaties die de instantiëringen van het stambegrip mee oproepen. De schrijver zegt ons door de o.t.t. te gebruiken en zich verder te onthouden van commentaar: er waren een aantal situaties, ze volgden elkaar op, maar ik heb er verder geen lijn in kunnen ontdekken. En dat is precies het thema van het verhaal: het ontbreken van een lijn, de logika in het verloop van een koers. De manier waarop de o.t.t. gebruikt wordt in dit verhaal snijdt dus impliciet het thema van het verhaal aan.
Vaak wordt gezegd dat het ‘praesens historicum’, waarvan het gebruik van de o.t.t. in ‘Een willekeurig Koersweekeinde’ een voorbeeld is, tot de levendige verteltrant hoort: het verleden wordt er namelijk mee voorgesteld als het heden. Inderdaad wordt in ‘Een willekeurig Koersweekeinde’ de indruk van levendigheid gewekt. Dit komt echter niet omdat in dit geval het verleden als heden wordt afgeschilderd - integendeel, de o.t.t. heeft niets met de tijdstrap heden van doen - maar omdat in dit geval in een (groot) aantal situaties, die de met de o.t.t. neergezette instantiëringen van het stambegrip oproepen, verder geen lijn gebracht wordt dan hun opeenvolging. Het is deze summiere lijn, deze minimale organisatie van een groot aantal elkaar opvolgende situaties, die de indruk wekken een tamelijk minutieuze beschrijving te vormen, die levendig aandoet. We krijgen de indruk als zitten we ergens midden in: er gaat van alles om zonder dat er een evaluerend moment is, een moment waarop bijvoorbeeld een lijn of een pointe in het ervarene wordt vastgesteld. De volgende redenering kan nu worden opgezet. Deze levendigheid, dit ongeorganiseerde dat heeft de werkelijkheid in het heden van zichzelf. Aangezien de o.t.t. betekent dat het werkwoordelijk proces in het heden gedacht wordt, is het logisch dat automatisch ook levendigheid wordt opgeroepen door die vorm. Ook in het geval dat de o.t.t. overdrachtelijk is toegepast op het verleden. Maar in deze redenering worden de zaken juist omgedraaid. Het levendige, het ongeorganiseerde in het heden is er omdat de o.t.t. op een bepaalde ma- | |||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||
nier wordt gebruikt, namelijk zonder dat er evaluerende momenten zijn ingebouwd. Voordat de o.t.t. zo gebruikt werd, was er eigenlijk niets (zo men wil iets ongedifferentieerds). Bepaald gebruik van de o.t.t. - het gebruik waarbij de indruk ontstaat dat er een tamelijk minutieuze beschrijving wordt gegeven zonder dat er evaluerende momenten zijn ingebouwd - roept, soms, wat we kunnen noemen het levendige heden op, maar dàt heden is dan in de taal gegeven en er wordt niet verwezen naar iets wat er onafhankelijk al op dezelfde manier is. (We hebben het, als we op deze manier met de o.t.t. over het heden spreken bijvoorbeeld over iets waar we (nog) weinig lijn in zien. Het gebruik van de o.t.t. om zo'n summier geordend geheel op te roepen, kan de voorbereiding zijn tot het vaststellen van een lijn of pointe: met de o.t.t. wordt in dit geval iets vastgelegd waar, eventueel, verbanden in gezocht kunnen worden. We presenteren een soort van samenvatting). | |||||||||||||
3.Het is de gewone praktijk om de betekenis van de o.t.t.-vorm in termen van de tijdstrap heden te stellen. Dit blijkt een minder gelukkige strategie: er zijn nogal wat gebruiksgevallen van de o.t.t. die maar moeilijk of zelfs helemaal niet te begrijpen zijn in termen van de tijdstrap heden. Het gebruik van de o.t.t. in ‘Een willekeurig Koersweekeinde’ vormt hiervan een voorbeeld. Zo onstond twijfel aan de bruikbaarheid van de traditionele karakterisering van de categorie onvoltooid tegenwoordige tijd (en de tijdlogische representaties daarvan). Tegenover deze minder bruikbare betekenis in termen van de tijdstrap heden is hier, uitgaande van een pragmatische visie een welbepaalde verhouding tussen taal en werkelijkheid bestaat. De taalvormen, bijvoorbeeld de o.t.t., structureren en de werkelijkheid krijgt een vorm doordat een bepaalde taalvorm gebruikt wordt. Het ligt dan niet voor de hand dat de werkelijkheid bepaalde onafhankelijke eigenschappen bezit waar de taalvormen naar verwijzen. Het is dan ook niet goed meer mogelijk om bijvoorbeeld te stellen dat de o.t.t. verwijst naar de tijdstrap heden. De tijdstrappen zijn verschijnselen die met de taal op verschillende manieren kunnen worden neergezet, onder andere met de o.t.t.. | |||||||||||||
BibliografieBlok, W. 1971, Tijdopnamen. Inaugurele Rede. Groningen. Daalder, Saskia 1983, Aspects of grammatical meaning. The positioning of the Dutch finite verb. In: Sprache, Diskurs und Text. Akten des 17. linguistischen Kolloquiums (Brussel 1982). Tübingen: Niemeyer. Pp. 60-69. Koops, Aaldrik 1984, Twee morfologische categorieën van het werkwoord. Over het gebruik van de zogenaamde o.t.t. en o.v.t. Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam; niet gepubliceerd.v Krabbé, Tim 1984, 43 Wielerverhalen. Amsterdam: Bert Bakker. Overdiep, G.S. 1937, Stilistische Grammatica van het moderne Nederlandsch. Zwolle: Tjeenk Willink. Verhagen, Arie 1986, Linguistic Theory and the function of Word Order. A Study on Interpretive Aspects of the order of Adverbials and Noun Phrases. Proefschrift Vrije Universiteit van Amsterdam. Waugh, Linda R. 1975, A semantic analysis of the French tense system. In: Orbis XXIV (2): Pp. 436-485. |
|