Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CXIII. Op Jezus geboorte. 1. Juicht, Christnen! juicht tot God omhoog! Dat dankbre tranen uit uw oog Voor Hem d'Algoedheid vloeijen! Viert vrolijk dezen blijden dag, Den schoonsten, dien de wereld zag Aan hare kimmen gloeijen: Gods liefde, met ons leed begaan, Zag 't schuldig kroost van Adam aan; En Jezus werd geboren. Hoe diep de menschheid zonk ter neêr, Nu rees zij uit dien afgrond weêr, Veel schooner dan te voren. [pagina 216] [p. 216] 2. Wij voelen 't, Vader! onze lof Zinkt bij uw liefde weg in 't stof; Wie kan haar waardig denken! Toch klimt ons danklied tot uw' troon, Gij schonkt ons uwen eigen' Zoon, Gij zult ons alles schenken. O Jezus, Broeder, Redder, Heer! Wij vallen voor uw kribbe neêr, Daar voelen w' onze waarde: Maar, wat ons in de toekomst beid', Gij blijft al onze heerlijkheid, Gij, troost en licht der aarde! 3. Hoe duur is 't menschdom U verpligt! 't Verstand, door uwe leer verlicht, Kwam straks der waarheid nader: Gij bragt ons tot Gods liefde weêr, Het schuldigst hart valt in U neêr Voor een' vergevend' Vader. Het rijk des doods verloor zijn magt, 't Verslindend graf zijn' donkren nacht, 't Gordijn werd opgeheven, En 't oog zag aan zijn gindsche kust, Na eene korte, zoete rust, 't Onsterflijk, eeuwig leven. 4. Wie had in 't weemlend stof des doods, Bij zoo veel schuld, in zoo veel noods, Die uitkomst durven wenschen? Ontvlamd van godlijk liefdevuur, Naamt Gij der Engelen natuur Niet aan, maar die der menschen. [pagina 217] [p. 217] Gij heft z' uit haar' verachten stand; Gij voert ze tot Gods regterhand, Niets kan haar eer vergrooten. Wij staren op uw rijksgebied, En zien een eindeloos verschiet Van heil voor ons ontsloten. 5. O God! dat zoo veel liefd' ons treff', Dat haar ons eeuwig lied verheff', En dankbaar tot U rijze! Maar dat vooral ons hart haar eer', En elk, naar Jezus reine leer, U door zijn' wandel prijze; Wat schijngenot het stof moog biên, Dat wij op onzen Broeder zien, En onze grootheid voelen; Of zou de menschheid, in uw' Zoon Verheven tot den wereldtroon, Voortaan iets laags bedoelen? Vorige Volgende