Door een minder systematische volgorde der bijdragen en het zooveel mogelijk illustreeren met voor dit doel geteekende of geschilderde portretten der medewerkers, dunkt ons de levendigheid van het boek, dat voorts om praktische redenen weinig gelegenheid biedt tot experimenten in typografie en bindwerk, in sterke mate verhoogd. Het register werd zakelijker en daardoor, naar wij hopen, duidelijker geformuleerd.
Met bizonderen eerbied plaatsen wij ditmaaleenbijdrage van Gerard Bruning, die 8 October j.l. door den dood werd weggerukt. Twee dagen eerder stierf de Vlaamsche schrijver Karel van den Oever, dien wij eveneens hadden uitgenoodigd. In verband hiermee krijgt de (niet als In Memoriam geschreven) bijdrage van Bernard Verhoeven bizonder relief.
Wat het ontbreken van enkele representatieve namen betreft, meenen wij met de volgende verantwoording te mogen volstaan. Buiten onzen schuld ontbreken dit jaar de volgende genoodigden: Albert Besnard, Mr. J.C. Bloem, Henri Bruning, Dr. P.N. van Eyck, Ben van Eysselsteyn, D. Th. Jaarsma, A.M. de Jong, Pierre Kemp, G.A. van Klinkenberg, Herman de Man, Wies Moens, Top Naeff, Jan Prins, Jhr. W.F.A. Roëll, R. van Genderen Stort en Margot Vos. De meesten dezer gaven beloften voor het volgend jaar. H. van Elro heeft zich geïdentificeerd met Mr. Roel Houwink.
Uitteraard is het peil der inzendingen als zoodanig niet te forceeren: slechts door de keuze der medewerkenden kon eenigszins invloed geoefend en eenigszins richting gegeven worden. Het oordeel over den huidigen stand der Nederlandsche literatuur zij dan ook overgelaten aan hen, die zich hiertoe meer geroepen voelen dan wij, die slechts de taak der samenstelling op ons namen.
Amsterdam, Dec. 1926.