Boekaankondigingen
Ali Hubert: Hollywood, Legende und Wirklichkeit
E.A. Seemann Verlag, Leipzig 1930
Het boek van den heer Ali Hubert, costuumspecialist en sinds vele jaren ‘künstlericher Beirat’ van den regisseur Ernst Lubitsch, geeft minder dan zijn titel belooft. Het ophemelende voorwoord van Emil Jannings, waarin beweerd wordt dat Hollywood, door den genoemden acteur tot de voor de filmkunst ‘massgebendste Stelle der Welt’ gestempeld, door Ali Hubert zooals nog nooit te voren werd geschilderd, ten spijt, moeten wij constateeren dat Huberts boek zeer eenzijdig is. Ali Hubert is in opdracht van de Paramount naar de States gegaan en heeft daar bij de vervaardiging van films niet alleen artistieke adviezen gegeven maar ook daadwerkelijk bij de ‘aankleeding’ diensten verricht. Zoo draagt hij schuld aan de vlekkelooze kleedij van alle ‘Russen’ die in Jannings ‘Patriot’ een rol hebben gespeeld. Uitvoerig vertelt hij in zijn boek hoe de genoemde film tot stand kwam. Deze bijzonderheden doen hier minder ter zake, vermelden wij slechts bij wijze van curiositeit, dat in tegenstelling met hetgeen enkele critici hebben ‘geïnsinueerd’ de vlekkelooze sneeuw niet uit watten, maar uit heel kleine stukjes marmer bestond.
Ali Hubert, groot bewonderaar van Lubitsch, den eersten Duitscher die in Hollywood wat heeft gepresteerd, is in de filmstad hoofdzakelijk in contact geweest met hen die voor de Paramount en de Metro-Goldwijn werkten. Hij is overigens meestal blijven vastkleven aan het gezelschap van Jannings, Lubitsch, den Duitschen scenarioschrijver Kräly en eenige andere landgenooten. Deze omstandigheid verklaart, dat hij Hollywood-in-zijn-geheel niet heeft leeren kennen. Wel vinden wij - en dit is een kwaliteit van het boek - interessante beschouwingen over de wijze waarop technisch een film tot stand komt, en deelt Hubert ons een en ander mede over de gevolgen der talkierevolutie in de States, wel krijgen wij interessante details over gevoerde film-reclamecampagnes en het ver van luxueuze bestaan van de vele figuranten en de spelers van ondergeschikte rollen, maar een algemeen beeld ontbreekt. Speciaal heeft dit betrekking op de beschrijving van de filmgrootheden die uitermate onvolledig zijn vertegenwoordigd. Hubert gaat zich te buiten aan loftirades op Jannings en Lubitsch en vergeet dat Hollywood ook nog andere belangrijke menschen telt. Wij noemen als voorbeeld slechts Chaplin en Buster Keaton. Kenmerkend is het dan ook dat het hoofdstuk ‘Die Götter’, dat de ‘prominenten’ zou moeten geven, niet meer dan drie bladzijden telt. Elders krijgt evenwel Ramon Novarro en de sympathieke Anna May Wong een beurt. Het hoofdstuk over ‘Chinatown’, de Chineesche wijk, waar Anna May Wong vaak te vinden is, is lang niet het slechtste van het boek.
Nog een ander bezwaar hebben wij tegen Huberts werk: Ook Hubert is verblind door Amerika's filmtechniek. Voor hem, evenals voor zoovelen, lijkt deze de hoogste wijsheid. Critiek, laat staan kunstcritiek wordt dan ook in zijn boek vrijwel niet uitgeoefend. Geen enkele waarschuwing komt er uit den mond van dezen ‘künstlerischen Beirat’, die van ware filmkunst bitter weinig begrip schijnt te hebben. Het eenige waar hij zich ongerust over schijnt te maken is het feit dat zooveel onervarenen,