waar ik, voor later; momenteel zijn wij nog niet verkitscht
genoeg en nog niet geïmponeerd genoeg ook, om daar het rechte profijt van te
kunnen trekken; bovendien geef ik er, in tegenstelling tot den theoloog van
Duyl, de voorkeur aan Erich na zijn dood met rust te laten. Maar mocht het eens
zoo komen te staan, dat ook hier de vrome kitsch dreigde te triomfeeren, dan
zal ik, dat beloof ik den ds., Erich Wichmann uit zijn graf laten herrijzen in
zijn schrikkelijke realiteit van (zeker voor fatsoensrenaissancisten) niet
altijd even kuische anecdotes!
Voorloopig volsta ik ermee voor ds. van Duyl over te schrijven de
slotwoorden van 's Heiligen evangelie over de melk, dat mutatis mutandis ook
zeer goed dienst kan doen voor vrijzinnige dominees, die in de politiek zoeken,
wat zij in de kerk niet kunnen vinden:
‘Dit zijn de nieuwe, de goddelooze asketen; de nieuwe, de goddelooze
helden zijn er ook al en reeds zijn de nieuwe, de goddelooze Heilanden in
aantocht, die wijn in water veranderen, neen, niet in rein water, in glibberige
melk; en bij het Laatste Avondmaal (de Kruisiging vervalt wegens ongesteldheid)
van zoo'n beker met dat klierslijm zullen zeggen: “drinkt, dit is mijn bloed”.
Wat dan hun eerste waarachtige waarheid zal zijn!’
Het spijt mij voor de kiesche ooren van ds., maar dit waren 's mans
eigen woorden; de mogelijkheid bestaat natuurlijk, ze bij de herdrukken te
laten elimineeren, al zou ook dat op imitatie lijken. In het concentratiekamp
ben ik bovendien bereid, na laat ons zeggen twintig slagen met den gummistok
onder eede te verklaren, dat de H. Erich zooiets nimmer geschreven heeft (het
staat in De Vrije Bladen van 1927 p. 246) en dat hij ook
nimmer één droppel alcohol heeft gebruikt, maar nationale melk verkoos boven
geïmporteerden wijn.
M.t.B.