Folium Librorum Vitae Deditum. Jaargang 2
(1952)– [tijdschrift] Folium– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
Boek en drukpers in de emblematische literatuurGa naar voetnoot1)Het gebruik van symbolen is zo oud als de mens. De altijd en overal aanwezige behoefte abstracte begrippen op concrete wijze voor te stellen ontstond uit de samenwerking van twee oerinstincten: die nl. zich tegenover de omgeving te uiten en de andere, om wat uitgesproken is, weer te verbergen. Vanaf de hiëroglyphen via de naamgeving bij de primitieve volken (‘vliegend hert’) tot aan onze heraldiek toe is er een onafgebroken psychologisch verband. Op deze grondslag ontwikkelde zich in de late Renaissance een speciale literatuursoort: de emblemata-boeken. Uit mystieke en wetenschappelijke voedingsbronnen ontstond de Hypnerotomachia Poliphili (Venetië, Aldus, 1499). Dit boek werd in vele opzichten de stammoeder van de emblematische literatuur, die zich snel over heel Europa verspreidde en haar bloei tussen 1530 en 1650 beleefde. Daarna begint het verval en tegen het einde van de 18de eeuw is de emblematiek verworden tot een gemaniereerd spel. De concrete voorwerpen, die de emblematiek voor haar doel gebruikt, worden in het begin ontleend aan de gehele natuur en de menselijke beschaving. Gedeeltelijk kennen wij deze voorwerpen al uit de eeuwenoude beeldspraak en uit het spreekwoordelijk gebruik: dapper als een leeuw, listig als een slang, pijlsnel, het staatsschip, een rots in de branding, een boek met zeven zegels, het licht onder de korenmaat, hand in hand gaan - een oneindige reeks, die met in het begin levendige, later steeds meer verzwakkende phantasie aangevuld en vernieuwd werd. Reeds in de tweede helft der 17de eeuw kon de eerste grote theoreticus der emblematiek, de Milaanse abt Filippo Picinelli een werk schrijvenGa naar voetnoot2), waarin hij - na een vooral aan de definitie gewijde theoretische inleiding en een zestalig tabellarisch overzicht over de emblematische onderwerpen - op meer dan 1000 folio-bladzijden een uitvoerige casuïstiek geeft van de hem bekende emblemen en de veelvuldige mogelijkheden voor hun uitleg. Picinelli's boek is zonder twijfel een onschatbare bron; PrazGa naar voetnoot3) noemt het een encyclopaedie der emblematiek. Daarmee stemt weinig overeen het feit, dat Picenelli's bibliographie slechts 36 gedrukte en 19 in handschrift voor- | |
[pagina 158]
| |
handen emblemata-boeken noemt, waaronder zulke beroemde als die van Saavedra, Pietrasanta, Engelgrave, Vaenius, Pallavicini and Philotheus. In Picinelli's Mundus symbolicus nu vindt men een speciaal hoofdstuk (liber XIX) dat aan de ‘letters en hun toebehoren’ gewijd is. Hier worden enkele letters behandeld, die als embleem gebruikt worden, b.v. A en O; vreemd genoeg niet de Y, een der oudste symbolen voor het alternatief en meer in het bijzonder voor de keus tussen Goed en Kwaad. Verder worden schrijfgerei en schrijfmateriaal besproken, tenslotte het Boek en terloops de drukpers en de boekdruk. Picinelli's boek is niet zeer zeldzaam en wij hoeven dus hier niet de door hem gevonden emblemen en hun toepassingen te herhalen. Het is misschien nuttiger aan de hand van enige steekproeven uit de gehele emblemata-literatuur te trachten enkele nieuwe gezichtspunten te vinden, want Picinelli's zuinigheid wat het verschaffen der bronnen betreft, had tot gevolg, dat het door hem verstrekte materiaal verre van volledig is.
Onder de emblematici, die het Boek als embleem gebruiken, verdient Paolo Giovio de eerste plaats, omdat hij vermoedelijk de eerste is, die het als op zich zelf staand symbool toepaste en omdat hij daarbij een zelfstandige, zij het ook nu een weinig gezocht lijkende gedachtengang volgde. Wij zullen dan ook hier met hem beginnen, hoewel zijn embleem niet een gedrukt, maar een geschreven boek is. In 1561 gaf Roville te Lyon van Giovio's Dialogo dell' Imprese militari et amoroso een van zijn beroemde paralleluitgaven uit (gelijktijdig in het Italiaans, Frans en Spaans). De eerste emblemen in dit boek zijn opgedragen aan de vier laatste koningen van Aragon, het derde ervan aan koning Frederik van Napels en Sicilië. De gravure toont een gesloten contoboek (vn liure de comptes... que Ion void chez les banquiers); uit de sneden lekken vlammen (zij delgen de schuld); erboven zweeft een kroon en een banderolle met de zinspreuk: Decedant vetera. Het geheel heeft betrekking op de amnestie, die Frederik in 1495 had afgekondigd. Zo origineel als dit zijn niet alle emblemata en het zal niemand verbazen, dat van het begin af het boek ertoe moest dienen om talrijke geestelijke eigenschappen, toestanden en bezigheden te symboliseren. Al deze voor de hand liggende toepassingen na te gaan heeft weinig aantrekkelijks. Bovendien vindt men in de latere emblematische modelboeken, de zgn. iconologieën dit alles | |
[pagina 159]
| |
netjes bij elkaar. WeigelGa naar voetnoot4) vertoont bijzonder weinig verbeeldingskracht en hij maakt zich van zijn taak nogal gemakkelijk af; het boek komt bij hem twee keer voor en wel in dezelfde betekenis en met de weinig indrukwekkende zinspreuken ‘Bücher machen gescheide Leut’, ‘Bücher machen die Menschen gescheid’. Veel meer hadden reeds van tevoren Baudoin en de Bie in hun bewerking van Ripa's iconologie gegevenGa naar voetnoot5). Bij hen dienen boeken in de meest verschillende samenstellingen ter symbolisering van de volgende begrippen: actes vertueux, cognoissance, correction, doctrine, éloquence, estude, foy chestienne, histoire, méditation, mémoire, perspective, réformation, sapience, vérité, vigilance, mélancolique. Een soortgelijke reeks kan men samenstellen uit de voorbeelden in de iconologie van de Weense graveur Joseph StöberGa naar voetnoot6): Verdienst durch Studium, Geheimnis, Rat, Wahrheit, Studium, Religion, Melancholie, Strenge, Gesetz, Philosophie, Geschichte, Kenntnis, Meinung. Bijna al deze toepassingen komt men in de emblematische literatuur vaak genoeg tegen, soms enigszins uitgebreid of gewijzigd. Een nieuwe toepassing verzon NeugebauerGa naar voetnoot7): op een van sloten voorzien boek een doodshoofd met een olielampje. Hierbij moet het boek de voortdurende herinnering aan de dood betekenen. Een verwante gedachtengang vindt men in de dodendans van de Nederlandse arts Salomon van RustingGa naar voetnoot8): een stokoude geleerde zit in zijn studeerkamer te lezen; de dood komt binnen om hem weg te roepen. In het langademig en woordenrijk gedicht, dat dit embleem verklaart, wordt de geleerdheid geprezen als de goede voorbereiding tot de zekerheid des doods. Onder al deze boeksymbolen valt er eigenlijk slechts een op: de melancholie. Baudouin geeft een verklaring: ‘Le mélancolique tient un livre ouvert, parce que les gens de cette complexion s'adonnent volontiers aux bonnes lettres, et que pour y vaquer plus commodément ils recherchent la solitude.’ Toen BroeckhoffGa naar voetnoot9) honderd jaar later de eenzaamheid voorstelde als een vrouw met | |
[pagina 160]
| |
een boek, hervatte hij deze gedachtengang. In de emblematische literatuur vormen een grote groep de zgn. emblemata heroica of zinnebeeldige eerbewijzen aan de groten, de staatslieden en de vorsten. In deze boeken keert regelmatig de symbolische combinatie van boek en zwaard terug als zinnebeeld voor de voornaamste deugden: dapperheid en wijsheid of kracht en rechtvaardigheid. Wij noemen slechts enkele voorbeelden: een gepantserde arm met het zwaard in de hand steunt op een boek (b.v. Neugebauer, p. 25; PetrasantaGa naar voetnoot10), p. 224). Jacobus a BruckGa naar voetnoot11) wijzigt de voorstelling enigszins. Het achtste van zijn bijzonder fraai gegraveerde emblemen (p. 29) stelt een gepantserde arm voor, die zwaard, schrijfpen en lauriertak vasthoudt; op het punt van het zwaard rust een boek. De zinspreuk luidt: utrumque tuetur; en de verklaring: cuspidi gladii liber affixus, ut scilicet, tatio recta et consilium arma regat. Een embleem bij Johann Georg SchiebelGa naar voetnoot12) (p. 29) vertoont een degen, die tussen de bladzijden van een boek gestoken is: Das ist es / was Bellonen zieret /
Wenn ein Soldat auch was studiret/
Wenn Schrifften nur sind seiner Ruhe Kost;/
Der Degen kriegt von Büchern keinen Rost.
Een andere variatie van het thema boek-zwaard is te zien bij a Bruck op bladzijde 89: een dubbele weegschaal in evenwicht, op de ene schaal een boek, op de andere een zwaard; zinspreuk: durant aequa. Hiermee is verwant het embleem in A. Vanossis Idea sapientis theopolitici (Wenen, 1724), p. 253: een koorddanser met een balanceerstok, aan welks uiteinde een boek en een zwaard opgehangen zijn; zinspreuk: libratur utroque. Schiebel (p. 63) neemt de Y als grondslag voor zijn embleem met de zinspreuk: ‘Elige tibi!’; op de linkertak van de Y is een zotskap met roe te zien, op de rechter liggen boek, kroon en scepter. Bijzonder fraai is de voorstelling bij Vaenius - hij had trouwens reeds in de Horatii emblemata 1612 zeer originele emblematische toepassingen van het boek gevonden - in zijn Amoris divini emblemata, Antwerpen 1615: het boek als spiegel der ziel, waarbij men denken kan aan de beginwoorden van Lucas de Penna's | |
[pagina 161]
| |
hymne aan het boek: Liber est lumen cordis et speculum corporis.
Ziet men na al deze boeken Roemer Visscher's Sinnepoppen (Amsterdam, 1614), dan meent men een andere geest te proeven. Claes Jansz. Visschers heldere en krachtige etsen verlenen aan de Sinnepoppen een zeer bijzondere plaats in de emblematische literatuur der 17de eeuw. Geen wonder dat wij juist in dit boek het zuiverste en meest markante boekenembleem aantreffen: het boek als drager der beschaving (eerste schock, no. 30; zie afb. 1).
I
De verklarende tekst luidt: ‘Kruyt voor de wilde woeste. Plato, Aristoteles, en daer na Boëtius, Seneca, en veel andere Philosophen, hebben door haer grondigh en verstandigh schryven, de wilde woeste menschen tot ghesatigheydt en ghehoor ghebracht, en met dit saet van Philosophia ghesaeyt in de ongheploeghde ackers van haer wreede harsebackens, de Muysen, Rotten, en de wilde woeste beesten als onkruyt uytghewied en ghesuyvert: Dus dan wil ick gebeden heb- | |
[pagina 162]
| |
ben den teeren Leser, daer men geen rondt Hollandts by spreken mack, datse dit willen goedelijc duyden en my ten besten houden, want ick dencket noch meer te doen.’ Gaan wij van het boek over tot zijn bron, de drukpers, dan staan wij voor geheel nieuwe emblematische gedachtengangen. Ook de drukpers vindt men niet zo zelden in de emblemata-literatuur. Beginnen wij met Petrasanta.
II
Op bladzijde 419 is een tamelijk primitieve drukkerij afgebeeld - het bedrijf rust - met de zinspreuk ‘premat dum imprimat’ en de verklaring: quantumvis premamur litterariis Academiae exercitationibus; imprimimur interim verae sapientiae typis, ad nominis famam aeternam. Saavedra gebruikt in de inleiding van zijn Idea principis christianopolitici de drukpers (afb. 2) als symbool van de zwartmakende en neerdrukkende critiek, die, hoe scherper zij is, des te groter invloed uitoefent op het werk. De laatste woorden van de inleiding luiden ongeveer: Ik weet, genegen lezer, dat politieke geschriften | |
[pagina 163]
| |
op de figuren lijken, waarop bij het steekspel iedereen afstormt en steekt. Wie iets wil publiceren, die is aan het zwarte roet en aan de druk van afgunstige critiek onderworpen. Maar ik weet ook, dat de letters des te helderder en glanzender in het licht treden, naarmate de drukinkt zwarter is en de pers vaster drukt. Antonius a Burgundia gaf in 1639 te Antwerpen zijn Mundi lapis lydius uit, een van de best geïllustreerde emblemataboeken van de tijd. Hij toont ons (p. 10) een drukkerij in vol bedrijf. In de voorkamer zit een deftig gekleed heer, schrijvend aan een tafel. De betrekkelijk droge Latijnse prozaverklaring is in de Nederlandse uitgaveGa naar voetnoot13), die dezelfde gravures heeft, door een gedicht vervangen, dat weliswaar weinig gracieus is, maar bij alle plompheid de charme der naïveteit bezit (p. 19-25). De dichter bezoekt een vriend (dit is de heer in de voorkamer van de drukkerij), die het tot onverwachte welstand heeft gebracht. Hij woont in een rijk huis vol kunstschatten. Hij zegt de verbaasde gast, dat hij om al deze nietigheden niets geeft. Maer een sake staet my t' sinne,
Die ick aldermeest beminne,
Dat ick in mijn winckel sie
Dese schoone druckerie.
Dese maeckt my blijde sinnen,
Dese doet my schatten winnen;
Dese maeckt mijn naem bekent,
Al waer iemandt letters kent.
Siet, mijn knechten die daer letten
Op den druck, en 't letter setten,
Trecken wel op eenen keer
Duysent woorden en noch meer.
Over al soo seynd' ick boecken,
Ook tot in de minste hoecken,
En mijn const wordt seer ver-eert,
Al waer dat men consten leert,
Zijn dat niet wel fraeye saken,
Die den mensch soo achtbaer maken?
En dan volgt de moraal: men moet met het kostbare materiaal verstandig omgaan: | |
[pagina 164]
| |
Vele woorden baren eer.
Wel ghebruyckt, maer oock niet eer.
Een soortgelijke voorstelling (de invloed van de gravure in Mundi lapis lydius is duidelijk) vinden wij bij PoirtersGa naar voetnoot14) (p. 46), echter in heel andere betekenis. Het verklarend gedicht zegt ons, dat de rijke eigenaar bij a Burgundia hier de drukmeester is.
III
Hij zorgt ervoor, dat de drukkersknechts een feilloze tekst krijgen. Hiervan hangt alles af. Als bij de leiding iets mankeert, is alles bedorven. De moraal is deze keer paedagogisch: door goed voorbeeld moet men de kinderen op de rechte weg houden. | |
[pagina 165]
| |
Keren wij tenslotte nog eens tot het boek terug en tot een der vroegste emblematische toepassingen. De geleerde boekhandelaar en uitgever, kunstenaar en auteur Geofroy Tory volgde de gewoonte van zijn tijd en voorzag zijn uitgaven van een uitgeversembleem. Het motief nam hij vermoedelijk uit dezelfde bron, waar Aldus zijn anker vond, uit de Hypnerotomachia Poliphili. Tory koos als embleem de ‘pot cassé’ en vulde dit zinnebeeld der sterfelijkheid aan met rijke emblematische versieringen. Vanzelfsprekend hoort hier het boek bij. Het vormt de basis van het geheel: een boekband met twee sloten en bovendien nog beveiligd door drie ketenen met zware hangsloten (afb. 3). Hier verschijnt het boek in zijn diepste emblematische betekenis, nl. als symbool van het leven. Tory zelf geeft in Champ Fleury (p. XLIII) de verklaring: Soubz icelluy Pot casse ya vng Liure clos a trois chaines & Cathenats, qui signifie q apres que nostre corps est casse par mort, sa vie est close des trois Deesses fatales. Cestuy liure est si bien clos, quil ny a celluy qui sceust rien veoir, sil ne scaict les segrets des Cathenats, & principallement du Cathenat rond, qui est clos & signe a lettres. Aussi apresque le liure de nostre vie est clos, il ny a plus homme qui y puisse rien ouurir, si non celluy qui scaict les segrets. Et celluy est Dieu, qui seul scaict & cognoist auant & apres nostre mort, quil a este, quil est, & quil sera de nous.
G. |
|