lijke bokkesprongen. Zelfs bleef er in die gevallen geen onzekerheid over zijn bedoelingen, de schilderlijke mystificatie was hem niet vreemd, hij scheen zich zijn brillante gaven te schamen.
Het rechtzetten van verschoven of omhulde waarden kan den tijd overgelaten worden: een groot deel van zijn overproductie zal wegvallen of curiositeitshalve bekeken worden. De schilder liet zich te vaak op zijn vaardigheid als op verworven snelheid drijven, portretten, landschappen, stillevens, dingen uit de stad, zonder spanning en inspiratie. Maar dan op eens de verrassing van een enkel figuurtje, een ezel aan het strand, een paard in snellen blauwen omtrek, een Japansche arabesk, andere zooals in grotten gegrift gevonden werden, flitsen van een virtuositeit, die, behagend, niet op behagen uit is.
Het was eens mogelijk den meester ongeweten te bespieden bij de opening van een Goya-tentoonstelling te Parijs. Onbekommerd wrong hij zich door den gonzenden zwerm ijdele genoodigden; tegenover die beeltenissen ten voeten uit bestond dit overwegend vrouwelijke gezelschap niet voor hem. Hij had de werken teruggevonden van een, die hem een spiegel voor hield; het zou opmerkelijk zijn geweest te weten, wat er in hem omging.
Stijl is er, maar ook ontstellende ongelijkheid. De groote stukken van Goya had Van Dongen, den neus bijna op het doek, gulzig in zich opgenomen. Wat deze confrontatie hem aan eigen te-korten onthulde kan hem niet ontgaan zijn. Zijn portretten typeeren eer dan dat ze karakters uitbeelden; de weidsche stukken, hoe schoon van kleur, licht van toets ook, bevredigen zelden ten volle. De grootheid is niet geheel verantwoord, er zijn matte plekken, inzinkingen, waar de zin voor een felle noot als bij een stilleven het van andere driften won. Painlevé noch Anatole France werden gepeild; de laatste moge hem in geneigdheid tot verweer tegen een evenmin zuivere polemiek met verwachte edelmoedigheid een bewijs van goed kunstenaarsgedrag hebben uitgereikt door bepaaldelijk den stijl te prijzen, wij en volgenden oordeelen anders. In dit reiken boven de macht wordt elke hapering noodlottig. Maar de beeltenissen van andere, minder eischen stellende gestalten laten zich bewonderen, Berry Wall, Rappoport, Yvain, ook Barthou. En hierbij houde men in gedachten, dat hij verdient dat er de hoogste maatstaf aangelegd wordt.
Het is een verbluffend spel met de penseelen, een spel vol verve, zooals zijn geest, schamper soms, esprit is. Een meester op de floret, die in de techniek de dynamiek bemint, een ‘leuk’ monkelende voortvarendheid, die voor alles tijd vindt. Een masker van narrige blague, maar een non-conformist, die de laatste jaren van zijn dwarsheid genas.
Deze gaven kenmerken zich door hun lenige beschikbaarheid met als keerzijde on-