Forum der Letteren. Jaargang 1978
(1978)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |||||||||||||||
Polysemie en homonymie in recente Franse woordenboeken Q.I.M. MokDe aandacht die de gemiddelde ontwikkelde Fransman gezegd wordt te schenken aan zijn moedertaal en meer in het bijzonder aan het correcte gebruik ervan in woord en geschrift, blijkt, naast de in dag- en weekbladen regelmatig verschijnende rubrieken gewijd aan taalgebruik, uit de in de laatste decennia geheel of gedeeltelijk afgeronde publicaties van ééntalige woordenboeken. Zelfs zuiver materieel gezien zijn deze woordenboeken duidelijk verschillend. Naast woordenboeken in één deel, zoals de Petit Larousse, de Petit Robert, de Dictionnaire du français contemporain, de Lexis, zijn er, wat gemeenlijk wordt genoemd, de Grand Robert (zes delen + supplement), de Grand Larousse de la langue française (zeven delen, waarvan zes tot nu toe zijn verschenen) en de Trésor de la langue française. Dictionnaire de la langue du 19e et 20e siècle, die vijftien delen zal tellen, waarvan er op het moment van schrijven van dit artikel vijf zijn verschenen (voor preciezere gegevens, en ook voor de afkortingen, die in het vervolg van dit artikel gebruikt zullen worden, verwijs ik naar de bibliografie). Het zal duidelijk zijn dat dit verschil in materiële omvang niet noodzakelijk hoeft samen te gaan met een verschil in de hoeveelheid geboden informatie. Zo staan, naar een schatting van Rey (1977, 140 en 142), tegenover de 55000 à 60000 lemmata van de zevendelige GLLF meer dan 70000 lemmata in de ééndelige Lexis. In een artikel dat oorspronkelijk in 1960 in het Engels is verschenen, maar dat ik citeer in de Franse vertaling, schrijft Weinreich (1970, 70): ‘L'indifférence que montre la lexicographie envers sa propre méthodologie est étonnante. Peut-être les lexicographes se contentent-ils du fait que leur produit “marche”.’ Een zelfde min of meer misprijzende toon meen ik te beluisteren bij Todorov (geciteerd door Rey-Debove, 1971, 14): ‘ ... les lexicographes agissent quotidiennement en sémanticiens actifs, mais ne se sont guère souciés d'énoncer les prémisses sur lesquelles repose leur travail.’ Als dit pessimistisch oordeel al juist mocht zijn geweest op het ogenblik waarop de geciteerde artikelen voor het eerst verschenen, talrijke recente studies, boeken, artikelen, inleidingen tot woordenboeken o.a. van Rey, Rey-Debove, J. Dubois, Cl. Dubois, Guilbert, Imbs, Wagner, bewijzen de belangstelling voor de verschillende, niet commerciële, aspecten van de lexicografie, zowel met betrekking tot wat al is gedaan als met betrekking tot wat nog zou moeten worden gedaan. Wel kan men zich afvragen, uitgaande van het feit dat de belangrijkste informatie die de lexicograaf geacht wordt te geven, ligt op het semantische vlak en dat hij op grond hiervan beschouwd kan worden als een beoefenaar van de toegepaste semantiek, in hoeverre de recente ontwikkelingen in de semantiek hun weerslag vinden in de woordenboeken. Het antwoord op deze vraag moet ontkennend luiden, maar dit mag zeker niet worden uitgelegd als een verwijt aan het adres van de lexicografen. | |||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||
Enerzijds heeft de theoretische linguïstiek zich ofwel niet voldoende met de semantiek beziggehouden, ofwel hebben belangrijke bijdragen op het gebied van de semantiek door marginale factoren zoals taalbarriéres (ik denk aan het werk van Reichling dat, geschreven in een meer gangbare taal dan het Nederlands, baanbrekend had kunnen zijn) niet de verdiende aandacht getrokken. Anderzijds wordt in de transformationeel-generatieve grammatica een begrip lexicon gehanteerd dat niet verward mag worden met het traditionele begrip woordenboek, en dat bovendien nog zo onvoldoende is uitgewerkt dat het, zelfs al zou het de lexicograaf van dienst kunnen zijn, op dit moment onbruikbaar is voor iemand die op alle vragen antwoord moet gevenGa naar voetnoot(1). De situatie is nog steeds zodanig dat de theoretische semanticus er meer belang bij heeft zich te houden aan de raad van Uhlenbeck (1970, 681): ‘There is a group of linguistic scholars, who are professional students of word meaning, although they do not always realize the nature of their own metier, ... the lexicographers ... who have empirically and piecemeal developed certain descriptive techniques which deserve to be studied by linguistic theorists with the utmost care.’ Dit betekent niet dat de semanticus zich tevreden kan stellen met de betekenisbeschrijving zoals hij die vindt in zelfs het meest voortreffelijke woordenboek. Ik citeer nogmaals Uhlenbeck, die gewezen heeft op de beperkingen die het dynamisch karakter van de woordbetekenis aan de lexico- graaf oplegt (1967, 2065): ‘Just because of their creative nature and the unlimited possibilities they offer, neither the metaphorical use nor the further development of the various subsenses mentioned above can be described in a dictionary entry. Herein lies a basic and natural limitation for lexicology, which is well known but rarely statedGa naar voetnoot(2). Het betekent echter ook niet dat de semanticus met de gegevens die hij in een willekeurig woordenboek vindt naar eigen goeddunken kan handelen om zo een schijnbaar volmaakt gestructureerde betekenisbeschrijving te geven, die bij nadere beschouwing onmogelijk kan overeenstemmen met de intuïtieve kennis van de taalgebruiker. Een frappant voorbeeld hiervan is de weergave van de betekenisstructuur van het Franse woord canard, die de Franse vertaler en bewerker van het artikel van J. Katz en J. Fodor, ‘The Structure of a Semantic Theory’ (Language XXXIX (1963), 170 sq.) gegeven heeft in de Cahiers de Lexicologie 9 en 10 (1966-1967) zich daarbij baserend op de wijze waarop Katz en Fodor de betekenisstructuur van het Eng. bachelor weergeven. | |||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||
Deze boomstructuur roept wel enige vragen op. Op grond waarvan is aangenomen dat in het huidige Frans slechts een woord canard bestaat met een aantal nogal sterk uiteenlopende betekenisonderscheidingen, en niet twee of meer homonieme woorden? En indien dan al moet worden aangenomen dat er van slechts één woord sprake is, geeft dan de boomstructuur op aanvaardbare wijze de onderlinge relaties tussen de betekenisonderscheidingen weer? Het tegendeel is waar. Zo zijn onderscheidingen waarvan de een rechtstreeks uit de ander voortvloeit bijv. [journal]en [fausse nouvelle] in deze structuur alleen via de verste knoop met elkaar verbonden, en zijn andere onderscheidingen zoals ‘krant’, ‘vlees van een eend’ en ‘suikerklontje gedrenkt in alcohol’ rechtstreeks met elkaar verbonden, hoewel een direct semantisch verband niet valt te ontdekken. Het geval canard, of dit nu wordt bekeken zoals het voorkomt in het geciteerde artikel, of zoals het naar voren zou komen uit een vergelijking van enige recente Franse woordenboeken, bijv. de DFC, die drie lemmata canard heeft en de TLF, die er slechts één heeft, confronteert ons met het probleem van het onderscheid tussen polysemie en homonymie. Met dit probleem zal ik mij in de rest van dit artikel bezighouden. Het is evident dat het hier gaat om een probleem dat zowel voor theoretische semantici als voor lexicografen van belang is, maar ook dat dit belang voor beide partijen niet onmiddellijk even groot is. Verschillende auteurs hebben gewezen op de ongunstige positie waarin de lexicograaf ten opzichte van de semanticus verkeert. Deze laatste kan zich in alle rust wijden aan de problemen die bijv. de woordbetekenis stelt en trachten deze op te lossen aan de hand van een beperkt materiaal dat hem niet is opgedrongen, maar dat hijzelf, meestal pour Ie besoin de la cause, heeft kunnen kiezen. ‘Les sémanticiens travaillent sur quelques mots, et on peut supposer à bon droit qu'ils les choisissent. Pottier étudie les siéges, Greimas la tête, Weireich la carotte, Katz et Postal (sic!) le bachelor’ (Rey-Debove, 195). Mocht het onderzoek niet leiden tot resultaat of mocht de kritiek van vakgenoten hem aanleiding geven een bereikt resultaat te | |||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||
herzien, dan kan hij vanuit een ander uitgangspunt opnieuw beginnen. De lexicograaf daarentegen is gedwongen op korte termijn een eenduidig antwoord te geven op vragen die hem gesteld kunnen worden omtrent (tien)duizenden woorden die hij niet zelf heeft uitgekozen. Wat is de juiste definitie van de betekenis van dit woord? Is er sprake, bij gelijkheid van vorm, van één of meer woorden, anders gezegd, is er sprake van polysemie of van homonymie? etc. Enige voorbeelden mogen dit verduidelijken. Noch de semanticus, voor zover hij tenminste het verschil tussen polysemie en homonymie aanvaardt, noch de lexicograaf zal ontkennen dat er in het huidige Frans twee homoniemen héroïne bestaan (ik citeer GLLF, 2413):
Het antwoord wordt minder eensluidend, als men vraagt hoeveel woorden plume het huidige Frans heeft. Is er één polysemisch woord, waarvan de betekeniseenheid zowel de betekenisonderscheiding ‘veer (van een vogel)’ als die van ‘metalen instrument om mee te schrijven’ omvat? Of zijn er tenminste twee homoniemen plume, die elk op zich weer polysemisch kunnen zijn? En op grond van welke criteria wordt de keuze tussen beide mogelijkheden bepaald? De semanticus kan het zich veroorloven een aarzelende houding aan te nemen en te antwoorden dat, hoewel hij in principe het onderscheid tussen polysemie en homonymie aanvaardt, hij in dit concrete geval, tenzij misschien na nader onderzoek, geen beslissing kan nemen. De lexicograaf echter moet een beslissing nemen, want hiervan hangt af of het woordenboek dat hij bezig is te maken, één of meerdere lemmata plume zal tellen. En eenzelfde beslissing zal hij nog in tal van andere gevallen moeten nemen. Dat dit antwoord voor iedere lexicograaf of team van lexicografen niet hetzelfde behoeft-te zijn, blijkt wel uit een vergelijking van de wijze waarop diverse van de in het begin genoemde woordenboeken de vorm plume behandelen: | |||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||
Hierbij moet nog wel worden opgemerkt dat de twee lemmata plume in DFC niet dezelfde zijn als die in GLLF. DFC onderscheidt twee homoniemen plume, waarvan de respectievelijke betekenissen gemakshalve kunnen worden weergegeven als ‘veer’ en ‘pen’. Deze betekenissen worden in GLLF (evenals trouwens in GR) beschouwd als betekenisonderscheidingen van één woord plume. Daarnaast wordt dan, in tegenstelling met GR en DFC, een tweede, tot de volkstaal behorend, woord plume ‘bed’ opgenomen, een afkorting van plumard, dat zelf weer is afgeleid van plume ‘veer’. In Lexis tenslotte vinden we een combinatie van DFC en GLLF: drie homoniemen:
Het is niet moeilijk om nog veel sterker voorbeelden van verschillen tussen woordenboeken te vinden met betrekking tot het onderscheid tussen polysemie en homonymie. Rey (1977) vermeldt het geval van ligne, dat in DFC figureert als één lemma met twaalf betekenisonderscheidingen, in GLLF als één lemma met zeven betekenisonderscheidingen en in Lexis als vijf lemmata. Rechtvaardigt, met betrekking tot Franse woordenboeken, de gesignaleerde discrepantie de beschuldiging van willekeur die door Lyons en Palmer wordt geuit aan het adres van, naar ik aanneem, Engelse lexicografen? Zo schrijft Lyons (406): ‘The distinction between homonymy and multiple meaning, is in last resort, indeterminate and arbitrary... The arbitrariness of the distinction between homonymy and multiple meaning is reflected in the discrepancies in classification between different dictionaries, ... En Palmer (67-8): ‘The dictionary has to decide whether a particular item is to be handled in terms of polysemy or homonymy, because a polysemie item will be treated as a single entry, while a homonymous one will have a separate entry for each of the homonyms. This does not mean, of course, that we can decide between polysemy and homonymy by merely consulting the dictionary, for the decisions by the dictionary maker often seem to be quite arbitrary.’ Dat binnen één woordenboek discrepanties optreden, zodat men zich afvraagt waarom in het ene geval is geopteerd voor polysemie en in een ander vergelijkbaar geval voor homonymie, moet niet zozeer worden toegeschreven aan willekeur van de lexicograaf als wel aan de omstandigheden waarin hij moet werken. Op korte termijn moet hij een groot aantal beslissingen nemen en het is niet onbegrigpelijk dat hij soms een oplossing kiest die in strijd is met zijn eigen criteria. Discrepantie tussen woordenboeken mag evenmin zonder meer worden toegeschreven aan willekeur, maar moet allereerst worden verklaard op grond van verschillen tussen de, terecht of ten onrechte, gekozen criteria voor de structurering van het woordenboek. Het is niet moeilijk om definities te geven waardoor homonymie en polysemie duidelijk van elkaar worden onderscheiden. Er is homonymie, als er twee of meer woorden | |||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||
zijn, elk met een eigen betekenis, maar met dezelfde klankvorm; er is polysemie, als er sprake is van één woord waarvan de betekenis meerdere onderscheidingen omvat. Moeilijker is het om voor ieder afzonderlijk geval te beslissen tussen homonymie of polysemie, en dus tussen twee lemmata of één. Het enige geval waarbij de lexicograaf niet behoeft te twijfelen en zonder aarzelen tot homonymie kan besluiten, is dat waarbij de identiteit in klankvorm niet samengaat met een identiteit in geschreven vorm, ook al is er etymologisch sprake van een eenheid, bijv. penser - panser; dessein - dessin; compter - conter. In de andere gevallen speelt aller- eerst een rol het antwoord op de vraag hoe men de definitie van polysemie interpreteert. Voorzover ik heb kunnen overzien zijn er twee interpretaties mogelijk, een enge en een brede. Volgens de enge interpretatie is er slechts sprake van polysemie, indien alle betekenisonderscheidingen tenminste één betekeniselement gemeen hebben. Franse linguïsten spreken in dit geval ofwel van een noyau sémique commun (Greimas, 48) ofwel van een intersection de sémèmes (Pottier, 65). Een enkel voorbeeld: restauration ‘restauratie van een monument’ en restauration ‘restaurantbedrijf’ zijn twee gebruiksmogelijkheden van eenzelfde polysemisch woord op grond van het gemeenschappelijke betekeniselement ‘réparation’. De brede interpretatie, die men o.m. vindt bij Nederlandse linguïsten (Reichling, Uhlenbeck, Dik en Kooy), maar die ook in Frankrijk niet onbekend is, zoals blijkt bij Guilbert (GLLF, 2446), die Trnka citeert: ‘Quand les sens d'un mot sont lies entre eux par des transitions, on estime qu'il s'agit d'un seul mot’, stelt als enige voorwaarde dat de verschillende betekenisonderscheidingen op enigerlei wijze, rechtstreeks of niet rechtstreeks, met elkaar in verbinding staanGa naar voetnoot(4) In de lexicografische praktijk wordt in het algemeen de brede interpretatie van polysemie gehanteerd, zelfs door diegenen die in theorie de enge interpretatie voorstaan. Een sprekend voorbeeld van dit verschil tussen theorie en praktijk biedt de TLF. In de Préface (deel 1, XXXV) schrijft Imbs: ‘... un signifiant ne représente plus le même mot si dans tel de ses emplois l'analyse componentielle ne repère plus aucun sème commun aux autres emplois du même signifiant... La permanence d'au moins un sème à travers les divers sens ou acceptions d'un mot polysémique garantit l'unité du champ de signification d'un mot.’ Er is dus sprake van polysemie zolang er in de verschillende betekenisonderscheidingen een gemeenschappelijke betekeniskern valt te onderscheiden. Bekijken we nu de praktijk van de TLF, waarvoor Imbs, tot voor kort directeur van deze gigantische lexicografische onderneming, verantwoordelijk was. Zolang het gaat om de vraag twee betekenisonderscheidingen binnen één woordbetekenis (polysemie), of twee woordbetekenissen (homonymie), is het niet mogelijk te zeggen of de beslissing is genomen op grond van de enge of de brede interpretatie van polysemie. Immers het ontbreken van een betekenisrelatie sluit tevens de aanwezigheid van een gemeenschappelijke betekeniskern uit, zoals omgekeerd de aanwezigheid van een betekenisrelatie een gemeenschappelijk betekeniselement impliceert. Is er echter sprake van drie of meer semantische definities, dan zal wel degelijk een | |||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||
keuze uit de enge of de brede interpretatie van de polysemie moeten worden gemaakt. Ter illustratie neem ik een enkel voorbeeld, mij wel bewust dat ik behoor tot de groep van degenen die niet in elk afzonderlijk geval een beslissing hebben moeten nemen en dus bij hun kritiek beau jeu hebben. De TLF (dl. 4, 77 -8) presenteert één lemma baleine met de volgende, enigszins vereenvoudigde, semantische beschrijving: A. - ZOOL. Mammifère marin de très grande taille, de l'ordre des cétacés, qui présente à la machoire supérieure de grandes lames cornées appelées fanons: ... B. - P(ar) méton(ymie). Lame de corne flexible tirée des fanons de la baleine, et, p(ar) ext(ension), tige flexible d'une autre matière (métal, plastique) qui sert a tendre un tissu, à lui donner une forme: ... Uit het feit dat we maar één lemma baleine vinden, blijkt dat baleine gezien moet worden als een geval van polysemie. In het kader van de brede interpretatie van polysemie is dit ook volkomen acceptabel. De ‘lame’ die voorkomt in A. zowel als in B. legt een verbinding tussen ‘walvis’ en ‘(metalen) balein (van een parapluie)’. Het zal echter niet mogelijk zijn om uit de drie hierboven aangehaalde semantische definities een gemeenschappelijk betekeniselement te distilleren, zoals de enge interpretatie van de definitie van polysemie dat eistGa naar voetnoot(5). Uit opmerkingen van theoretische semantici in het voorafgaande is reeds gebleken dat de beslissing: polysemie of homonymie, voor de semanticus, en dientengevolge ook voor de lexicograaf, niet altijd makkelijk te nemen is. Het semantisch criterium waarvan tot nu toe sprake is geweest, laat nogal eens plaats voor twijfel. De lexicograaf, die, zoals reeds eerder is gezegd, nu eenmaal een beslissing moet nemen, zal andere, aanvullende criteria moeten kiezen om zijn beslissing te rechtvaardigen. Een van deze criteria hebben we reeds vermeld: er kan alleen maar sprake zijn van polysemie, indien de identiteit van de gesproken woordvorm samengaat met de identiteit van de geschreven woordvorm. In vele gevallen zal dit criterium echter onvoldoende blijken en zal de lexicograaf om zijn beslissing te onderbouwen, zijn toevlucht moeten nemen tot andere criteria. Het criterium dat in de meeste woordenboeken wordt gehanteerd, is dat van de etymologie. Is er sprake van één vorm en biedt de synchronische betekenisbeschrijving geen duidelijke oplossing, dan kan de diachronie de doorslag geven: polysemie, als er één etymon is, homonymie, als er meer dan één is. In zijn karakterisering van verschillende recente Franse woordenboeken kan Rey (1977, 134-152) dan ook vermelden dat het lemma in de meeste gevallen de unité graphique étymologique is, zij het dat in alle woordenboeken waarvoor deze karakterisering geldt, afwijkingen van het etymologisch criterium zijn aan te wijzen. Klassiek voorbeeld is de huidige homonymie van voler 1 ‘vliegen’ en voler 2 ‘stelen’, ondanks de gemeenschappelijke oorsprong volare. Zo ook het erkennen van grève 1 ‘zandige oever, strand’ en grève 2 ‘staking’. De doorsnee Franse taalgebruiker kan niet geacht worden te weten dat eeuwen geleden de Parijse arbeiders die geen werk hadden, bijeen kwamen op de Place de la Grève (sinds 1806 Place de l'Hôtel de Ville) aan de oever van de Seine, dat deze gewoonte geleid | |||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||
heeft tot de uitdrukking faire grève, en dat daaruit is voortgekomen grève 2. Ook minder klassieke voorbeelden zijn niet moeilijk te ontdekken, al blijken hier zelfs de woordenboeken waarvan de basiseenheid de unité graphique étymologique is, niet altijd eenstemmig. Terwijl assiette (< * assedita) als één lemma is opgenomen in GR en in GLLF, vinden we in TLF twee lemmata. Deze notering van twee lemmata is niet het gevolg van het feit dat, zoals bij plume, hierboven vermeld, het geval was, in sommige woordenboeken een ander woord assiette was opgenomen, maar van het feit dat op grond van synchronische semantische overwegingen er een ontkoppeling van één samenhang van betekenisonderscheidingen tot twee van elkaar gescheiden reeksen van samenhangende betekenisonderscheidingen heeft plaats gehad. Behalve dat het niet altijd een oplossing biedt in twijfelgevallen en dat ook nieuwe ontdekkingen op het gebied van de etymologie voortdurend tot herziening van genomen beslissingen zullen dwingen, wordt er door sommige lexicografen nog een groter bezwaar gemaakt tegen het hanteren van de etymologie als criterium, n.l. dat de diachronie wordt ingevoerd in wat pretendeert te zijn een synchronische beschrijving van het lexiconGa naar voetnoot(6). Het is om deze reden dat DFC en Lexis bij de beslissing polysemie of homonymie het criterium van de etymologie verwerpen. In DFC vindt de gebruiker geen enkele aanwijzing omtrent de etymologie van het lemma; Lexis geeft wel de etymologie, echter uitsluitend voor de belangstellende gebruiker die, naast gegevens over het gebruik van een woord in het Frans van vandaag, ook nog iets wil weten over de oorsprong ervan, maar nooit om door middel van de etymologie te beslissen of het woordenboek één lemma of twee lemmata van dezelfde vorm zal hebben. De synchronische criteria die DFC en Lexis hanteren ter ondersteuning van het semantisch criterium, om tot een uiteindelijke keuze tussen polysemie en homonymie te komen, zijn de criteria van de distributie en de woordfamilie (derivatie en compositie). Een aanzet in deze richting, voornamelijk wat betreft de woordfamilie, vinden we reeds bij Godel, die in 1948, in navolging van Frei, heeft betoogd dat alleen op grond van het behoren tot eenzelfde ‘familie de signes’ of tot twee of meer verschillende ‘families de signes’ d.w.z. twee of meer verschillende reeksen van paradigmatisch verbonden taaltekens een scheiding tussen homonymie en polysemie kan worden gemaakt. ‘Il y a en français... deux adjectifs poli homonymes, avec des families différentes: poli, polir, dépolir, polissage.../ poli, impoli, poliment, politesse, etc.’ (12). Dit standpunt wordt ook ingenomen door J. Dubois. In zijn artikel ‘Distribution, ensemble et marque dans le lexique’ zet hij duidelijk uiteen op welke gronden hij meent dat, ondanks het gemeenschappelijk etymon (carum) en ondanks het feit dat de semantische verschillen zonder moeite zouden kunnen worden teruggebracht tot onderscheidingen binnen één woordbetekenis, geconcludeerd moet worden dat erin het huidige Frans twee homonieme adjectieven cher moeten worden onderscheiden. Het argument is het verschil in | |||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||
spreiding dat, samengaand met een semantisch verschil, tot uitdrukking komt, enerzijds door een verschil in plaats ten opzichte van het substantief: la vie chère (= ‘duur’) - mon cher (= ‘dierbaar’) amianderzijds door de mogelijkheid of onmogelijkheid om cher met een indirect object te combineren: cette maison est chère - cette maison m'est chère (7 - 8) In DFC, waarvan hij een van de samenstellers was, komt ook het door Godel voorgestelde criterium van het behoren tot eenzelfde woordfamilie tot zijn recht. Terwijl na 1 cher (= ‘dierbaar, lief’) geen enkele afleiding wordt vermeld, worden na 2 cher (= ‘duur’) o.a. opgenomen cherté ‘duurte’ en (r)enchérir ‘duurder worden’. De verschillen ten opzichte van de meer traditionele woordenboeken, die het gevolg zijn van de consequente toepassing van deze synchronische criteria, kunnen het best gedemonstreerd worden aan de hand van een voorbeeld. Ik kies hiervoor de wijze van behandeling van de woordvorm bouton. In GR, GLLF en TLF komt slechts één lemma bouton voor met een min of meer uitgebreide reeks van betekenisonderscheidingen, die ik hier reduceer tot de vier belangrijkste, die ik weergeef met een Nederlands equivalent: 1. ‘knop (van plant, etc.)’: 2. ‘puist’; 3. ‘knoop (van kledingstuk)’; 4. ‘knop (van deur, bel, etc.)’. Hoewel de onderlinge relatie tussen deze onderscheidingen niet in alle drie woordenboeken op dezelfde wijze wordt weergegeven, kan gesproken worden van een duidelijk geval van polysemie op semantische en etymologische gronden. Zowel DFC als Lexis echter geven drie lemmata bouton, dus drie homoniemen, waarvan de betekenissen als volgt corresponderen met de bovengenoemde onderscheidingen:
De opsplitsing in drie homoniemen van wat traditioneel als één polysemisch woord werd en wordt beschouwd vindt zijn verklaring in het feit dat elk woord bouton staat aan het begin van een afzonderlijke woord familie:
Beide woordenboeken bieden tal van voorbeelden van een dergelijke opsplitsing, waar de andere woordenboeken zich tot één lemma beperken. Zo heeft DFC vijf lemmata crochet, Lexis zelfs zes. Het gevolg van deze benaderingswijze voor de structuur van het | |||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||
woordenboek is duidelijk: uitbreiding van de macro-structuur (van het aantal lemmata), vereenvoudiging van de micro-structuur (van de semantische definitie die van een lemma gegeven moet worden)Ga naar voetnoot(7). In sommige gevallen kan er inderdaad geen twijfel aan bestaan dat de lexicograaf van DFC of Lexis terecht in twee homoniemen opsplitst wat in andere woordenboeken als een polysemisch woord is opgenomen. Indien men bijv. uit de betekenisbeschrijving van baleine de onderscheiding ‘lame de corne flexible tiree des fanons de la baleine’, als in het gangbare taalgebruik niet meer voorkomend, dus op grond van een synchronische overweging, weglaat, dan is de opsplitsing van baleine in twee homoniemen onvermijdelijk, aangezien deze betekenisonderscheiding de schakel vormde tussen ‘walvis’ en ‘balein (van metaal of plastic)’. In vele andere gevallen echter blijft de aarzeling tussen polysemie (één lemma) en homonymie (meerdere lemmata) bestaan, en de vraag is of de door DFC en Lexis gekozen benadering om tot een oplossing te komen wel de juiste is, of deze benadering wel recht doet aan het idee dat de taalgebruiker heeft van zijn taal en dus ook van de structuur van zijn woordenschat. Verschillende auteurs hebben hun bedenkingen naar voren gebracht. Zo schrijft Rey-Debove naar aanleidingvan de ‘dégroupement’ (d.i. de opsplitsing in twee of meer homoniemen) van croissant, champignon, crochet etc: ‘l'usager de la langue ressent quelque gêne de ces dégroupements. La forme linguistique constitue pour lui l'unite de parole; la polysemie la maintient, l'homonymie la détruit.’ (135) Over diezelfde opsplitsing van crochet schrijft Guilbert: ‘... ainsi se justifie la distinction de cinq mots crochet homonymes dans Ie DFC; l'unité de ces cinq acceptions restant consciente chez tont Français de n'importe quel niveau d'instruction, l'interprétation par la polysemie est également acceptable, ... le nombre des homonymes reconnus dans l'ensemble d'une langue varie en fonction des critères choisis: l'important est de se tenir à ceux-ci avec cohérence’ (GLLF, 3, 2446). Men moet het met Guilbert eens zijn dat eenmaal gekozen criteria consequent moeten worden toegepast. Eerst moet dan echter wel worden onderzocht of deze criteria juist zijn, en dit is het wat ik waag te betwijfelen. Aannemend, en naar mijn mening terecht, dat polysemie noodzakelijk is om de taal als communicatiemiddel te doen functioneren, en dat homonymie een verschijnsel is dat deze functie alleen maar kan bemoeilijken, acht ik elk criterium dat het aantal gevallen van homonymie zeer drastisch vergroot ten koste van het aantal gevallen van polysemie onaanvaardbaar. De fout ligt m.i. hierin dat men niet ziet dat ieder van de betekenisonderscheidingen binnen een woord, gecombineerd met de vorm, een eigen leven kan gaan leiden, met eigen derivaties, eigen composita en een eigen distributie, zonder dat de eenheid van het basiswoord daardoor noodzakelijk uit elkaar spat; het naast elkaar bestaan van boutonnement en boutonnage, met een duidelijk verschil in betekenis, hoeft nog niet tot resultaat te hebben dat men meerdere woorden bouton onderscheidt. Tot nu toe is er steeds sprake geweest van het onderscheid tussen polysemie en homonymie met betrekking tot woorden. Van de andere taalbouwsels die aanleiding | |||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||
kunnen geven tot de vraag: polysemie of homonymie?, woordgroepen en affixen, worden de eerste in woordenboeken niet behandeld, tenzij het gaat om vaste uitdrukkingen, en worden de tweede meestal in de inleiding beschreven. Slechts in enkele woordenboeken worden zij als lemmata opgenomen, o.a. in TLF. Wat opvalt is dat affixen toch op andere wijze behandeld worden dan woorden. Ik neem als voorbeeld enerzijds de behandeling van -age, anderzijds die van -aison. Er is slechts één lemma -age, waarvan het artikel als volgt begint: Suff(ixe) formateur de subst(antifs) d'action ou de subst(antifs) à valeur coll(ective). In een artikel, als één suffix, wordt hier behandeld -age dat men vindt in nettoyage ‘het schoonmaken’ afgeleid van het werkwoord nettoyer, -age dat men vindt in feuillage ‘het gebladerte’ afgeleid van het substantief feuille, en -age dat men vindt in village, dat synchronisch gezien geen afleiding is. In tegenstelling tot deze zui- ver formele benadering, waarbij de vraag; polysemie of homonymie?, duidelijk niet is gesteld, zou toepassing van het voor de morfologische beschrijving zo belangrijke principe van de proportionaliteit ertoe geleid hebben dat woorden als village niet tot de afleidingen op -age zouden worden gerekend en dat bovendien op grond van semantische en distributionele overwegingen, daar waar wel van afleidingen sprake is, een onderscheid dient te worden gemaakt tussen twee homonieme suffixen -age. Vergelijken we hiermee de behandeling van -aison, dan blijkt TLF althans op dit gebied weinig consequent. Terwijl het opnemen van één lemma -age alleen op grond van vormidentiteit verklaard kan worden, moet het gezamenlijk opnemen van drie verschillende vormen: -aison, -ison, -oison, waarvan zeker -oison niet als combinatorische variant kan worden beschouwd, wel aan semantische overwegingen worden toegeschreven. Ook hier zou toepassing van het principe van de proportionaliteit een duidelijker beeld hebben gegeven van de synchronische realiteit. Zo zou -oison, dat alleen voorkomt in pâmoison, niet meer als suffix zijn beschouwd, en zou garnison, als mogelijke afleiding van garnir, op grond van semantische overwegingen, uit de toch al uiterst beperkte reeks van afleidingen op -ison zijn verdwenen.
Concluderend kan worden gezegd dat de belangrijkste recente ééntalige Franse woordenboeken wat betreft de betekenisbeschrijving kunnen worden opgedeeld in twee groepen. Enerzijds is er de groep GR, GLLF, TLF (ik noem alleen die welke in het voorafgaande geregeld ter sprake zijn gekomen), ‘à option polysémique’; anderzijds de groep DFC, Lexis, ‘à option homonymique’. Zoals men heeft kunnen zien, komt het verschil in benadering en in uiteindelijk resultaat voornamelijk voort uit de criteria, diachronisch (etymologie) resp. synchronisch (woordfamilie, distributie), die worden gehanteerd ter ondersteuning van de semantische criteria. Het vervelende voor de taalkundige die zich met het lexicon in zijn huidige structuur bezighoudt, is dat het resultaat bereikt met behulp van een diachronisch criterium, dat in een beschrijving van het hedendaagse Franse lexicon toch zeker niet zou mogen predomineren, het meest lijkt overeen te stemmen met de intuïtieve kennis van de taalgebruiker. Om de twee verschillende resultaten dichter bij elkaar te brengen zal allereerst nodig zijn een herbezinning op en een versoepeling van de synchronische criteria.
Vakgroep Frans Rijksuniversiteit te Leiden | |||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||
BibliografieA. Woordenboeken.
| |||||||||||||||
B. Studies
| |||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||
|
|