Isaäc Israëls
Schets door Henriëtte Mooy
ONOPGEMERKT, maar vol opmerkzaamheid, koeltjes, maar innerlijk een levend vuur van nauwlettenden aandacht en waarneming, schijnbaar achteloos, maar in den geest onafgebroken jacht makend op al wat licht, stout, gracieus, bewegelijk en zwierig was, - losjes, luchtig-cordaat en bedaard, zoo drentelde Isaäc Israëls tusschen de flaneerende menigte, met het aangename gemak van den cosmopoliet, met de opgewekte tevredenheid van hen, die ‘overal thuis’ zijn.
Zou Isaäc Israëls ‘klein’ van gestalte zijn geweest? Ik weét het niét, - alles aan zijn persoon was zoo karakteristiek en expressief, zijn conversatie zoo levendig en intéressant, dat er nimmer tijd restte om hem de maat te nemen. Indien een gelukkig toeval er toe wilde medewerken, kon men enkele détails waarnemen.
Hij had een machtigen duim, een délicaten pink, die al de fijnheid, geest en aesthetische intelligentie van zijn aard scheen uit te drukken, en zijn geheele hánd was een hand vol begrip, warmte, eenvoud en hartelijkheid.
Zijn oogen deden nu eens denken aan een blauwe avondlucht vol twinkelende lichtjes, dan weer aan de lichtende glans-velden van grijze, groene of blauwe zeeën, aan blinkingen, afnemend, toenemend, als bij een eb en een vloed.
Hij had een fijnen, langen neus, die sprak van speurzin, vind-vermogen en geduld, - een klein ‘gewoon’ voorhoofd, waarover wat onaanzienlijke scheeve streepjes van rimpels, die komisch soms werken konden,
een klein ‘gewoon’ hoofd, éminent klein hoofd, dat, voor wie zien kon, de verzichtbaring was van het verborgen gemoeds-juweel,
een kleinen mond, de smalle lippen in een lachje, in verbetenheid of triestigheid, wat weggemoffeld tusschen 't grijzige ge-haar van snor en puntbaardje.
Zijn stem was mat en licht, hij sprak snel, met iets jeugdigs, jongensachtigs en directs dat charmeerde; zijn woorden waren zacht van geluid, nochtans zeér pre-ci-seerend, zeér, als met een spies, raak treffend het juiste.
Schertsend, zijn kwinkslagen met gedempte stem rechts en links uitstrooiend, zich gaarne schijnbaar verliezend in de menigte-die-zich-amuseert, ging Neêrland's moderne Frans Hals zijn heroïschen weg, - sober van gebaar, onopvallend in alles, werkend waar niemand hem zag, in een ononderbroken, fellen, geruchtloozen Storm van Activiteit, gansch zijn ontzagwekkend oeuvre, gansch zijn groote kunst, tevoorschijn tooverend zonder één groot woord.
12 October 1934.