Erts. Letterkundig jaarboek. Jaargang 4(1930)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] J.C. Bloem: Herinnering AL de vergetenen, de niet-beminden, Als regendroppels langs ons heengegaan, Uiteengedrevenen naar alle winden - Zij waren bijna niets in ons bestaan. Maar soms stijgt uit den ondergrond der baren De schelp van een gelaat en 't vale wier Van onvergankelijke, doode haren Voor één weerlichtend oogenblik naar hier. Waarom is het, dat uit het graf der jaren Deze ééne als Lazarus zijn wade rijt, Terwijl in ons zoo ongetelde scharen Te ruste zijn in aller eeuwigheid? [pagina 25] [p. 25] J.C. Bloem: Eerste lentedag WEER de lente. De verbijsterde oogen, Falende in het winters-bleek gezicht, Zien de huizen en de bruggebogen Op en neer gaan in het wankel licht; Zien en zien niet door de duizelingen Van de weer oneindige rivier; Zon en water kruisen daar hun klingen En het hart is bonzend en niet hier. Weer een lente en de haar bitter-eigen Zilte geur, die langs de kaden glijdt. Is 't het tij, dat stroomopwaarts komt stijgen - Of de zeelucht van de ëeuwigheid? Vorige Volgende