Evangelische Gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden(1806)–Anoniem Evangelische gezangen, om nevens het Boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] VIII. Gods onveranderlijkheid. 1. O God! eer 't aardrijk was gegrond, Eer G'al, wat eenmaal niet bestond, Uit niet riept in het wezen; Eer d'aanvang was van plaats en tijd. Waart G'alles, wat Gij heden zijt, Oneindig, nooit volprezen. 2. En dan, als van 't gesloopt heelal Geen spoor meer over wezen zal, Zult Gij dezelfde blijven: Uw grootheid en uw wonderkracht Verbergt geen ondoordringbre nacht, Zijn in geen perk t'omschrijven. 3. Gij zijt, en niets bestaat als Gij, En aard en hemel gaan voorbij Als dampen, die verdwenen: Hun zijn is als d'ontleende glans Der wolken aan den hemeltrans, Van 't zonnelicht beschenen. 4. Gij zijt al 't geen Gij eeuwig waart, Behoeft noch hemelheir noch aard, Noch duizend wereldklooten: Geen schepping, hoe volmaakt z'ook zij, Voegt iets tot uw volmaaktheid bij, Niets kan haar ooit vergrooten. [pagina 14] [p. 14] 5. U zelv' genoeg, U zelv' gelijk, Schoon alles buiten U bezwijk', Schoon werelden verouden, Gij blijft; uw Evangeliewoord Zal eeuwig met U ongestoord Zijn kracht en stand behouden. 6. Dat berg en heuvel nederstort', Dat klip en rots verbrijzeld word', Dat aard en zee verdwijnen; O God! uw eeuwig heilverbond Rust op een' onverwrikbren grond, Dien niets kan ondermijnen. 7. Wat klaag ik in 't verdwaasd gemoed, Wat zucht ik om nietig goed Van 't onbestendig leven! Wat jaag ik naar een broos genot, Als of mij van geen duurzaam lot Verzeekring waar gegeven! 8. Wat klaag ik, die uw woord ontving Van volle schuldvernietiging, Door Jezus bloed verkregen, Van eeuwig erfdeel in het licht Van uw vertroostend aangezigt, Ver boven aardschen zegen! 9. Gewis, mijn misdrijf is geboet, Gij hebt m'om Jezus dierbaar bloed [pagina 15] [p. 15] Genadig aangenomen; Uw liefde leidt mij bij de hand, En ik, ik heb het onderpand Van uw gena' bekomen. 10. Ja, U behoor ik, U, mijn God, Beschikker van geheel mijn lot! Van U zal niets mij scheiden: De wereldvreugd vergaat met haar, Maar Gij zijt onveranderbaar; Uw heil wil ik verbeiden. Vorige Volgende