Filmliga
(1927-1931)– [tijdschrift] Filmliga– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
What price gloryEen grabbelton van onbenulligheid. Al het ethische pathos van deze film is maar malligheid. Je leest er een heeleboel, en ziet er trouwens maar een heel klein beetje van. Dat heel kleine beetje is het moeders zoontje, dat uit den behaaglijken tuin waar hij schilderde, in de verwoeste wereld zijn jongensachtige onschuld bewaart; ziek wordt opdat desalniettemin nochtans de jonge warmte van een meisje in hare moederlijkheid hem één nacht sterkt; sneuvelt, opdat zij op het soldatenkerkhof een brief van zijn moeder bij zijn graf begraven kan. Daar is er nog een man die een paar onvoorzichtige dingen over den oorlog zegt, welke onder kameraden als een tijdelijke vlaag van verstandsverbijstering vergeven en vergeten worden. En dat is alle adel van gedachten bij elkaar. De rest: een kinderachtig matjesvlechten van oorlog en een goedgeefscheid van meer dan het hart alleen, die bij gelegenheid liefde heet. Het lieve kind schenkt zichzelve met evenveel hartelijkheid als de gaven van spijs en drank - aan het vaderland, dat zich laat vertegenwoordigen door een paar Amerikaansche legionarissen, zooals een vrouw met een beetje primitieve gevoelens ze graag mag: een móóie man en een athleet. Haar kleedij heeft de goedheid wel eens een beetje af te zakken van braaf-onschuldige bekoorlijkheên. Er wordt om haar gevochten en er wordt om haar gedobbeld en alles in operetteachtige eenvoud. En er is ook nog de oorlog. Voor allerlei dingen kon die niet worden gemist. Zonder hem zou je maar niet zoo opeens twee Amerikaansche soldaten, die méér van de wereld gezien hebben (met een bepaalde voorkeur om naar dezelfde vrouw te kijken), in een in redelijke omstandigheden vredig Fransch dorp hebben gezien. Hoe zouden zij zonder hem het spel van stuivertje wisselen tusschen loopgraaf en herbergiersdochter hebben kunnen spelen, dat hen beurtelings voor elkanders onbescheidenheid schut? En hoe ware zonder hem het vernuftig compromis tusschen Amerika en Europa mogelijk geweest, in een slot dat naar omstandigheden blij- of droefeindend mag zijn? Dan: van het scenario, van de verfilming is heelemaal niets te zeggen. Een aardige foto, per geluk of ongeluk; wat lieve onschuld en soldatendwaasheid, waar lersche boert en Joodsche gijn voor noodig zijn, dat is 't op zijn best. Wat er van den oorlog te zien is, is rechtuit slecht - op een enkel oogenblik van betere bedoeling na. In ‘De Wapens Neder’ van Karl Grüne heeft men in Rotterdam tegelijkertijd kunnen zien, dat het ook anders kan: waar de dissonant van heusche liefde en echten corlog oprechter ineenklonk. JOHAN HUIJTS |
|