Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden
(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij
[pagina 120]
| |
2.
Hij, de kenner van 't verborgen,
Kent ook mij, en weet alleen,
Hoe ik hier in al mijn zorgen
Hijg, naar zijnen dienst alleen.
Ja, Hij weet, hoe diep mijn zonden
Steeds op nieuw mijn ziel doorwonden:
Niet mijn ongeloof en waan,
Mijn geloof dat ziet Hij aan.
3.
Mij heeft Hij zijn' Zoon gegeven,
Door 't geloof nam ik Hem aan:
Ja, ik weet het, ik zal leven,
En door Hem ten hemel gaan.
Zelfs eer ik nog was geboren,
Heeft mij God in Hem verkoren,
Eer de stem van zijne magt
Immer iets had voortgebragt.
4.
Wie zou dien nu nog verklagen,
Wien God zelf verkoren heeft?
Wie zou daar 't verdoemen wagen,
Waar God zelf de vrijspraak geeft?
Neen, geen hel kan mij vervaren,
Wien God zelf wou vrijverklaren,
Wien geen schuld, hoe groot, verdoemt,
Daar mij God regtvaardig noemt.
5.
Jezus Christus is gestorven,
Is verrezen ook voor mij;
Heeft de zegepraal verworven,
Die verworven ook voor mij.
| |
[pagina 121]
| |
Aan Gods regterhand gezeten,
Zal Hij nimmer mij vergeten;
Neen, uit deernis met mijn lot,
Treedt Hij voor mij in bij God.
6.
Trots de wereld en haar' laster,
Trots de hel en al haar woên,
Steun ik op Gods liefde vaster;
God zal mij getrouw behoên.
Niets dat mij van God kan scheiden,
'k Zal, wat ramp mij moog verbeiden,
Juichen midden in de pijn,
Meer dan overwinnaar zijn.
7.
Ruwe stormen mogen woeden,
Alles om mij heen zij nacht,
God, mijn God zal mij behoeden,
God houdt voor mijn heil de wacht.
Moet ik lang zijn hulp verbeiden,
Zijne liefde blijft mij leiden:
Door een' nacht, hoe zwart, hoe digt,
Voert Hij mij in 't eeuwig licht.
8.
Ja, verleidend is 't vermogen,
Op ons hart, van 's werelds goed,
Glans van eer verbijstert d'oogen,
Weeldeteugen smaken zoet;
Vleijend is de gunst der grooten,
Vaak met groot gevaar genoten:
Hooge lof leidt ligt van God,
En nog ligter bittre spot.
| |
[pagina 122]
| |
9.
Maar, wat lot, of dood of leven,
Smaad of eer, mij ooit verwacht',
Jezus zal mij nooit begeven;
Ben ik zwak, bij Hem is kracht:
Gunst van menschen, raad van vrinden,
Bittre haat van kwaadgezinden,
Hoogte, diepte, vreugd of rouw,
Niets ontrooft mij aan Gods trouw.
|
|