| |
| |
| |
| |
Een improvisatie
Personen:
een oud acteur,
een jonge actrice.
Tooneel:
Zit- en studeerkamer van den acteur; o.a.
bureau-ministre, divan, tafeltje met twee clubfauteuils.
De acteur ligt op den divan en leest een brief.
Buiten hoort men een stem: ‘Daar, juffrouw, eerste kamer rechts.’
De acteur staat op en gaat met een zakelijk gezicht aan zijn
bureau zitten, na de kussens op den divan eenigszins te hebben opgeschud. Hij
legt den brief onder zijn vloeimap en neemt snel een paar stukken papier,
waarop hij ijverig schrijft. Er wordt geklopt.
Binnen.
(Kijkt niet op. De jonge actrice komt
binnen.)
Gaat u zitten. Excuseert u mij één oogenblik.
(Blijft schrijven.)
Zeker, ik hoop niet, dat ik ongelegen kom.
O, volstrekt niet. Ik ben onmiddellijk tot uw dienst.
(Schrijft even door. De jonge actrice gaat
zitten.)
En wat was er van uw dienst? O, neemt u mij niet kwalijk, ik weet
immers, waarvoor u komt. Ik ben soms wat verstrooid. Ja, uw brief, dat is waar
ook. Waar heb ik die toch gelaten?
(Haalt een paar laden open.)
Eigenaardig. Wacht, misschien weet ik het.
(Tilt de vloeimap op en haalt den brief te
voorschijn.)
Kijk, mijn intuïtie heeft me niet bedrogen. U wilde eens met mij
praten, nietwaar? Over uw carrière als actrice. Uw naam is mij onbekend. Hebt u
wel eens gespeeld?
Een heel enkele keer. Ik veronderstel niet, dat u mij kent, maar ik
had zooveel van u gehoord en wat meer zegt, ik heb u zoo vaak bewonderd, dat ik
onmiddellijk nadat ik het plan opvatte om aan het tooneel te gaan, het besluit
nam om uw raad in te winnen. Ik weet, dat u als beroemd man natuurlijk
| |
| |
vaak lastig gevallen wordt met zulk soort brieven als ik u
schreef, maar ik had het gevoel, dat u mij toch wel zoudt willen ontvangen.
Natuurlijk, natuurlijk. Laat eens kijken, u hebt mij zoo vaak
bewonderd, zegt u? Mij dunkt, dat u ongeveer twintig jaar geweest moet zijn.
Dat is zoo ongeveer de leeftijd voor Hollandsche meisjes van goede familie om
platonisch verliefd te zijn. Dan bent u nu dus dertig?
Dat klinkt weliswaar beter, maar het is toch wat laat om te
beginnen, tenzij u de voorkeur zou geven aan karakterspel, maar daar lijkt u me
weer te jong voor. U ziet er trouwens nog jong uit. Over tien jaar zult u
echter geen jonge rollen meer kunnen spelen en dan eerst zou u kans hebben op
een rol van eenige omvang, als uw werk tenminste in den smaak valt by het
publiek of als een criticus, een directeur of een jeune premier u ontdekt.
Het was mijn bedoeling mij door ù te laten ontdekken.
Als jeune premier, natuurlijk.
Zoo, dus ik ben voor u nog een jeune premier?
J.A. Wat zou u anders kunnen zijn?
Inderdaad, ik kan niet anders zijn dan dat. Maar daarom ben ik het
nog niet. Mijn laatste rol als jeune premier heb ik gespeeld, toen ik veertig
was. Nu ben ik vijftig. Vrij oud voor een jeugdig minnaar, vindt u niet?
Inderdaad, de leeftijdsgrens voor mannen is iets hooger dan die voor vrouwen,
maar er is een grens. Dat zult u wel begrijpen.
Maar het talent, uw bijzonder talent....
Kijk eens, mejuffrouw, u lijkt mij veel te verstandig, om aan dingen
te gelooven, die er in werkelijkheid niet zijn. Zou u nog in staat zijn, voor
mij die vereering te koesteren, die u op jeugdige, laat ik zeggen zeer jeugdige
leeftijd, voor mij hadt?
| |
| |
Wel op het tooneel, denk ik.
Dus niet hier in deze kamer?
Ik weet niet, wat u daarmee bedoelt.
Stel het geval, dat ik werkelijk jeune prenier was. U schrijft nu
deze brief. Welke conclusies trek ik daaruit, denkt u?
Vermoedelijk zult u zich gevleid voelen. Ik heb altijd gehoord, dat
zelfs de grootste acteurs nog al ijdel waren.
En wat meer? Kom, u hebt toch, naar uw uiterlijk te oordeelen, al
een zekere ervaring van het leven.
Wat ook uw bedoelingen waren, ik zou in laatste instantie de
beslissing aan mij houden. En indien u iets wilde, wat mij niet beviel, zou ik
mij weten te verdedigen.
Maar als er een engagement aan verbonden was? Wat zou u dan
doen?
Het zou er van afhangen of u mij beviel.
Niet als u zóó zou beginnen.... zoo ruw, zoo onbeschaafd.
Maar als ik als jeune premier was begonnen?
Dat hebt u immers niet gedaan.
Inderdaad, dat heb ik niet gedaan, omdat ik het niet ben. U hebt u
vergist, u hadt zich moeten wenden tot één van mijn jongere collega's, die u
zonder twijfel met raad en vooral met de daad hadden bijgestaan, want ik moet
zeggen, u ziet er nog goed uit. Of hebt u gedacht: hij is al oud en dat heeft
het voordeel, dat hij ervaring heeft en ik bovendien meer van hem gedaan kan
krijgen, zonder te veel te geven?
Dan bent u hier gekomen met een illusie omtrent mijn persoon. Neemt
u mij niet kwalijk, dat ik u die even ga ontnemen voor we het onderhoud
voortzetten. Zooeven opperde u de veronderstelling, dat ik vaak lastig gevallen
werd door brieven, zooals u er
| |
| |
mij een geschreven hebt. Welnu, de
laatste brief van dien aard, die ik ontving, kreeg ik ongeveer acht jaar
geleden en ik was toen nog zoozeer van mijn eigen roem en capaciteiten
overtuigd, dat ik er als gewoonlijk niet op antwoordde. Uw brief daarentegen
heb ik zeker vijfmaal overgelezen en ik las hem juist nog eens over, toen u
kwam. Het was voor mij een minnebrief, als het ware, een bewijs bovendien, dat
ik nog niet gestorven ben, een laatste groet uit het verleden. Ik ben aan mijn
schrijftafel gaan zitten en heb daar gedaan of ik schreef, om u de illusie niet
te ontnemen, dat ik een groot man ben met drukke bezigheden en tevens om mij
zelf nog eens voor te stellen, hoe ik was als groot man met drukke bezigheden.
Doch ik ben een eenzaam man, zonder engagement, zonder naam of liever met een
naam, die er beter niet geweest kon zijn, omdat men hem nooit noemt zonder het
commentaar: hij was.... Een miskend kunstenaar, die in zichzelf gelooft of een
erkend kunstenaar, die niet in zichzelf gelooft, zijn gelukkiger dan ik, de een
heeft als troost de roem, die hij zal krijgen, de ander de roem, die hij heeft.
Ik heb beide gehad en ben zelfs al tot de erkenning gekomen, dat geen van beide
recht van bestaan hadden.
U stelt het zich zoo voor, omdat u misschien verbitterd bent.
Mijn roem was onverdiend, omdat ik geen tooneelspeler was. Ik was
een minnaar. Toen ik te oud was geworden om een minnaar te zijn, stierf in mij
de tooneelspeler. Ik heb slechts mijzelf gespeeld en nu ik dat niet meer kan,
is mijn spel ook voor anderen onvoldoende.
Maar u bent toch niet te oud om een minnaar te zijn? Sommige mannen
zijn in staat, dat tot hun dood te blijven.
Zij zijn er hoogstens nog zelf van overtuigd, maar zij overtuigen
niet meer.
| |
| |
Dus u denkt, dat u niet meer in staat bent een vrouw te
veroveren?
Bedoelt u dat? Neen, ook daarvan ben ik overtuigd.
Ik wil het niet bewijzen.
Waarom niet? Misschien omdat ik mij zelf niet graag zou willen
bewijzen, dat ik er niet meer toe in staat ben.
Dus u hebt al die jaren in het geheel geen moeite gedaan om een
vrouw te veroveren, alleen omdat u bang was, geen succes te hebben?
U gelooft misschien nog in uzelf, als u bang bent uw laatste
steunpunt te verliezen.
Ik blijf liever in de overtuiging, dat het mogelijk zou kunnen zijn,
al is die mogelijkheid niet groot.
Die houding is niet moedig.
Neen, dat geef ik toe. Doch zij is zéér verstandig. Ik moet in uw
oogen nu wel geheel van mijn voetstuk gedaald zijn en dit was ook mijn
bedoeling. Ik heb dit gedaan om u een teleurstelling te besparen. Er is slechts
weinig, waarin ik u van dienst zou kunnen zijn. Ik zou hoogstens door mijn
ervaring in staat zijn te beoordeelen of u talent hebt. Daartoe zou u iets
moeten voordragen of een scène moeten spelen. Ik zal u de noodige aanwijzingen
geven en, voor zoover het noodig is, uw tegenspeler zijn. Misschien heb ik hier
iets.
(Hij gaat naar zijn schrijftafel.)
Het heet: ‘Een laatste kans’. Kijkt u het maar even in.
(Gaat zitten en leest vluchtig het manuscript
door.)
Een liefdesverklaring?
Inderdaad. Heeft u er eenig bezwaar tegen?
Neen, maar ik dacht, dat u er bezwaar tegen hadt.
Het spel moet grootendeels van uw kant komen. Het is de geschiedenis
van een man en een vrouw, die elkaar jaren geleden goed gezind waren, maar
| |
| |
op het oogenblik, dat er van een verloving sprake had kunnen
zijn, ging de man naar Indië. Hij is nu met verlof terug en zij komt hem
opzoeken en tracht een liefdesverklaring uit te lokken. Het is haar laatste
kans, begrijpt u?
Beiden zijn ongeveer dertig jaar oud. U zult mij wel niet kwalijk
nemen, dat ik me wat jonger voorstel dan ik ben. Het gaat nu eenmaal niet
anders. Als u nu even naar buiten wilt gaan... Daarna komt u weer binnen.
Werpt even een blik in den spiegel of zijn haar wel
goed zit.)
(Komt binnen.)
En hoe vind je het nu wel, dat ik je onmiddellijk kom opzoeken,
nadat ik hoorde, dat je terug was? Ach, ik vergeet zelfs je te begroeten. Hoe
gaat het?
(Van het papier lezend.)
O, heel goed, ik voel me hier alleen een beetje onwennig nog. Maar
ik denk, dat dat wel gauw zal veranderen.
Vooral als al je oude vrienden zoo trouw zijn als ik, denk je
niet?
(Lezend.)
Zal ik je mantel en hoed ophangen?
(Neemt den mantel.)
Neen, mijn hoed niet. Je zei vroeger immers altijd, dat ik met mijn
hoed op, er veel aardiger uitzag, dan zonder. En ik zou niet willen, dat je nu
al meteen een slechte indruk van me kreeg.
(Lezend.)
Nu, dat gaat moeilijk. Ik vind, dat je nog even mooi bent als
vroeger Mary. Je bent in het geheel niet veranderd.
Jij ook niet. Je bent alleen wat mannelijker geworden, wat
ernstiger, maar dat vind ik wel aardig. Overigens, je hebt nog het zelfde
figuur. Heusch, je bent nog erg slank. Trouwens, hoe kan het anders je bent
immers maar vijf jaar weggeweest.
Je vergist je: tien jaar.
| |
| |
Hier staat toch werkelijk vijf jaar.
O, neemt u mij niet kwalijk, de fout ligt aan mij. Ik zal deze zin
nog even opnieuw zeggen... Je vergist je: zes jaar.
Nu, dat is toch niet lang, althans niet voor een man. Een vrouw kan
in een paar jaar erg veranderen. Vind je heusch, dat ik er nog jong uitzie? Ik
ben nu eigenlijk al oud.
Je moet nu ongeveer dertig zijn.
Tegenwoordig is een vrouw even oud, als een man van de zelfde
leeftijd. En dan, de jaren in Indië tellen dubbel. Dus ik ben nu eigenlijk
twintig jaar ouder dan jij. Pardon.... tien jaar, staat hier. Dus ben ik nu
eigenlijk tien jaar ouder dan jij.
U coquetteert met uw ouderdom.
Het is het eenige, waar ik mee kan coquetteeren, helaas.
Ik zou het bijna gaan gelooven als u er zoo den nadruk op legt.
Ik ben geheel tot uw dienst.
Het wachtwoord was: tien jaar ouder dan jij.
Zeg dat niet, of ja, je hebt eigenlijk gelijk, het is me of je tien
jaar weg geweest bent.
Ben ik dan zoo'n vreemde voor je geworden?
Ja, misschien vreemd en wellicht ook, omdat de tijd me wat lang
viel. Zooiets mag je eigenlijk niet zeggen als vrouw, vind je wel?... Ik vind
deze passage wel een beetje grof.
Op het tooneel is alles een beetje grover dan in het werkelijke
leven, mejuffrouw. Fijne nuances moeten aangedikt worden anders komen ze niet
over het voetlicht. Het tooneel verhoudt zich tot de literatuur als de politiek
tot de philosophie. Het is een neerslag van edele gevoelens. Uit den aard der
zaak tastbaar en iets minder edel.
| |
| |
Meestal dezelfde verhouding tot literatoren als politici tot
philosophen. Een tijdlang heb ik mij met de meening getroost, dat ik geen
succes had, omdat ik te intelligent was of misschien een te sterke
persoonlijkheid had om tooneelspeler te zijn. Dat lijkt echter veel op het
belachelijk verweer van iemand, die zijn nederlaag niet wil erkennen. Tenslotte
heb ik toch in de overtuiging geleefd, dat ik een goed tooneelspeler was,
nietwaar? Dat het een fictie was, mag ik het tooneelspel niet verwijten. Ik mis
de intuïtie om een rol te spelen, die niet de mijne is, de vrouwelijke intuïtie
zou ik bijna zeggen. Maar dat wil niet zeggen, dat ik voor iets beters meer
geschikt zou zijn. Het is slechts een beperking, het geeft geen basis voor een
ander gebouw. Ook de jeune premier, de minnaar pur sang, heeft iets
vrouwelijks, hoewel het zich in mannelijke gebaren demonstreert. Dat is het
hybridische in een figuur als de mijne. Zullen we voortgaan? U zei dus?
Zooiets mag je niet zeggen als vrouw, vind je wel?
(Lezend.)
Als vrouw misschien niet, maar ik vind het heel prettig, dat jij het
zegt.
Ik zou het heerlijk vinden, als je naar mij verlangd had.
Nu, verlangd, is wel wat te veel gezegd. Je moet niet vergeten, dat
je één van mijn goede oude vrienden was. Ook de andere heb ik gemist.
Nu, Frederik, bijvoorbeeld.
Die is immers aan het tooneel gegaan?
Ja, hij is er nog. Hij heeft heel veel succes.
Ik zou willen, dat je niet met hem omging.
Waarom niet? Het is een heel aardige jongen.
Maar als ik het je vroeg? Als ik je geen reden opgaf en je toch
vroeg niet met Frederik om te gaan,
| |
| |
zou je dat dan doen?
(Onder het spreken, gaan beiden in de richting van
de divan, het meisje gaat zitten, de acteur laat het blad op den grond
vallen.)
Zou je dat voor mij over hebben?
(Lezend.)
Dat hangt er van af. Dat wil zeggen... ik weet het niet.
Kom, weet je nog, kun je je nog herinneren, hoe onze verhouding was,
even voordat ik naar Indië ging? Tracht je dien avond in te denken, toen we
samen naar de schouwburg zijn geweest. Je was zoo blij, dat ik zoo'n succes
had. Je voorspelde me, dat ik nog eens een groot man zou worden. Neen, je vond
mij toen al een groot man. Er ging van mij een magische kracht uit, zei je,
waarvan iedereen onder den indruk moest komen, of hij wilde of niet. Weet je
nog, dat ik antwoordde, dat ik gelukkig zou zijn, als ik jou onder mijn invloed
kon brengen? En weet je, dat jij toen zei, dat ik dat dan maar moest probeeren?
Weet je dat nog?
(Heeft ook papier neergelegd.)
Ja, dat weet ik nog wel.
En daarna gingen we soupeeren en we waren vroolijk en toch een heel
klein beetje sentimenteel en ik vroeg je mee naar mijn huis te gaan en je
durfde eerst niet, maar toen ik sterker aandrong en je beloofde, dat ik lief
voor je zou zijn en alleen maar alles zou doen, wat jij wilde, hebben we een
auto genomen en in die auto hebben we elkaar een zoen gegeven. Al den tijd, dat
we gescheiden waren, heb ik me jou in gedachten voorgesteld, als mijn ideaal.
Ik heb gedroomd onder mijn werk, terwijl ik succes had, van een vrouw zooals
jij, die eens, wanneer ik ooit oud zou worden, mij gezelschap zou houden, die
lief en leed met mij zou deelen, vooral het leed, die mij zou steunen op het
oogenblik, dat ik twijfelde aan mijn succes en zich met mij zou verheugen als
ik slaagde. Weet je dat nog?
Ja, je was lief voor mij.
| |
| |
Zou je een oude man zooals ik ben, oud, omdat ik vele
teleurstellingen alleen heb moeten dragen, oud, omdat het succes, dat ik gehad
heb, geen blijvende waarde bleek te bezitten, zou je zoo'n ouden man kunnen
liefhebben? Kom, wat zeg je daarop? Ik houd van je. Kun jij ook van mij
houden?
Ja,... dat wil zeggen... Waar is het manuscript?
(Opstaand.)
O, het manuscript behoeft u niet meer na te lezen.
(Neemt het en drukt het in zijn hand samen tot een
prop.)
De scène is ten einde.
Maar moet ik nog niet wat zeggen?
Zeker, u hadt nog heel veel kunnen zeggen. Maar ik geloof, dat we
ons niet geheel aan den tekst gehouden hebben. Het laatste gedeelte was min of
meer geïmproviseerd... Ja, wat uw talent betreft, om u eerlijk de waarheid te
zeggen, ik geloof wel, dat u eenig talent hebt, het einde was echter eenigszins
mat. Misschien lag dit ook aan de jeune premier. Toch verdient het mijns
inziens aanbeveling, dat u alle voor- en nadeelen terdege overweegt vóór u het
definitieve besluit neemt aan het tooneel te gaan. Het is altijd goed den
schijn van de werkelijkheid te scheiden, behalve juist dáár.
(Doek)
R. Blijstra
|
|