Enchuyser liedt-boecksken
(1668)–Anoniem Enchuyser Liedt-boecksken– AuteursrechtvrijStemme: Van de Lierman.OM niet alleen te slapen
Wanneer Godt Adam schiep,
Soo heeft hy mee geschapen
Eva, die by hem sliep,
Om dat alsoo door Man en Vrou,
Het aertsch Geslacht vermeeren sou,
Door het soet,door het soet,door het soet, soet,soet,soetelijck stoeyen,
Dat Bruydt en Bruydegom doet.
| |
[pagina 100]
| |
Dus zijn wy al te gader
Van Adam voort-gebraght:
Dit was den eersten Vader
Van ’t menschelijck Geslacht,
Daer Noch, Loth en Abraham,
Isaac, Jacob, Joseph van quam,
Door het soet, door het soet, Ec.
Wy zijn dan van natueren,
Geteelt van Adams zaet,
En dit sal blijven dueren,
Soo langh de Werelt staet:
Dus Bruyd’gom leert met opmerck,
Hoe ’t minne-spul gaet in sijn werck,
Door het soet, door het soet, Ec.
Ick wil niemandt verschoonen,
Sy zijn dan jonck of oudt,
Van Mans of Vrouws-persoonen,
’t Wenscht al te zijn getrouwt:
Somtijdts om dat verborgen spul,
Soo werden Knechts en Meysjes dul,
Door het soet, door het soet, Ec.
Door trouw en vaste banden,
Soo blijft de werelt staen,
Dat men door Stadt en Landen
De werelt kan doorgaen:
| |
[pagina 101]
| |
Men maeckt, men breeckt, men ploeght en plant,
Men drijft de Koopmanschap in ’t Lant,
Door het soet, door het soet, Ec.
Wel waerom soud’ ick schromen
Te singen van die vreught?
Wy zijnder van gekomen,
hoe wel ’t ons niet en heught,
Of jy Speel-noots jou weyg’rig houdt,
Jy wenst al mee te zijn getrouwt,
Door het soet, door het soet, Ec.
Geluck wensch ick u beyden,
Bruydegom en Vrouw Bruydt,
Als u de doodt sal scheyden
Den Hemel tot besluyt:
Dat ghy door ’t kussen wordt gewaer
Een Soon of Dochter binnen ’t Jaer,
Door het soet,door het soet,door het soet, soet,soet,soetlijck stoeyen,
Dat Bruydt en Bruyd’gom doet.
Ick prijs hem elck in ’t vryen rept, Gebruyckt eens datje niet en hebt. |
|