- ‘Fraai werkje, zoo dagelijks wat oppervlakkig actueel voer aan de
menigte voor te schotelen.’
Soms betreur ik voor mijzelf, dat het journalisme zooveel haast en
vervlakking medebrengt, en ik was Verhoeven bijna dankbaar, dat hij in mij met
zijn eenvoudige woorden de gemakkelijke zelfgenoegzaamheid aantastte.
Ik heb nadien meermaals ondervonden, dat hij mijn ontevredenheid
opwekte maar steeds als een zucht naar het betere. In den intiemen omgang met
hem leefde men altijd in een atmosfeer, die de kleine zijden van het bestaan
geen rechten liet.
Ik begreep op datzelfde oogenblik wat mijn neef mij over hem had
gezegd:
- ‘Hij is te verstandig. Hij is een onmeedoogende man, een die den
opgezwollen burgerman met een speldeprik degonfleert. Een goede jongen in den
grond. Maar die er als 't ware genot in vindt zichzelf te schaden. Aan den
evenaar hield hij van de inboorlingen en zij hielden meer van hem dan van
andere blanken. Maar hij gelooft niet in zichzelf. En ook niet meer in het
leven, vrees ik. Hij bezit de tragische macht om zich te doen haten. Maar die
hem beter kennen houden van hem....’
Ik zie nog hoe mijn neef de schouders moedeloos ophaalde met den zin
van:
- ‘Er is niets aan te doen.’ Slechts later werd mij duidelijk waarom
hij zich dat zoo aantrok. Diane, zijn dochter, die de dertig nadert, is voor
die koele betoovering niet ongevoelig gebleven. Zij heeft hem lief gekregen,
doch als een ongenaakbaren meester. Want sinds hij die vurige vrouw aan zich
verknocht heeft gemaakt, gedraagt hij zich tegenover haar als een toegeeflijke
vriend, die haar evenwel op afstand houdt.
- ‘Diane, zegt hij, gij zijt te jong om voor een kerel als ik te
leven.’
Zij valt hem hartstochtelijk in de rede:
- ‘Het is niet waar.’
- ‘Kom, laat ons over iets anders spreken....’
Mijn neef weet dat Georges niet licht op een beslissing