Het Evangelische visnet, bevattende sommige veranderde liedjes uit het zelve, andere uit de Evangelische triumph-wagen, Zingende zwaan, en anderen

Op den Feestd. van den H.A. Iacobus de Meerder. Den 25 Iuly.

Stem: {Met regt mag ik my wel beklagen.
{Een eenig een heb ik vekoren.
{Amersfoort heb ik eens bekeken.
{Myn ziel wild lofzingen den Heere.

Iacob een regten Galileus;
Een Neve van den Heer voorwaar.
Een van de Zoone Sebedeus;
Die volgt den Heer gewillig naar,
Zo haast God hem riep door zijn stem,
Verlaat hy netten en al zyn goed;
Volgt zo den Heer na voort metter spoed.

Den Heer heeft hem ook meed' genomen;

Daar hy zijn grootste wond'ren deed,
Liet hem op Tabors Berrig komen;
Vertoont hem daar zyn glorie meed,

[p. 217]

 

En hy was een van de drie,

 

Daar God aan toonde zijn aanschijn klaar:

 

En heerlyk wezen in het openbaar.

 

Zijn moed heeft hy niet laten zinken;

 

Hij volgt den Heer uit liefde groot,

 

Belooft aan hem ook nu te drinken,

 

De Kelk des lyden, door de dood,

 

Als onzen Heer, Antwoorde weer,

 

Hy drinken zou met zynen Broeder elk

 

Wel zwarelijk uit dezes lijdens Kelk.

 

Dees drank begon hy voort te smaken,

 

En 't ontfangen des Heil'gen Geest,

 

Door preken, bidden, vasten, waken,

 

Hy God gediend heeft en gevreest,

 

En hij trou doe, Na Spanjen toe,

 

En leerden aldaar Gods woord net;

 

Zyn wil geboden al zijde wet.

 

Van daar is hij weder getogen,

 

Tot Ieruzalem, alwaar de Ioon

 

Hem niet zien mogten voor haar oogen,

 

Maar zogten midden hem te doon;

 

Herodes kwaad, Iacobus haat,

 

Hy nam de Ioden hare vriendschap aan.

 

En liet Iacobus doen het Hooft afslaan.

 

Patroon gij zijt Iacob de Meerder,

 

Als op genaamt geworden zyt;

 

Want hebt gestort u Bloed veel eerder

 

Als d'ander Apost'len in u tyd!

 

Gy zijt de eerst, Die heeft geheerst

 

Over zijn zelven in des dodes nood,

 

En sterft gewillig voor u God de dood.