volmaakte idool van de handelsreizigers
aller landen, dat zich maar laat denken. Zij kreunt, of liever gromt zachtjes
(dat is zinnelijkheid, iets heel, heel ergs en verbodens), maar zij is naar
mijn smaak voortdurend te vet om gedachten aan de paradijszonde op te wekken;
de verboden vrucht van den slagerswinkel blijft, voor mij althans, te
onherroepelijk herinneren aan het spek, waaraan zij ontsproot.
Eén ding, behalve de nauwkeurige opgave in cijfers van haar gewicht
schoon aan den haak, interesseert mij nog aan Mae West: hoe zal aan haar het
geleidelijke heiligings- en louteringsproces, waaraan haar voorgangsters in de
volksgunst Garbo en Dietrich door de producers werden onderworpen, worden
voltrokken? Want zoo gaat het nu eenmaal: als men ‘ster’ wordt, krijgt men
pretenties, en als men pretenties krijgt, wil men het ‘hoogere’ en dus bezielde
rollen spelen; de ontwikkelingsgang van Blauwe Engel naar
Song of Songs. Wij twijfelen er niet aan, of ook Mae West zal
de ‘ziel’ vinden en de ‘angel’ worden, die onbegrepen en met een onverwoestbare
kern van reiheid, waaraan geen aanraking met het rose leven iets heeft kunnen
bezoedelen, rondwaart - en niet meer heupwiegt. Een enkele glimp van die
betere, schoonere wereld achter deze wereld treft ons ook reeds in I'm no Angel, zij het dan ook verstikt in gegrom en vet...
Misschien is de weg naar de heiliging hier een vermageringskuur. Dat
was zij trouwens al vaker.
M.t.B.