Ervaringen van een Bloemlezer
Er bestaat geen ander middel om het te zeggen: een keuze van
gedichten, is een ‘bloemlezing’. Een gedicht is een bloem. Een dichter is humus
of zoo je wil een bloemen-gaard. Maar een aantal gedichten dat is, idioot maar
waarachtig, een bloem-lezing.
Je hoeft geen dichter te zijn om bloemen te plukken. Je plukt maar
en zoo word je bloemlezer. Er zijn citaten met de vleet die bewijzen dat je al
doende leert, dat Übung macht den Meister, en dat je dus door het maken van
bloemlezingen een heel knappe baas in dat aardig vak kunt worden, een
prima-bloemlezer, een zonnebloemlezer, een orchideeën-gaarder.
Er bestaan goede en slechte bloemlezingen: dat ligt aan de
gebloemleesde niet aan den lezer. Wie kan er uit slechte veeren een mooien
waaier maken!
Bloemlezingen worden over het algemeen niet door jeugdige snuiters
in mekaar gestoken. Het lezen van bloemen hoort bij den rijpen leeftijd: nog
wat later komen dan de bokken die laten de bloemen opzij liggen en houden zich
aan de welgekende groene blaadjes. De eerste teekenen van het ouder worden zijn
onmiskenbaar wanneer een of ander uitgever u het verzoek toericht een - weeral
dat idiote woord - bloemlezing samen te stellen. Dat iemand zooiets vrijwillig
onderneemt uit pure boosheid laat ik hier als een gideaansche anormaliteit
buiten beschouwing.
Een vriend en ik werden zoopas opgevorderd een wapenschouw te houden
over de Vlaamsche poëzie en van elk der voor classeering vatbare dichters een
vers uit te kiezen. De barensweeën van dit zware werk zijn te talrijk opdat de
gemeente niet zou deelachtig worden van ons lief en leed, of zooals een der
gebloemleesde heeren het uitdrukt aan onzen ‘jubel en jammer’.
Er zou een lange philolo-en-sophische studie te schrijven zijn over
de titels alleen reeds der verzenbundels van na den oorlog. Mussche die een
humanitair is heeft ‘twee vaderlanden’ en het tweede is niet la France.
Brunclair