Enchuyser liedt-boecksken
(1668)–Anoniem Enchuyser Liedt-boecksken– AuteursrechtvrijStemme: Doen ick was, &c.SOud’er nu geen soete lieve vreughd’ uyt onse herten komen?
Souden wy niet met den blijden blijde zijn?
Soud’er nu noch yemandt onder ons stil sitten, dutten, droomen,
Midden in de vocht van Bier en brave Wijn?
Neen, dit is den dagh, dat men moet en magh,
| |
[pagina 40]
| |
Vreught en deught nu brenghen voor den dagh.
2 Sinte Klaes, die rijcke milde man, die is soo goet van geven,
Dat de Jonge luy hem loven met gheraes;
Soud’er dan geen soete lieve vreughd’ van ons worden bedreven,
W’ hebben immer een veel goeder Sinte Klaes:
Vredigh, vreughdigh, vroet // rijck van deught en goedt:
Schouwt en mijt al wat men mijden moedt.
3 Na dat hy (voor hem) een langen tijt veel lieffelijcke lagen
Na een schoone Maeght, een aerdigh Duyfje, deed’,
Heeft sy nu, de groote koopmanschap, uyt liefde toegeslagen,
En met hem gemaeckt een trouwe vaste vreed’:
’t Gaet nu na haer sin // en ons niet te min,
W’hebben nu een Sanct en een Sanctin.
| |
[pagina 41]
| |
4 Daerom is hier sulcken groot geraes, gerammel en gerabbel
Datter dreunt en drilt soo singen wy Fa Sol.
Ja men geeft en goyt’er nu voor ons wel soo veel goedt te grabbel,
’t Waer geen wonder kreegh’er een sijn Schoenen vol.
Wy zijn allegaer // nu door hem en haer,
Alsoo blijd als of het Bruyloft waer.
5 En op dat dit doch een langen tijdt mach blijven in memory,
Zijn wy t’samen met de Musen wacker schrap:
Hy-men singt en voert het vreede vuer, en roept het is victory,
Dit is de wijn-koop van de groote koopmanschap.
Laet ons nu een reys // lustigh na den eys,
Drincken op ’t wel dyen van de peys.
Weet of swijght. |
|