Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 48
(1938)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 300]
| |
Het werk van R.N. Roland Holst in de zittingzaal van den Hoogen Raad
| |
[pagina LXI]
| |
napoleon - ontwerp prof. r.n. roland holst - marmerwand in den hoogen raad
| |
[pagina LXII]
| |
mozes - ontwerp prof. r.n. roland holst - marmerwand in den hoogen raad
| |
[pagina 301]
| |
alleen de werkzaamheid zelve, maar datgene waaruit de werkzaamheid voortvloeit in beeld gebracht. Hoofdzaak in de zaal is het onzichtbare gedachtewerk van den Hoogen Raad. De ‘handeling’ op dit podium geschiedt in de breinen van de raadsheeren. Niets mag daarvan afleiden. De taak voor den versierder was in deze zone dus niet gering, omdat hij zich rekenschap moest geven van den aard van het abstracte denk-werk, waarbij zijn beeld als zoodanig in zekeren zin aan tegenstrijdigheden moest voldoen. Het beeld geeft immers door zijn aard aan het gedachteleven een zekere stolling. Het neemt iets van het fluidium weg. Het beeld mag echter in deze zaal en op een podium voor een onzichtbare handeling, niet te concreetbepalend zijn, omdat het als kijk-spel spoedig afleidend zou kunnen werken. Het beeld mag niet dramatisch, niet ‘dynamisch’ zijn, om het mode-woord te gebruiken. Het mag niet het zien al te zeer binden en boeien aan de zinnelijk waarneembare wereld. Boven deze rechters, die in de afmetingen van deze zaal klein lijken en waarin de maten der menschelijke figuren een ondergeschikte en volstrekt niet een domineerende macht zijn, moest het beeld de leidende krachten doen zien, die hun menschelijke gedachtewereld richting gaven. Het beeld kreeg hier duidelijk de waarde van een herinneringsteeken voor den geest. Het beeld is hier herinnerend, in tegenstelling tot het beeld dat opgaat in de realiteit van het oogenblik. Het is altijd in de geschiedenis der beeldende kunsten de moeilijkste opgave geweest het beeld, beladen met herinnering, toch levend te maken en niet star of schematisch abstract. Het is in minder gelukkige tijden als symbool vaak een moeizaam gestyleerd, maar in wezen verkreukeld realiteitsbeeld geworden. De moeilijkheid is vooral de doorzichtigheid van het beeld, het verkrijgen van zijn zwevende waarde, het opheffen van zijn gewicht aan stoffelijkheid. Die doorzichtigheid beteekent dat er iets ontstaat als rook of damp, waarin toch gestalte is te onderkennen. Er mag in deze doorzichtigheid geen vaagheid zijn. Ze moet zich paren aan exactheid. Het moet alles heel precies en zeker zijn en toch vervuld van het wonder; een wiskunde van astronomische orde. Van de oude muurschilderingen uit de Middeleeuwen is in het Noorden en in Midden-Europa weinig meer over. Maar een enkele keer, dat een koepelgewelf (b.v. te Cahors) nog zeer groote figuren toont op weinig verbleekte wijze, kunnen wij nog iets beseffen van de werking, die uitgaat van ver boven gezichtshoogte gelegen figuren, indien deze de vormgeving hebben niet van het dagelijksche leven, maar van datgene waaraan het dagelijksche leven onderworpen is. De wandschilderingen van Der Kinderen in Den Bosch zijn minder boven menschelijk bereik gelegen, doch ook daar is de publieke voorkeur voor den eersten wand tegenover den tweeden, duidelijk te verklaren uit de weinige vertrouwdheid met de vormgeving uit het bovenzinnelijk gebied. | |
[pagina 302]
| |
De schildering voor den Hoogen Raad, opgedragen in 1936 aan Roland Holst, heeft opnieuw doen beseffen hoe schaarsch de krachten zijn, die door hun aanleg en kunde tegen dergelijke opgaven werkelijk opgewassen zijn. Men komt dan terecht bij de generatie, die het vorige eeuwsche symbolisme heeft gekend in zijn jeugd. En men beseft tegelijkertijd hoe zeer dit in dezen tijd door zijn subtiel-literaire instelling en weinig aan de materie ontsprongen vormgeving misplaatst zou zijn. Er is ontzaglijk veel af te dingen op deze wereld, maar dat het leven in zijn beproevingen ook de kunst beproeft tot op het merg, kan dezen tijd niet ontzegd worden. Onwillekeurig denkt men terug aan de jeugd van Roland Holst als men staande voor deze nieuwste verwezenlijking van zijn bedoelingen, de winst, de groei en de verandering gaat beseffen. Typeerend is al dadelijk de vondst van het verwerpen der mogelijkheden van een schildering ter wille van een materiaal, dat oogenschijnlijk weinig mogelijkheden voor den ontwerper kon bieden. De gang van zaken is zeer karakteristiek voor de instelling van den ontwerper, die zijn inspiratie nooit beperkt tot het hem toegewezen vlak, zich nooit daarin verliest of zich daarin wil uitleven, maar de geheele ruimte overdenkt, zich daarin leeft en dan pas tot zijn werk in engeren zin komt. Er zijn weinig figuren, die zoo architectonisch denken. Hetgeen daaronder gemeenlijk verstaan wordt heeft in den regel weinig met architectonisch denken te maken. Er is een groot voorstellingsvermogen noodig om zich een slechts als maquette gegeven ruimte goed te kunnen indenken. Die marmeren lambrizeering is ten slotte de inspiratieve aanleiding geworden voor de gedachte het geheele vlak uit marmeren platen te doen maken en daarbij gebruik te maken van de tegenstelling van gepolijst en ongepolijst marmer. Een heel dun laagje behoeft slechts weggenomen te worden om de lichtere ongepolijste stof te voorschijn te doen komen. Door deze werking zouden dan de figuren moeten verrijzen. Steunen op traditie was niet mogelijk, omdat voor zoover bekend, deze techniek nooit zoo is toegepast.Ga naar voetnoot1) Inderdaad is hier een vondst gedaan, die eens te meer bewijst hoezeer, in tegenstelling met de vorige eeuw, de inspiratieve gedachte zich met de materie heeft verweven. Niet door de techniek maar door de verwante werking, kan men even er aan herinneren hoe in oude grafzerken soms met merkwaardige beperking en eenvoud van middelen een monumentale figurale werking is bereikt. Daar is echter in den regel de lijn gegrift in den steen. Roland Holst heeft echter het lineaire vermeden en de figuren gedacht in vlakken, die door tegenstelling van lichte en donkere (niet als clair-obscuur bedoeld) partijen niets teekenachtigs hebben. | |
[pagina 303]
| |
Het is verrassend, voor wie de vroegere ontwerpteekeningen gezien heeft, te bespeuren hoe in de definitieve uitvoering niets is van een getransponeerde teekening. De oorspronkelijke figuurteekeningen zijn geheel toegegroeid naar de gekozen materie, het prachtige donkergroene Vert Tinos-marmer. De geheele vormgeving is daarop ingesteld. De conceptie is ook aldoor eenvoudiger geworden. Voor de figuren heeft Roland Holst zich aan de betrekkelijk geringe breedte van één marmerplaat, n.l. één meter, gehouden. Het tusschen twee figuren liggende vak (2 meter) liet hij ongerept. Het zou verbazend veel gewonnen zijn, indien het publiek zou beseffen, dat het niet alleen op de figuren aankomt, maar dat de werking van het geheel voor een belangrijk deel mede wordt bepaald door de prachtige open vakken, die met veel inzicht zoo zijn gekozen. Maten en verhoudingen behooren essentieel tot de conceptie. Denkt men zich dezen marmeren wand onbeschreven, dan is het duidelijk welk een groote beheersching noodig is geweest om zoo voornaam en sober de natuur van deze diepzinnige materie een stem te kunnen geven, die toch geheel blijft binnen de werking van het grootsche schouwspel van het geaderde marmer. Het is niet overdreven gezegd, dat in die wonderlijke wereld van nu eens gesluierde dan weer vinnig uitschietende lijnen een verwantschap is te zien met den sterrenhemel. Een lichtende, groote, maar wetmatige bewogenheid en een oneindige diepte van het donker. Deze werking gaat in de figuren door. Hier en daar verzwakt een te heftig spel der aderen de kracht van het ontwerp. Zoo komt een lichte nevel soms het sterrebeeld verzwakken. Op andere plaatsen is echter een versterking ontstaan. Het bewijst hoe verrassend de figuren in deze techniek begrepen zijn in de marmerwerking en dat het daaraan te danken is, dat de figuren opdoemen, maar zich niet losmaken; zich stellen, maar zich niet ten koste der omgeving doen gelden. De figuren zijn, zooals gezegd, niet lineair gedacht, maar in zwart en wit gecomponeerd. Zoo is de hand van Solon donker ten opzichte van het lichte overkleed, het gelaat licht, de kop van Mozes donker tegen de witte kap. Napoleon treft vooral door den rijkdom van het gewaad. Justinianus heeft de Byzantijnsche pracht en de extatische blik. Hier vooral blijkt hoe het hemelvuur der marmerstralen als een rijkdom het gelaat doorvliegt en omwarrelt. Solon is het meest menschelijk gezien. Zijn oog ziet ons niet, zoomin als dat van de anderen. Maar als wij konden wenschen dat van deze vier één blik zich tot ons zou wenden, dan zou die van Solon het diepste ingaan. En misschien dat dan uit dit zeer eenvoudige, beheerschte en verheven werk eindelijk ook wordt begrepen, dat kunst van deze gezindheid zich in heel andere regionen beweegt dan de kunst, die ons het dagelijksche leven nabij wil brengen. Nog kort geleden trof het mij, dat een schrijver de bezielde | |
[pagina 304]
| |
handen geschilderd door Jozef Israëls, stelde tegenover en boven de demonstratie van vlakke meetkunde en abstracte berekening in de handen van Toorop en Thorn Prikker. Dit lezende in 1938 vraagt men zich wel eens af, of alles dan tevergeefs is geweest in ons land. Want men kan zeggen, dat sedert Cuypers, Thijm en der Kinderen onophoudelijk gestreden is om dergelijke onbillijke en onjuiste opvattingen te bestrijden. Want in dergelijke vergelijkingen wordt aan de kunst der bezielde handen en der demonstratieve meetkunde dezelfde bedoeling toegedacht. Dat beide kunstuitingen in andere regionen leven, van andere herkomst zijn, wordt daarin niet aangeraakt. Dat de een den mensch schildert, van wien ge u kunt voorstellen, dat hij u een hand geeft en een menschelijk mensch is en dat de ander daar niet halt houdt, maar met den mensch iets openbaren wil van datgene waaraan het menschelijke onderworpen is, wordt bij dergelijke vergelijkingen niet bewust gemaakt. En toch ligt daar het hart van den strijd, toch kan daar pas het verschil in gezindheid en plan worden begrepen. Nu er weer een werk is tot stand gekomen van die veel gewraakte orde, kunnen we niet anders doen dan opwekken het te gaan zien en zich open te stellen voor de onvergelijkelijk schoone en grootsche waarden, die het in zich heeft. Het komt niet vaak voor, dat een kunstenaar bij het ouder worden zich tot een dergelijke bezielde en verheven kracht kan ontwikkelen en zich onvoorwaardelijk heeft gegeven met den volledigen inzet van zijn zedelijke en beeldende vermogens. Het komt ook niet vaak voor, dat in een staatsgebouw wordt gegeven een belangrijk beeld van hetgeen kunstenaars van jongere en oudere generaties uit het land vermogen in dit tijdsgewricht. De krachten zijn, onderling gezien, ongelijk. Maar als geheel is het van beteekenis dat zij hier bijeen kwamen en voor jaren dit hebben vastgelegd.Ga naar voetnoot+ | |
[pagina LXIII]
| |
justinianus - ontwerp prof. r.n. roland holst - marmerwand in den hoogen raad
| |
[pagina LXIV]
| |
marmerwand in den hoogen raad te 's gravenhage boven: napoleon en mozes; onder: solon en justinianus
|
|