[38]
gegeven zelfs bij den Heer Kuitenbrouwer geen verzet zal kunnen wekken. Heeft men zich eenmaal bij het gegeven neergelegd, aanvaardt men de stelling van het probleem überhaupt door de Ligavoorstelling te bezoeken, dan kan de wijze, waarop Room zijn figuren analyseert, slechts tegenzin teweeg brengen bij kleinzieligen, waartoe wij ons voormalig Utrechtsch bestuurslid zeker niet mogen rekenen. Met groote vreugde troffen wij in het katholieke weekblad ‘De Nieuwe Eeuw’ naar aanleiding van de vertooning van ‘Bed en Sofa’ de volgende opinie aan van den filmcriticus Close Up; een opinie, waaraan wij eigenlijk niets meer hebben toe te voegen, omdat zij zich op een zoo ruim standpunt stelt, dat wij de eindconclusie gaarne op den koop toe nemen:
Het was...toe te juichen, dat deze film voor het groote publiek verboden werd en het ware misschien gewenscht geweest, dat ook de Filmliga de film had weggelaten. Ik zeg: misschien! Want een goed deel van het Liga-publiek is ontwikkeld genoeg om zonder moreele schade de artistieke daad van Room, ondanks de tekortkomingen te kunnén waardeeren. De vraag is of de Filmliga door deze vertooning taktisch gehandeld heeft jegens zichzelf. Er was iets voor te zeggen geweest deze ééne film - die après tout niet onmisbaar is - te laten waar hij was. Er waren immers vooroordeelen en geloof me vrij, dat deze of gene lieden die iets tegen de Liga hebben - zij zijn te vinden onder hen die van cinema nog geen begrip hebben - gnuifden bij de gedachte, dat de vertooning van ‘Bed en Sofa’ tegen de Liga kon uitgespeeld worden...onverschillig of zij genoemde film gezien hebben, laat staan kennen, of niet.
Maar nu moet me nog iets van het hart, dat de zaak wellicht in een scherper licht kan stellen. Het is inderdaad waar, dat Room in zijn film bedenkelijke situaties toelaat, maar hij is in groote lijn niet gemeen en wijst op de fatale gevolgen van die situaties. Het is waar dat hij het moederschap met, laten we zeggen, te weinig respect behandelt, maar hij eindigt met - hoe dan ook - de overwinning van het moederschap. Wat echter te zeggen van de vuilnisbakken uit Hollywood, waarin slijmerige schijnheiligheid aanleiding was om gemeene lafheid en geniepige perversiteitjes los te laten op den smuller en den argelooze, die beiden geldelijk worden uitgebuit? Waar werd de moraal horribeler verkracht dan in die vodden, welke het begrip vrouw dienstbaar maakten aan winstbejag via den ‘smaak’ van een gemakkelijk te lijmen publiek, dat zich vergaapte aan de aanlokkelijkheid van het kwaad en zich troostte met de hypocriete verklaringen - in den tekst nota bene! - dat de vertoonde zondigheden heusch heel erg verderfelijk waren? En zie: zulke a-moreele en immoreele gewrochten werden en worden nog bij dozijnen vrijgegeven voor de massa. En Hollywood staat niet alleen. Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat de film ‘De donkere sloppen van Algiers’ in de bioscopen, dus voor het groote publiek, vertoond werd met een schaamteloosheid die alle perken te buiten ging. Deze film met zijn sterk pornografischen inslag is in alle opzichten, in alle détails absoluut te verwerpen, mist alle goede kwaliteiten van ‘Bed en Sofa’ en overtreft de bedenkelijkheden van laatstgenoemde film honderd maal!
Welnu, mag ik er even op wijzen dat mede door de Filmliga de oogen geopend werden en dat van tijd tot tijd voor een groeiend publiek meergenoemde vuilnisbakken afdoende werden leeggespoten door een stroom frisch filmwerk, dat de Liga ons gebracht heeft?
Zoo is het immers?...
Niettemin: Room had rustig thuis kunnen blijven.
Wij behoeven niet te herhalen, dat onze waardeering van de film zelve anders, grooter, is, en dat wij den laatsten zin daarom niet onderschrijven. Maar de strekking van dit oordeel van katholieke zijde verheugt ons daarom zoo uitermate, omdat wij hierin de bevestiging zien van het goed recht van onze keuze. Alexander Room is ‘niet gemeen’; dat is ons voldoende. O.i. is hij meer, positief zuiver en onaantastbaar in de behandeling van zijn onderwerp; maar daarover behoeven wij thans niet te discussieeren. Het gaat er om, dat het Hoofdbestuur in dezen geen blaam kan treffen wegens de introductie van een verwerpelijk werk; het gaat er ook om, dat noch Hoofdbestuur noch redactie getracht hebben de strekking van dit werk te bemantelen; het gaat er dus om, dat de door het onderwerp gechoqueerden gewaarschuwd waren en dat de aanwezige toeschouwers, zèlfs volgens de meening van een ernstig katholiek criticus, aan de behandeling van het thema geen aanstoot behoefden te nemen. Deze opvatting stellen wij tegenover die van den Heer Kuitenbrouwer, wiens verontwaardiging wij overigens niet wenschen te beoordeelen; wij bespreken hier ter plaatse slechts de publieke geste van zijn aftreden, die wij zeker een ernstige repliek waardig keuren.
Aan den stroom van verdachtmakingen, die daarnaast wederom rijkelijk gevloeid heeft en die ons zeker niet heeft verwonderd, zullen wij die repliek onthouden. Dat de Nederlandsche Filmliga slechts een verkapt filiaal is van Moskou en de daar heerschende zedeloosheid, dat geldt voor deze insiders als een uitgemaakte zaak; en zelfs de vertooning van zooveel Fransche avant-garde is, wij zullen dit langzamerhand maar toegeven, een handige list, waarmee wij één ‘Bed en Sofa’ kunnen goedpraten....