De ivoren bal door Mia Syrier
HET was een ivoren bal - zoo kunstig gesneden, dat hij deed denken aan oude, ragfijne kant. Maar toch zou hij niet opgevallen zijn temidden der andere voorwerpen in de vitrine van die stille, schemerdonkere museumzaal, als er onderaan die bal niet een kwast had gehangen - een pracht van een kwast van glanzende roode zijde!
Daardoor werden je blikken als vanzelf erheen getrokken, en dan zag je, dat er iets merkwaardigs was. Want niet alleen dat die bal weer een andere, kleinere in zich sloot, maar deze kleinere bal omvatte weer een andere, nòg kleinere, en dat ging zoo door tot.... je werd er duizelig van!
Je vroeg je af, waarvoor 't ding eigenlijk diende, want dat was niet erg duidelijk. Het meest waarschijnlijke leek nog, en dit vermoeden werd versterkt door die triomphantelijke roodzijden kwast, dat het een soort kunstig uiteinde van een schellekoord was.
Nu moet u mij dit niet kwalijk nemen. Het ìs toch immers zoo: dingen - óók mooie dingen moeten een practische waarde hebben, een of ander nuttig doel. Alles wat alleen maar mooi is en niet meer wil zijn dan enkel en alleen een stukje schoonheid dat de ziel verrukt, wordt een beetje schuin aangekeken tegenwoordig.
Dat is al net als met de menschen. Een mensch, die enkel maar leeft, zoo maar simpelweg leeft en het leven door zich heen laat stroomen, is bepaald een onding. Ja - een mensch, die niet werkt, is bijna iets onzedelijks!
Men moet iets doén, en mogelijk véél doen en vooral voor ánderen doen.
Maar deze bal scheen merkwaardigerwijze nooit iets gedáán te hebben. En dat je dit voelde, bijna als een schuld voelde, dat hij daar maar eenvoudig wás, alleen omdat iemand er plezier in had gehad hem te maken, was oorzaak, dat je al het andere in die vitrine vergat om alleen maar naar die bal te kijken.
En toen kwam de suppoost achterdochtig langs-loopen om te kijken of je soms minder goede bedoelingen had. Want zóólang bleef nog nooit iemand bij die vitrine kijken. En een beetje schichtig zelfbewust keek je schuins naar dat wandelend gezag, dat er was om te voorkomen, dat je meer deed dan kijken. Want in een museum schuilt daar altijd iets kwaads in. Maar die bal liet je niet los.... En opeens voelde je iets heel onbehagelijks, want plotseling werd het je duidelijk, wát wel het allermerkwaardigste was.
Hij was namelijk niet ontstaan uit een rond stuk ivoor, waaromheen een ander werd gevormd, waaromheen weer een ander werd gesloten. Maar het griezelige was, dat die elkaar omvattende ballen van buiten naar binnen waren ontstaan. De kunstenaar was begonnen aan den buitenkant van dat