Forum. Jaargang 4(1935)– [tijdschrift] Forum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1179] [p. 1179] Zwaan Door vijvers zwemt hij daags Van hier naar den anderen oever, Zijn kille oogen scherp en slaags Gevestigd op een verre lijn. Zijn spiegelbeeld glijdt droever Mee met al wat rein Beneden hem hangt: Een rimp'ling die zijn lijf vervangt En er den glans van leent. Die slanke hals is niet versteend, Maar buigzaam onder 't sneeuwen Van kruivend vederlicht Als met de lucht vereend In steeds heroverd evenwicht: Evenwicht van begeerige meeuwen, Die hangend over schuimend rag Niet tot de handen durven sturen Nader dan éen vleugelslag, - Handen die in vuren smeden, Hakken in muren, bouwen aan steden, Maar bij het kinderlijk voedsel reiken Aan zwanen rillen en wijken Voor waaiende, gure, Verlammende slagen, - En kent men éen hand die dien stengel kan dragen Met de zwart-roode vrucht En gebogen kelk, Waartegen lucht En water verduisteren elk? [pagina 1180] [p. 1180] De herfstkleuren van 't vijverrijk Doorsnijdt hij tegelijk, En met zijn dubbel afgeworpen mantellijn Veegt hij ze in den legertrein: Men dobbelt om de bladeren! Want wie zoo kalm een schat kon naderen Verliet hem al voordat hij kwam: Hij ziet waar hij gelaten gaat Niets van wat toevend om hem staat, Hij vaart langs stam na stam: Eén beweging, verbeiden En achter zich laten In éenen: als witte keursoldaten, Een intocht van rijdenden adel In juichende straten, Door vrouwen opstandig en driewerf gevleid en Toch recht in het zadel! Zoo schrijft hij zonder einde kringen Door steeds dezelfde middagvijvers, Achten en veel andere cijfers, Tot 't aangaan van de schemeringen Verstrikt als in berekeningen Op 't gladde watervlak. Soms staat hij steil omhoog Gevlerkt: een dubbel dak, - En zwenkt dan in een boog Over stammen, die half verdronken, Bevend op ingeregene schonken, In het spart'lendst gevaar met hun bladeren pronken, - Waardoor hij vaart, onaangerand, Dan hier, dan weer den overkant Belichtend met zijn teeken, Dat als een vraag komt oversteken, Dat als een antwoord reist weer heen. [pagina 1181] [p. 1181] Maar in den nacht vindt eindelijk Zijn hals, zoo lang geheven, Vlak achter zich in sneeuw geschreven Het ijle donzen bed terug. Nog waakt en glijdt Hij, wacht op rustenstijd, Op 't stillen van den steven, Totdat zijn teergewelfde rug Naakt zilver werd, en verweg dreven De losse veeren door zijn droomenrijk. S. Vestdijk Vorige Volgende