[8]
ring vond. Niet zoo licht zou men vermoeden, dat ook Mosjoukine's ‘Brasier Ardent’ en zelfs Germaine Dulac's ‘Invitation au Voyage’ zwaar omstreden stellingen vormden, waarbij echter de vrouwelijke charme van ‘Invitation’ meer dan de eenigszins hoonende hoogmoed van Mosjoukine als overwinnaar uit den strijd kwam. De Kipho-film en de Handelsbladfilm vonden bescheiden waardeering, geen afkeuring.
Komende tot de z.g. reprises moet ‘Nosferatu’ zonder pardon degradeeren, daar zij niet één stem voor heeft. ‘Crainquebille’, meest zonder enthousiasme vermeld, vond niettemin algemeen goedkeuring, ‘Jazz’ iets minder, toch nog voldoende om ons de vertooning niet te doen betreuren. Van de bij fragmenten vertoonde reprises heeft ‘Die Perücke’ stellig meer voldaan dan ‘Raskolnikov’, maar op de door ons gestelde vraag: wel of geen fragmenten bij reprise? nijgt slechts een uiterst geringe meerderheid tot integrale vertooning. Aan vooroorlogsche films hechtte men weinig waarde, hoogstens voor eenmaal per jaar, als curiosum. Eén was er, die dit het allermooiste had gevonden, - wat niet bepaald voor de moderne film pleit.
Zelden verweet men ons de verwaarloozing van een bepaalde categorie, al zijn er Russomanen en al laakt iemand in ons, dat wij geen ‘Japansche, Chineesche, Skandinavische en Csechische’ films brachten, terwijl een ander mijmert: ‘Films van landen die ik niet bereizen kan, Engelsch Indië, Bali, Egypte, ook Pompeji, Timgad, de oevers van de Middellandsche zee, Panamakanaal, Lapland, Finland, Perzië enz.’ Jawel mijnheer, wordt aan gewerkt!
Punt 6-9 betroffen organisatorische kwesties. Hierover kwamen meer categorische antwoorden binnen, die wij bij onze reorganisatie zullen benutten. Voldoende algemeen is gebleken de wensch om geen lezingen te houden, evenmin mondelinge toelichtingen, wel meer uitvoerige schriftelijke in het programma - zoodat vanzelf de welgemeende raad aan ondergeteekende vervalt om ‘12 borrels te drinken’, door iemand die ten onrechte beweert, dat ‘zijn stemorgaan dan beduidend toeneemt’. In alle steden bleek voorts de muziek een probleem dat opnieuw onder oogen gezien moet worden, waarbij wij in het bizonder hun dankbaar zijn, die ons gedétailleerde raadgevingen deden. Volgens bijna eenstemmige wensch blijft de tijd voor alle steden behouden. De mogelijkheid van introductie moet in elke afdeeling afzonderlijk beslist worden. Van een te hooge contributie bleek nergens, van de wensch om minder matinées bij enkelen, om meer voorstellingen bij velen. Overigens zullen hier diverse omstandigheden voor het komende jaar beslissend zijn, waarover in de reorganisatie-mededeelingen spoedig nader.
Uitvoerig waren verder de beschouwingen over het orgaan ‘Filmliga’, dat echter veel minder dan wij verwacht hadden, aan critiek blootstond. Zoo werd slechts één opmerking over het onvertaald laten van buitenlandsche artikelen vernomen. Wel vonden enkelen de redactioneele aanteekening bij het artikel ‘Streik’ (F.L. 6) en bij ‘Bett und Sofa’ (F.L. 10) ongepast, wel rieden anderen ons aan meer samenwerking met de arbeiders te beproeven en wel was er een meer algemeen verwijt tegen de ‘vreemde woorden’ en verdere feiten, die zouden getuigen van een ‘aprioristische verachting van het publiek’. ‘Moge het visueel dualisme van de dynamisch-absolute rhytmiek nìet vaker dan tien keer in ieder nummer ter sprake komen’, schrijft iemand, die het goed met ons meent. Een ander herinnert ons duister oon van Moerkerken's ‘André Campo's witte Rozen’, hfdst. I. Wij verwijzen hem naar Oltmans' ‘De Schaapherder’ dl. IV, p. 457, regel 8 van boven.
Over de dit jaar gevoerde polemieken valt een enkele ons hard, terwijl anderen hierin juist een afbakening van ons standpunt zien. Wij van onzen kant verklaren hierop gaarne, dat wij nimmer anders dan in uiterste noodzaak, in het belang van de Liga zelf, de kat de bel aanbonden. De rubrieken Journaal en Filmcritiek worden voorts. met name dikwijls geciteerd, waarbij voor beiden nog om uitbreiding wordt gevraagd.
Tenslotte verzoekt men algemeen een ander omslag, meer cliché's en vooral: tijdiger, veel tijdiger verschijnen. Wat het laatste betreft mag men noch de redactie, noch ook den volijverigen uitgever en zijn technisch personeel, aan wien wij veel dank verschuldigd zijn, een verwijt maken. Men vergete niet dat wij dikwijls onze films eerst op het laatste oogenblik toegestuurd krijgen, waardoor de verzorging van het programma de verschijning van het tijdschrift vertraagt. Door het programma los van het tijdschrift te maken, zullen wij trachten aan het terecht gevoelde bezwaar tegemoet te komen.
En hiermede sluiten wij dit voorloopig overzicht van de ons uit den kring der leden geworden opmerkingen. Hun innerlijke waarde kan in de toekomst beter blijken dan thans in een korte samenvatting mogelijk zou zijn. De daaruit gebleken belangstelling, krachtiger dan wij ooit hadden durven verwachten, is voor ons de grootste voldoening en de sterkste steun om op de eenmaal ingeslagen richting voort te gaan. Onzen dank aan allen, die deze enquête hebben