Ze stuurde den palfrenier met een zendbrief, te paard. Van zijn zwarte hooge hoed wuifde een lamfer van rouw. Ze wenschte in dien zendbrief: ‘dat het den Almachtige moge behagen u hoog welgeboren nog lang voor dezulke rampspoeden te bewaren’.
Ze ontving de gasten ter begrafenis. Ieder der oude Heeren is zij een stapje tegemoet getreden, ieder een klein eigen stapje. En ze zagen met voldoening, die oude heeren, de rosse pijpkrul deinen bij 't buigen, ze zagen met verkwikking den wiegenden gang.
Christina, door gratie heeft 't leven beheerscht.
Maar twee dagen later brak een weerstand in Christina.
Ver van Keldoenck is ze toen weggevlucht.
Dagen en maanden... o vele... moeizaam tot jaren gevormd op Keldoenck.
't Mooie Keldoenck, met zijn glansparketten, met zijn brocaten, zijn fransche tresoren.
Het witte torentje.... dat geheimzinnig is.
Christina weer woonachtig op 't huis.
De schimmen van oude goedgeschoolde bedienden, de verstelnaaister die je kent van zoo klein, - palfrenier en koetsier.... de trouwe stem van Tonia misschien.
De boeren in wijden kring om haar heen, verweerde gotische koppen, weinig woorden, een schaarsche lach die verkwikt.
Een goed vriend.... niet zoo veraf.
En daarbij moet het dan blijven.
Zoo schijnt het genoeg.
Het leven is lapwerk, een stukkendeken, meer niet.
De dood staat onverbiddelijk tusschen twee menschen.
Er is een mausoleum in een park, waar de vogels wel zingen en de dooden zijn er niet zoo heel erg dood.
Sommige dooden kunnen niet sterven; ze laten je niet met rust.
Er is Een daarboven die het oordeel heeft.
Hertrouwen dat is zonde.
Maar wij kleine menschen, weten er toch wat op te vinden en soms is dat heelemaal nog niet zoo verkeerd.
Maar hoe ging dat hier op Keldoenck? Kwam het ook tot zoo'n edel compromis?
Neen, niets geen onpleizierige dingen hebben de muren gezien; geen onzedelijkheid had er plaats.
Hoe geruststellend, hoe verfrisschend is dat.
't Mooie Keldoenck, de glansparketten, de brocaten, de fransche tresoren en dat ongrijpbare dat men traditie noemt, alles onbezoedeld, alles even rein.
Het is dan, in alle eer en deugd.