Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 45
(1935)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Dresdener barokhuizen
| |
[pagina 26]
| |
eeuw zal bepalen. Hier werd niet alleen op veiligheid en gezond wonen gelet, ook de uiterlijke schoonheid werd terdege in het oog gehouden. Dit blijkt o.a. uit het voorschrift, dat men bij ieder nieuw plan ook eene afbeelding van de belendende gebouwen moest overleggen. Voor de breedere straten werd zooveel mogelijk op symmetrie gelet. Al te donkere of te bonte versiering van de gevels was verboden, evenzoo de in den renaissancetijd gebruikelijke naar buiten gebogen traliewerken voor de ramen; erkers mochten geen vrijstaande zuilen ter ondersteuning hebben; staketsels voor de huizen werden geheel verboden, daar dit alles de straten nauw en rommelig zou maken. De daken mochten niet buiten verhouding hoog zijn. Als gevolg van deze laatste verordening verdween het karakteristieke zadeldak en in zijn plaats kwam het Fransche mansardendak. Voor de eerste maal bemoeide de bouwverordening zich ook met het inwendige, bijv. moesten ingang en trap gewelfd zijn; de trappen tot boven aan toe geheel van steen. De galerijen, die vóór- en achterbouw verbinden, moesten bestaan uit steenen bogen en pilaren; inplaats van de linnenbespanning werden er stucplafonds voorgeschreven, vooral in de keukens wegens het brandgevaar. Bij nieuw aan te leggen straten waren naar gelang van de breedte drie verschillende huishoogten aangegeven. Ook de verhouding van de etages onderling, de steilte van de daken, kortom alle détails waren vastgelegd; alles was gericht op het scheppen van een stadsbeeld ‘aus einem Guss.’ Men kan begrijpen, hoe al deze bouw- en politievoorschriften de ontplooiing van den nieuwen stijl krachtig bevorderden. Dresden was de eerste stad en bleef als zoodanig in de architectuur van het woonhuis voor geheel Saksen den toon aangeven. Rechts van de Elbe ontstond op August's bevel en volgens zijne voorschriften eene geheel nieuwe stad en het is dan ook met het volste recht, dat de keurvorst haar in 1732 den naam Neustadt verleende. Hier sloot August aan bij de plannen van den talentvollen vestingbouwer von Klengel. Deze had na de brandcatastrofe van 1685, die 336 huizen in de asch legde, het plan opgevat, den wederopbouw in den zin der italiaansche renaissance te doen plaats vinden. Zijn plan werd slechts gedeeltelijk uitgevoerd, maar wat er van tot stand kwam, veranderde het stadsbeeld volkomen en gaf aan dit stadsgedeelte een beslissend nieuw aspect. Door August den Sterke nu werd deze idee op gelukkige wijze uitgewerkt en voltooid. Regelmatigheid en symmetrie, rechtlijnigheid, uitzicht op vaste punten, ondergeschiktheid aan eenige monumentale gebouwen, een welberekende climax in de verhoudingen, dat waren zoo de gezichtspunten, die volgens italiaansch-fransche opvatting in het stadsbeeld doorgevoerd werden. Nog heden zijn deze beginselen waarneembaar in de kern van Dresden-Neustadt. De beide breede straten (Königstrasse en Hauptstrasse) loopen in de as van het Japanische Palais en het Blockhaus. Eerst in de 20ste eeuw heeft men eenige hooge gebouwen gezet, waardoor de superiori- | |
[pagina 27]
| |
teit van het Japanische Palais boven zijne omgeving te niet gedaan werd. In de Grosse Meissnergasse vinden we eene ononderbroken, ongeschonden rij van burgerhuizen, waaraan we stuk voor stuk de kenteekenen van dezen barokstijl kunnen aflezen: strenge symmetrie, artistiek aangebrachte versiering, mansardendak, domineeren van de verticale lijn. Ook in Altstadt ontstonden talrijke nieuwe huizen. Het was een gulden tijd voor de architecten! Adel en burgerij wedijverden in het doen oprichten van schoone gebouwen en, moge er veel verdwenen of bedorven zijn, toch heeft de binnenstad nog tamelijk gaaf haar karakter kunnen bewaren. Eene speurtocht in de omgeving van Altmarkt en Frauenkirche leidt tot allerlei ontdekkingen! Uit vele huizen in de omliggende straten spreekt tot ons de geest der 18de eeuw. De Rampesche Strasse is zelfs in haar geheel ongerept blijven bestaan. Alle huizen zijn daar uit het tijdvak ± 1700-1740. Door de licht gebogen lijn van de straat heeft men steeds nieuwe aspecten en vallen de gevels niet in elkaars verlengde. De fijne profielen van de raamversieringen komen zoo ook tot hun recht. Dat de Dresdener barok, ook in den bouw van het woonhuis, een zoo hooge vlucht kon nemen, is te danken aan de medewerking van groote kunstenaars als Pöppelmann (Zwinger), Bähr (Frauenkirche) en den ‘Stadtzimmermeister’ Fehre. Hoe is nu hunne opvatting van het barokke woonhuis? De gevel is als één geheel gedacht, het midden is sterk geaccentueerd, het aantal vensters is oneven, het eenigszins naar voren springende middengedeelte (al of niet door de hoekdeelen geflankeerd) is het rijkst versierd. Als tegenstelling zijn de tusschengedeelten heel vlak en rustig gehouden. De verticale lijn is sterk geprononceerd, ook al doordat men de huizen hooger gaat bouwen, dan tot nog toe het geval geweest was. Een zuiver voorbeeld vindt men in het Dinglinger huis (Jüdenhof) waarvan de bouw aan Pöppelmann wordt toegeschreven (afb. 1). Dinglinger was de beroemde goudsmid, die als hofjuwelier van August den Sterke voor hem de fantastische meesterwerken vervaardigde, die men in het Grüne Gewölbe bewonderen kan. Dat Dinglinger een man van smaak was, kan men reeds uit het uiterlijk van zijn huis constateeren! Ternauwernood zal men een gelukkiger voorbeeld kunnen vinden van een voornaam patriciërhuis. De naar voren en weer teruggebogen lijn van het middengedeelte (hol en bol) brengt schilderachtige lichtcontrasten teweeg: één van de effectmiddelen van den barokken stijl! Het huis is gelegen op een der stemmingslijkste punten van Dresden, op een rustig pleintje, dat een uithoek vormt van de Neumarkt, waar zich de enorme massa van de Frauenkirche verheft, Bähr's meesterwerk. Van Fehre's hand vinden we eenige huizen in de Töpfergasse. Eenigszins vijandig tegenover de hier genoemde bouwmeesters stonden de beide Fransche kunstenaars Longuelune en De Bodt. Zij streefden naar de alleenheerschappij in vragen der architectuur. De theorieën, die zij ver- | |
[pagina 28]
| |
kondigden waren die van hunne Fransche tijdgenooten. De opvatting is, dat versiering uiterst spaarzaam moet worden aangebracht (spaarzamer dan bij Pöppelmann en Bähr); niets overbodigs wordt geduld. De groote architectonische versieringsvormen komen slechts in aanmerking voor paleizen, openbare gebouwen, e.d. De huizen der burgers hebben zoowel in hoogte als afmeting en versiering daarbij achter te staan. Bij de troonsbestijging van Friedrich August II werden deze principes als Bauordnung bekend gemaakt. Zij richtten zich klaarblijkelijk tegen Pöppelmann en zijne aanhangers. Of nu deze beweging van De Bodt en Longuelune of ook van Knöffel is uitgegaan is niet precies meer te onderscheiden; in ieder geval won zij veld en de smaak ontwikkelde zich in deze (Fransche) richting. Het uitwendige der huizen wordt steeds eenvoudiger en rustiger. Aan de huizen in de Königstrasse in Neustadt ziet men het resultaat. De gevels zijn rustig gehouden, overzichtelijk ingedeeld en versiering eigenlijk alleen aangebracht in het midden van het gebouw, waar zij den huisingang accentueert. Zij bestaat uit de gebruikelijke cartouches en ranken. Knöffel, de gunsteling van 's konings almachtigen minister Graf Brühl, wist ten slotte op het gebied van architectuur alle macht naar zich toe te trekken en na hunne werkzaamheid in Neustadt kregen De Bodt en Longuelune practisch gesproken geene gelegenheid tot bouwen meer. Longuelune bleef nog als leeraar werkzaam, hij stierf in 1748 in Saksischen dienst als Oberlandbaumeister. Knöffel bouwde talrijke paleizen, waarvan echter de meeste in den 7-jarigen oorlog verwoest werden. Gelukkig zijn toch nog eenige van zijne werken voor onzen tijd behouden gebleven, o.a. het Cosel Palais, een juweel van 18de eeuwsche bouwkunst (afb. 2). Dat we het hier onder de burgerwoonhuizen rangschikken, is gerechtvaardigd door het feit, dat Knöffel het huis voor zichzelf bouwde 1744-'45. Het werd in 1760 gedurende den 7-jarigen oorlog bij de belegering door de Pruisen zwaar beschadigd, maar door Schwarze (uit de school van Longuelune) 1762-1764 weer opgebouwd voor Graf Cosel, een natuurlijke zoon van August den Sterke. In het hoofdgebouw volgde Schwarze getrouw Knöffel's architectuur; hij zelf voegde de lage voorgebouwtjes en de gesloten voorhof er aan toe, een goed geslaagde aanvulling, die de charme van het bouwwerk verhoogt en aan het huis het aanzien van een paleisje geeft. Het geheel is voornaam, gracieus, schilderachtig. Ook hier vinden we weer sterk den nadruk gelegd op het midden gedeelte ook hier de vlakke pilasters, die de verticale lijn accentueeren. De hooge vensters met de oeils de boeuf er boven laten duidelijk herkennen, dat hier de feestzaal ligt. Om het mansardendak loopt eene balustrade met beeldhouwwerk bezet. Op het dak van de zijgebouwtjes keert die versiering terug. Allerliefste groepjes van kinderen, die met helmen, zwaarden, fakkels e.d. spelen, versieren de pijlers van het hek. Zij zijn het werk van den beeld- | |
[pagina XIII]
| |
afb. 1. dresden, jüdenhof met het dinglingerhuis
afb. 2. dresden, cosel-palais
| |
[pagina XIV]
| |
afb. 3. dresden, rokoko-ornament aan een huis in de moritzstrasse 6
| |
[pagina 29]
| |
houwer Gottfried Knöffler. Het zoogenaamde Ministerhotel in de Seestrasse, het huis, dat Knöffel voor den legatieraad von Saul bouwde heeft dezelfde voorname eenvoud, echter is het stiller en rustiger. Inwendig is het ook overzichtelijk, gemakkelijk en practisch van indeeling. Kenmerkend voor dezen tijd is de tegenstelling tusschen uiterlijk en innerlijk. Bij Pöppelmann en Bähr vond men deze tegenstelling nog niet, doch de architecten van den rokokotijd, die het uiterlijk hunner huizen hoe langer hoe eenvoudiger maakten, (om ten slotte in kale nuchterheid te eindigen) lieten, wat het inwendige betreft, den stucwerkers, schilders en decorateurs vrij spel. Door den Koning, Graf Brühl en andere groote heeren werd deze nieuwe sierstijl gretig aanvaard, doch ook aan de burgerhuizen heeft de rokoko in vele détails hare sporen achtergelaten in den vorm van fraai gesneden deuren en stucomament. Men zie bijvoorbeeld den gevel van Moritzstrasse 6 (afb. 3) met zijn rijk geornamenteerde ramen. Aan den erker zijn op waarlijk charmante wijze voorstellingen aangebracht, betrekking hebbende op het beroep van den bezitter van het huis, den kuiper Johan Köhler. Men ziet Putti bezig een vat in elkaar te zetten, zij leggen de hoepels er omheen, zwavelen het vat uit, enz.; boven de deur eene fijne voorstelling van kinderen, die in eenen wijngaard werken. Kunst en handwerk gaan nauw samen. Gedurende den 7-jarigen oorlog 1756-1763 werd, helaas, veel schoons verwoest. Dresden was met recht in zak en asch! Men leest, dat 226 huizen verbrandden, nog afgezien van de paleizen en kerken (o.a. de beroemde Kreuzkirche). Lang duurde het voor de stad zich van de door den oorlog geslagen wonden kon herstellen. Ook nu weer had Saksen het geluk dat de vorsten hun uiterste best deden, het kunstleven tot hernieuwden bloei te brengen. Ook voor den opbouw van Dresden werden nieuwe plannen gemaakt, maar per slot bleven die liggen en werd de Altstadt geheel in denzelfden geest herbouwd. Zoo krachtig was de invloed van het tijdperk der beide Augusten, dat die tot het laatst der 18de eeuw bemerkbaar bleef. De omgeving van de Neumarkt laat ons duidelijk zien, hoe het Dresden van 1760-1800 er uit zag. Het fraaie huis Neumarkt 10 (Stadt Rom) is in 1773 gebouwd in den geest van Knöffel. Men zie de karakteristieke lisenen, de vlakke pilasters zonder kapiteel, de symmetrische opzet, de fijne stucversiering aan het middengedeelte en de erkers. Talrijke andere huizen uit dezen tijd zijn geheel volgens de Fransche opvatting, nagenoeg kaal op de met rokoko-ornament versierde huisdeur na. Als met het einde der 18de eeuw de architect Weinlig optreedt, wiens ideaal ligt in de richting van de klassieken en van de renaissance (een ideaal, dat later door Schinkel en Semper verwezenlijkt zal worden) is het glorieuze tijdperk van de Dresdener barok voor goed ten einde.Ga naar voetnoot+ |
|