Filmliga
(1927-1931)– [tijdschrift] Filmliga– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 391]
| |
Walter Ruttmann: Berlin, die Symphonie einer GrosstadtMet de reprise van Ruttmann's ‘Berlin’ hebben wij een soort eereschuld aan den duitschen cineast te voldoen. In het eerste seizoen brachten wij zijn absolute films, die hier te lande groote belangstelling vonden; het was ons toen echter onmogelijk, fragmenten van ‘Berlin’ beschikbaar te krijgen. Eenige maanden later gaf het theater Tuschinski te Amsterdam twee voorstellingen van dit werk op Zondagmorgen, die door vele Ligaleden werden bijgewoond. Toen wij dezer dagen de beschikking over ‘Berlin’ konden erlangen, hebben wij gemeend er goed aan te doen, voor ditmaal een erkend belangwekkende reprise boven een première te stellen, te meer waar in de meeste afdeelingen de vraag om ‘Berlin’ zeer groot is. Wij kunnen thans bovendien de zeer interessante vergelijking met het schema der absolute films op één programma demonstreeren. Na het vele, dat in ons blad over Ruttmann en zijn werk werd geschreven, kunnen wij kort zijn over zijn aesthetische beteekenis. Wij behoeven wel niet meer, als het vorig jaar, den nadruk te leggen op zijn eenige plaats in de wereld van de film en op den invloed, die zijn krachtig en onverzettelijk initiatief op de tilmkunst heeft gehad. Herinneren wij aan wat de criticus van het Alg. Handelsblad d(e) G(raaff) over ‘Berlin’ schreef:
Als men bedenkt, dat Ruttmann's absolute films waaraan de kunstenaar eenige jaren heeft gewerkt, in enkele minuten voorbijflitsen, wordt het bijna een wonder, dat in ‘Berlin’ twee van de 'zes acten volkomen geslaagd zijn en dat in hetgeen daarop volgt nog zeer veel voortreffelijke fragmenten zijn aan te wijzen. De groote moeilijkheid, waarmede Ruttmann hier te kampen heeft, is het doode materiaal (de gefotografeerde werkelijkheid) zoo - door rhythme en vlakverdeeling - te bezielen, dat het geen oogenblik als materiaal werkt en tevens de menschen (geen acteurs, maar gewone voorbijgangers) zoo in het bewogen vlak op te nemen, dat zij geheel in de rhythmische harmonie van het werk opgaan. In de eerste acten is hij daarin bijna voortdurend geslaagd. Daarna wordt zijn werk een verbeten strijd met het materiaal, dat hem telkens weer ontglipt en dat hij telkens weer in zijn macht krijgt. Een titanenstrijd, die zijn eigen tragiek heeft, waardoor het werk, ondanks de inzinkingen, tot het einde blijft boeien! Natuurlijk heeft Ruttmann, ofschoon hij zich tot taak stelde het leven der wereldstad gedurende een etmaal weer te geven, zonder zich aan bepaalde gebeurtenissen of personen te binden, die beelden gekozen, welke hem het best in de gelegenheid stelden zijn bewegingskunst zuiver te houden. ‘Berlin’ begint met het motief van zijn laatste absolute film: het rhythmisch bewegen van lichte en donkere banen, die geleidelijk overgaan in dansende telegraafdraden langs een spoorweg, rijzende en dalende afsluitboomen, armen van seinpalen, verwijdende en vernauwende rails, verschuivende wissels. Een trein, in verschillende vlakverhoudingen, afwisselende rhvthmen en bewegingsrichtingen, weergegeven, neemt dit motief over. Zoo wordt de rhythmische spanning opgevoerd en weer ontspannen. Daarom wordt een nieuw motief ingezet. Door een leege nachtstraat dwarrelt een stuk papier, een kat sluipt over een trottoir, in de verte loopt een nachtwaker met zijn hond, de eerste arbeider verlaat zijn huis, twee andere volgen. Zoo stijgt allengs weer het tempo. Eindelijk is Berlijn ontwaakt. De treinen storten menschenmassa's uit, trams en auto's kruisen elkander in allerlei richtingen, in de fabrieken komen de machines in beweging. Hier bereikt Ruttmann's kunst haar hoogtepunt. Als men de ‘zichtbare muziek’ van zijn absolute films met het spel van een primitief solo-instrument wil vergelijken, dan mag deze beheerschte bewegingsorgie van het volle leven met recht een symphonie heeten. Als in het middaguur de menschen hun kantoren en fabrieken hebben verlaten, staat Ruttmann voor een moeilijkheid. Deze menschen, (die geen acteurs zijn), kan hij niet zoo weergeven, dat de vereischte spanningen worden bereikt. Hij moet nu zijn toevlucht nemen tot ‘faits divers’ en bewuste tegenstellingen, waardoor hij van de zuivere bewegingskunst afdwaalt. En als hij daarna weer met het williger materiaal van trams, treinen en machines gaat werken, staan wij er eenigszins anders tegenover. We zien dan te veel herhalingen, waardoor de stof allengs den vorm gaat overheerschen. De ‘zichtbare muziek’ wordt nu meer en meer gefotografeerde werkelijkheid, ofschoon er toch telkens weer oogenblikken komen, waarin Ruttmann, door nieuw materiaal te gebruiken, aan deze fatale herhalingen ontkomt.
Wij mogen de absolute films als klassieke etudes en ‘Berlin’ als een klassieke symphonie der filmkunst beschouwen. En reeds daarom zal de combinatie der twee factoren boeien. | |
[pagina 392]
| |
NAPOLEON
A. DIEUDONNÉ ALS NAPOLEON | |
Abel Gance: Napoleon
|
|