Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 13
(2006)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Andrea Kluitmann
| |
[pagina 18]
| |
Onlangs kreeg ik een e-mail van Waltraud Hüsmert (vertaalster van onder meer Hugo Claus, Willem Elsschot, W.F. Hermans en Thomas Rosenboom) waarin zij schreef dat ze allang had moeten stoppen met vertalen als ze de afgelopen jaren niet meerdere prijzen had gewonnen, waaronder de Martinus Nijhoffprijs. Een andere collega had in 2003 naar volle tevredenheid van een literaire uitgever een Nederlandse roman vertaald. Drie jaar later werd haar gevraagd om nieuw werk van dezelfde auteur te vertalen. Ze vroeg er €20 per pagina voor - een Duitse ‘normpagina’ bevat ongeveer 260 woorden. Dat was één euro meer dan drie jaar daarvoor. Er werd haar medegedeeld dat de opdracht alleen onder de oude voorwaarden kon worden gegeven. De uitgeverij liet weten dat men weliswaar besefte welk uitmuntend en tijdrovend werk de vertaalster verrichtte, maar dat de vertaalkosten al dermate hoog waren dat het riskant werd voor een dergelijke literaire uitgeverij (die overigens niet bepaald klein was). Dat zijn van die momenten waarop je je afvraagt waar je in godsnaam mee bezig bent en de neiging hebt om een hele pot augurken uit het raam te mieteren en drie planken woordenboeken erachteraan.
In 2002 werd in Duitsland een nieuwe auteurswet (Urhebergesetz) van kracht. De wetgever had besloten om iets te doen aan de schrijnende inkomenssituatie van ‘Urheber’, wat in het Duitse juridische jargon neerkomt op scheppers van literair, muzikaal of beeldend werk. Voorbeelden daarvan zijn schrijvers journalisten, regisseurs, componisten, muzikanten, fotografen, beeldend kunstenaars en ook vertalers. De Duitse wetgever ziet het vertalersvak als scheppend en hierover is in juridisch opzicht geen discussie mogelijk. Dat is relevant omdat de discussie soms dreigt te verzanden in vragen als: moeten vertalers gelijk worden gesteld aan auteurs, of zijn vertalers kunstenaars? Dit zijn interessante vragen, maar de strijd om een billijke vergoeding kan ook simpeler worden gevoerd. Vertalers zijn vaak zeer goed opgeleide specialisten, die een adequate betaling moeten ontvangen voor hun prestatie. Dat komt in de buurt van artikel 1 paragraaf 32 van de gewijzigde auteurswet, waarin staat dat de schepper voor zijn werk een redelijke (angemessene) vergoeding dient te ontvangen. Hoeveel ‘angemessen’ precies is, daarover moeten de betrokken partijen het samen eens worden omdat ze hierover zelf de meeste kennis van zaken bezitten. Dat is zonder meer waar, maar de gesprekken zijn nooit erg vlot verlopen. Op een gegeven moment maakte een tiental vertalers gebruik van het recht om hun contracten door de rechtbank op redelijkheid te laten toetsen. Intussen is in ongeveer de helft van deze gevallen een vonnis uitgesproken en ziedaar: de rechter vindt de beloning van literair vertalers niet redelijk. Weliswaar wordt niet tegemoetgekomen aan de eis van de vertalers om de prijs per normpagina flink te verhogen, maar wel aan de wens om mee te delen in de winst van een boek. Op die manier kunnen de vertalers alsnog in het genot komen van een billijke vergoeding. Tot nu toe stond er in de meeste vertaalcontracten geen royaltyregeling, of anders een heel slechte, vaak vanaf het 30.001ste exemplaar. Ook delen vertalers vaak niet, of nauwelijks, mee in de opbrengsten uit nevenrechten, wat een inkomstenbron is die de uitgever met betrekkelijk weinig werk kan realiseren. Maar nu heeft de rechter | |
[pagina 19]
| |
bepaald dat vertalers vanaf het eerste exemplaar moeten delen in de opbrengst en recht hebben op 25% van alle opbrengsten uit nevenrechten. De uitgevers hebben beroep aangetekend en de kans is groot dat er tot de hoogste Duitse rechterlijke instantie, het Bundesgerichtshof, wordt geprocedeerd. De vonnissen zijn dus nog niet rechtsgeldig en het is ook te hopen dat er in de tussentijd verder wordt onderhandeld.Ga naar eindnoot2 Maar de trend is gezet, en wel ten gunste van de vertalers. Toen de uitgevers zich dit realiseerden ontstond er een ware paniek. Buitenlandse boeken zouden een groot risico voor de uitgeverij vormen en er zouden veel minder vertaalde titels kunnen worden uitgegeven. De literaire cultuur was in gevaar en dat was natuurlijk de schuld van de vertalers. De voorzitster van de VdÜ, Gerlinde Schermer-Rauwolf, reageerde als volgt op deze visie: ‘Als de culturele verscheidenheid van het Duitse literaire landschap dermate afhankelijk is van vertalingen, dan worden we zeker onderbetaald.’ Sommige uitgevers dreigden om naar Oostenrijk, Zwitserland en Hongarije uit te wijken. Ze zouden daar wel even wat vertalers zoeken zodat ze de nieuwe auteurswet konden omzeilen. Afgezien van het feit dat dit juridisch onmogelijk is, klinkt het ook nog eens veel makkelijker dan het is. Goede en ervaren vertalers zijn minder talrijk dan het zand van de zee, om maar eens een Duitse uitdrukking te gebruiken. Misschien moeten Duitse uitgevers om te beginnen eens stoppen om de vertaalkosten in te delen bij de productiekosten, samen met de kosten voor papier en druk. Of ze moeten wat minder betalen voor de rechten van sommige boeken. Ook zouden de uitgevers hun buitenlandse auteurs (zeker de succesvolle) duidelijk kunnen maken dat hun Duitse stem er alleen kan zijn als de vertaler fatsoenlijk wordt betaald, en zij zelf dus misschien met wat minder genoegen moeten nemen. Er zal nog veel creativiteit - en wellicht ook bereidheid tot het sluiten van compromissen - nodig zijn om tot een oplossing te komen, ook van de kant van de vertalers. Uitgevers en vertalers houden van boeken en willen blijven werken in hun vak, maar een herverdeling van de inkomsten en andere vormen van calculatie zijn absoluut onvermijdelijk. Na vijftig jaar onderbetaling lijken de Duitse vertalers niet meer bereid om braaf de steentjes terug te geven en nemen ze ook niet langer genoegen met wat augurken. Vertalen is hard werken op hoog niveau. Zoete druiven, dat is wat ze willen. |
|