Filmliga
(1927-1931)– [tijdschrift] Filmliga– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdConstant van Wessem:
| |
[pagina 83]
| |
[5]
WALTER RUTTMANN
leven in den bioscoop komend, automatisch uit dat alledagsleven wegtrekt en inleidt tot het verstaan van een sfeer, die een levensvoorwaarde voor de vertoonde film was. Het stemde ook geheel overeen met de werking van het expressionisme, dat het best als een soort metaphysica der gevoelsindrukken is te beschouwen; het ‘componeert’ de gevoelsindrukken in vorm aan en om de objecten zelf, waarvan men die indrukken heeft gekregen. Bij ‘Caligari’ was de overheerschende indruk van het milieu werkzamer voor de verklaring der handelende figuren, dan deze figuren zelf, en door het speciale geval - waarop ik reeds wees - ging dit hier zelfs zeer goed en trad niet dadelijk de fout naar voren, die later de moeilijkheid zou blijken, waarop de consequente doorvoering van den expressionistischen film gestrand is: de moeilijkheid om decor en spelers tot een boven het naturalistische opgeheven, louter expressionistisch handelende eenheid te doen samensmelten, (welke moeilijkheid niet weg te nemen was alleen met het ook expressionistisch schminken der gezichten!) Deze onvolkomenheid deed zich dadelijk voor zoodra het expressionisme in plaats van een manier van samenstelling, de inhoud van een film werd, zooals bij Wiene's volgende film ‘Genuine’, van Klein en Fern. Andram. Bovendien beoogde dit soort expressionisme te veel van het filmbeeld een artistiek-picturaal opgebouwd beeld van ‘zwart en wit verdeeling’ te te maken. Het rhythme bleef voor deze schilders een bewegingsfactor, geen levensfactor van den film; het zwaartepunt viel bij hen nog te veel op het fotografisch visueele. Paul Leni vond met zijn ‘Wachsfigurenkabinett’ eerst een gelukkigen tusschenweg, waarbij het expressionisme op bepaalde plaatsen, doch slechts als uitdrukkingsmiddel van een bizarre, groteske of ongure sfeer, geheel volgens de les van Caligari, optreedtGa naar voetnoot1) en het groote spel van een Conrad Veidt, een Emil Jannings, een Werner Krauss, zich toch zuiver kan ontvouwen. Ook met zijn ‘Raskolnikoff’ bereikte Wiene door expressionistische afleidingen ten deele een sterk effect. Van de expressionistische ‘inhoud’, naar den constructivistische absolute film zonder ‘inhoud’, d.w.z. zonder die van traditioneel-menschelijke voorstellingen, en waardoor nu ook consequent de techniek van den film werd teruggebracht tot een uitdrukkingsmiddel in dienst van het expressionisme, was op dezen weg ten slotte maar één stap. Viking Eggeling, Hans Richter, Walter Ruttmann hebben in Duitschland deze stap gedaan; zij schakelen handeling, geschiedenis en gebeurtenis geheel uit als intermediair tusschen publiek en film, doch geven een opnamewereld, waarin de techniek van de film-opname het scheppend principe wordt bij de samenstelling van geometrische figuren ten opzichte van elkaar. Viking Eggeling, die eenige maanden geleden gestorven is, en als schilder begon, heeft reeds in 1919 zijn eerste ontwerpen gemaakt voor een film, waarin, naar Hans Richter zegt, ‘gepoogd wordt, de synthese zijner onderzoekingen over de aantrekkings- en de afstootingskracht, het contrast en de analogie bij de elementen van een beeld in een statisch beeld rhythmisch af te wikkelen.’ Eggeling noemt zijn films ‘Horizontal-Vertikal Symphonie’, ‘Diagonal’, enz. Hans Richter zag in de film ‘een optisch rhythme, weergegeven met de middelen der fotografische opname, materiaal van een fantasie, die uit onze elementaire zintuigelijke functies voortkomt, een soort oer-rhythmiek der beweging’. Richter betitelt zijn films dan ook kortweg ‘Rhythmus’. | |
[pagina 84]
| |
[6]
Walter Ruttmann tenslotte voegde aanvankelijk, evenals Richter, de kleur als een expressieve factor aan deze principes toe, doch betrekt ook de dramatische gevoelens weer in zijn composities, waarin de mathematische vormen tevens de ‘acteurs’ zijn. In een lateren film als ‘Berlin, Symphonie der Groszstadt’ past Ruttmann in zijn opnamen toe, wat Kurtz in het besluit van zijn reeds geciteerd boek over expressionisme en film aldaar als het perspectief der expressionistische film-mogelijkheden aangeeft: dat het expressionisme wel is waar als gesloten kunstvorm voor de film moet worden afgewezen, maar dat het daar kan worden aangewend, waar het om werkingen handelt, die niet in het natuurlijk object grijpbaar aanwezig zijn, doch alleen met den geest te beleven, zooals de ziel van een belichte straat uit een wereldstad of de stemmingen van een landschap, die niet met normale middelen fotographisch zijn weer te geven. Bij Ruttmann's ‘Berlin’ leidde dit soort expressionisme tot een gefilmde rhythmesymphonie van beelden en indrukken. Ook heeft Ruttmann de bruikbaarheid van het expressionisme bewezen met zijn voor Fritz Lang's ‘Nibelungen’- film samengestelden droom van Kriemhilde en den symbolischen strijd tusschen den zwarten en den witten adelaar. |
|