Enchuyser liedt-boecksken
(1668)–Anoniem Enchuyser Liedt-boecksken– Auteursrechtvrij
[pagina 109]
| |
handt, Met Ophirs gout geciert in
haren stant. Hoort dochter die de
schoonste zijt bevonden,Verstaet en
verneemt wat ick sal verkonden:
Wilt doch vergeten uw volck in ‘t
gemeen, Ja gantsch oock uwes
vaders huys met een.
2 Want onse Koningh, heerlick
boven allen, Heeft in uwe schoon-
heydt een groot gevallen; Hy wil u-
| |
[pagina 110]
| |
we Heer zijn van nu voortaen, En
ghy sult hem aenbidden onderdaen.
’t Volck van Tyro, in rijckdom
overvloedigh, Sal u met gaven
schoon eeren ootmoedigh. ’s Ko-
ninghs dochter sal kost’lick zijn ge-
kleet, Met gulden stucken verciert
over breet.
3 Met gestickte kleederen toebe-
reydet Sal sy tot den Koningh we-
| |
[pagina 111]
| |
sen geleydet; Met alle haer staet-
jonckvrouwen seer reyn, En met der
dienstmaeghden getal niet kleyn.
Vol van vreughden, ende vry
van benouwen, Sullen sy komen,
en al t’saem aenschouwen Den
Koningh in sijn triumphe seer schoon,
Daer hy heerlik sal sitten in den throon.
4 Dies klaeght niet dat ghy u vrien-
den moet laten Want door dit
| |
[pagina 112]
| |
houwelick, hoogh boven maten,
Sult ghy krijgen kind’ren lieflick
en fijn, Die eeuwighlick Koningen
sullen zijn. Ick wil uwen naem
en heerlickheydt prijsen In eeuwig-
heyt,en u eere bewijsen: En de volc-
keren sullen t’aller tijdt U loven
en dancken, zijnde verblijdt.
|
|