Forum. Jaargang 2(1933)– [tijdschrift] Forum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 529] [p. 529] Moeder I Eens, toen de lichten stierven in de stad ben ik bezweken aan het vuur van binnen, mijn oogen brandden en het hart ging zingen: ik had het leven nooit zoo liefgehad. Maar later, toen herinneringen kwamen, donker en ijzig als een winternacht, en mij ontstelden met hun harde namen en dwaze, oorspronglooze klacht. Wat moest ik anders doen dan als een kind in wanhoop dooden roepen bij den naam? ik huiver, langzaam opent zich het raam: ik ben een wees; wie zoekt mij als een wind? [pagina 530] [p. 530] II Na dezen nacht weet ik u in ons midden: soms stoot gij aan mijn glas soms gloeit gij als een vuur, en plotsling wordt het leege uur zooals het vroeger was: gevuld en om te bidden. III Is dit de bloem niet, die gij hebt gedragen in uw doode handen van glas? ik herken uw gelaat aan de geur van de dagen toen alles zoo anders was. Maar deze bloem neem ik mee in mijn lot, - uw teeken, uw lach op mijn zwerven - zie: liefde deed u een wereld verwerven dicht aan de voeten van God. [pagina 531] [p. 531] IV Is er een plaats aan uw donkerste zijde wanneer ik moe ben en komen wil? ik ben bereid om het lichtkleed te spreiden van u naar God's heiligen wil. Ik ben bereid om eeuwig te zwijgen zooals ik op aarde deed, om alles te geven en niets te krijgen, wanneer ik nog éénmaal weet: Dit is de vrouw in wier huivrende leden, moe van onzegbaar geduld, ik als een wonder ben nedergegleden, wier lichaam ik heb gevuld. Dit is de vrouw die met wijze gebeden mijn hoofd en mijn handen heeft geboetseerd, die de pijn van haar lot aan mijn oor heeft beleden en de schaduwen van mijn bed heeft geweerd. De sterren hebben al eeuwen gezworven om dezen smartplaneet, maar ik weet: mijn moeder is niet gestorven, zij is slechts verrezen uit leed. Louis de Bourbon Vorige Volgende