| |
| |
| |
Nachtleven te Parijs
door G.J. Corbeth
HET oude, wèrkelijk-oude ‘Montmartre’ is weggevaagd.... Hier-en-daar, dichtbij en rondom de ‘Butte’ is er nog een enkele plek, waar iets leeft van den geest, die oud-Montmartre maakte tot het ‘quartier’-bij-uitnemendheid voor den Bohémien....
Op de ‘Place Tertre’ vindt men er nog eenige schijnresten van.... Men kent het plein met op den hoek de woorden: ‘Ici commence la commune Montmartre’, het plein met de onafscheidelijke twee agenten, die heimwee-blikken werpen op de voorbijgangers-en-lanterfanters, die kunnen rooken hun zwart ‘caporaaltje’, dat hun, in dienst-tijd, ondanks alle verveling, ontzegd is..... Op niet-te-koude, regenlooze dagen, vindt men er altijd een paar schildersezels met, ervoor op schildersstoeltjes, de traditioneel-geflambaarde, of moderner-blootshoofdsche menschen-van-het-vak, die even het plein-met-de-vervallen-huisjes-en-geveltjes ‘nemen’ willen, de brasserietjes en eethuisjes ‘Au Vieux Breton’, ‘Chez la mère Cathérine’, ‘Aux Cadets de Gascogne’... miniatuur-huisjes, wrakjes scheef-en-krom, toch den tijd nog trotseerend, waar onder 'n borrel-en-brioche de Bohémiens hun werk komen bepraten en hun droom. En in een enkele staat nog een piano, zijn de muurtjes nog omhangen met doeken en etsen, wild-fantastisch werk meest van beginners-en-droomers en van râtés.... En 's avonds, als 'n vreemd-doffe Parijsche schemer neerzijgt over de kronkelsteegjes en het plein scherper silhouet-teert tegen den fulpen weerschijn van den nachtstadhemel, klinkt vreemd-op het knetterend-snelle Fransch voor en in kroegen en cabaretjes....
En later, als de avond dieper gedaald is, rammelt een piano zijn eerste tonen: lok-tonen voor het klein-cabaretje, waarheen, in avondmantel, heenzeult: de dichterzanger, de ‘accompagnatrice,’ blozend-gezond demoiselletje, vreemd-ontsfeerd in dit ‘quartier’ en ‘zij,’ de rauw-wilde, maar ook geheimzinnig-teêre ‘diseuse.’
Als vrienden samen heendolend door vreemde Parijsche wijken, waren we, op een lente-avond, daar beland.... 't Kamerkroegje was leeg nog, alleen de ‘accompagnatrice’ betrommelde de piano, de ‘dichter-zanger’ flaneerde nog voor de deur, praatte wat met den propriétaire toen ‘zij’ binnenkwam...
Men had ons gesproken van een beetje geheimzinnige, vreemd-eigenzinnige meid, met bepaald talent en we wilden haar wel eens hooren... 't Kellnertje van onbestemden leeftijd, dat zwaar-aan-den-drank scheen, had, in teekenend Fransch, enkele inlichtingen gegeven: ça, c'est détraqué, c'est évident.... Geen minnaar, de p.... aan mannen.... drinkt ook
| |
| |
niet veel meer, vroeger wel.... gebruikt nu cocaïne, morfine en dat tuig, satanée drogue, va.... Woont nergens, dan hier, dan daar.... Heeft 'n goede stem gehad, moet voor de Opera opgeleid zijn, zingt nog wel goed, beaucoup d'élan, allez....
Ze scheen uit een van de stegen-dichtbij te zijn gekomen.... had geen mantel aan, enkel 'n lange shawl van onbestemd geel-bruine kleur, blootshoofds, 't haar ravenzwart, wat verward.... De gestalte was wat mager, maar goed-geproportioneerd, de vingers met 'n poging nog tot verzorging, versierd met één enkelen ring met diepzwarten steen..... Jurk van donkergroene zij, zonder een poging tot grooter décolleté, met groote rozetten van vreemd rood-en-zwart, hard en gedurfd tegen het groen....
Maar het gelaat, dàt was het bizondere: vaal-grijs-bleek, 'n ruïne, doorploegd - ondanks haar jeugd, ze scheen 23, 24 jaar - met al wat hartstochten snijden kunnen: een gruwelijk net van gevaarlijke passies-en-gedachten.... Het voorhoofd, onbegrijpelijk-glad, bijna kinderlijk, waaronder de gepenseelde wenkbrauwen met de dof-zwart geverfde oogleden schroeiden als 'n gevaar.... De oogen waren verdoft-bruin met soms, even nog, een fluweelen weerschijn....
Ze poederde en belipte zich nog wat aan, deed overigens gewoon, had niets van dat gemaakt-onverschillige, dat de stereotiepe houding is van alle vrouwen-in-dit-vak en in die omgeving. Alleen viel het op, dat haar gang wat stroef was, wat wankel zooals veel ouderen-van-dagen te loopen plegen... Ze deed moeite om haar gang gewoon te doen lijken, om er het elegante in te leggen, dat allen françaises eigen is.... We vroegen ons af, hoe ze wel dansen zou, omdat het beloftevolle programma ook dàt vermeldde....
Mijn vriend-en-ik waren de eenige bezoekers nog.... We hadden 'n praatje aangeknoopt met de pianiste, gezond-blozend, ongeverfd kind nog, die Hortense - de diseuse - uit 'n zakje snoepen liet, Hortense, die babbelde, zang-nummers door-bladerend, geen schijn vertoonde van de onverschillige métier-koketterie. Er gleed even een glimlach over het verwoeste gelaat, dat, in kinderlijk oplichten, een herinnering opriep aan jeugd en schoonheid.... Ze riep ons even 'n kleine opmerking toe, met jolig handgebaar.... 'n scherts over het vele bezoek dien avond.... We zeiden lachend iets terug....
Ze stond op, fluisterde iets tegen de pianiste, ging in de zing-houding staan, schraapte even haar keel, begon te zingen: La Cocäine.... Iets leelijks en rauw-gemeens was er in de eerste tonen en in de geheele houding, de geforceerde poging van iemand, die ‘professioneel’ kunst geven moet en stemming noch bekwaamheid heeft.... Vreemd, en dat duurde toch maar heel, heel even. Onmiddellijk daarop schenen houding-en-stem natuurlijk, de laatste van een aangenaam-donker alt-timbre.... Beheersching-en-natuurlijkheid waren die van een onmiskenbare kunstenares,
| |
| |
die altijd iets van den machtswellust voelt van het haar-kunst-beheerschen-kunnen en daarom ook het publiek.... Het slanke lijf was nu geheven, de hals gerekt, het hoofd achterover, de vreemd-troebele oogen staarden ver boven ons uit.... Elke noot kreeg een apartvreemd leven, elk woord had zijn eigen, demonisch-dwingende macht.... elke kleine pauze bespiedde een luisterende stilte, - elke uitzetting, stem-verheffing opende een weg naar een land-van-verbeelding daar ver boven onze hoofden uit. Daar werd gehoond, daar sneden kreten van vertwijfeling, daar streed-en-leed een menschenziel gelijk aan de onze. Er was geen poging tot een te-veel.... Maar zwaar-onverbiddelijk als een noodlot, vielen de zware alt-klanken in het kamer-kroegje. Ze bedwelmde zich nu aan haar eigen zang, haar dictie- en-voordracht, ze voelde dat geheimzinnige, ondoorgrondelijk als het leven zelf: de kunst, haar wezen ontstroomen.... Het slot klonk ingehouden-wild, kort als 'n metaalslag....
Even lieten we de stilte wegsterven, applaudisseerden toen. Het vreemde floers was van het masker weer weggevaagd.... Ze lachte ons gewoon toe, met iets van 'n kinderlijke hartelijkheid....
Van-buiten kwam eenig geroep, een auto-clax oversnerpte dit lawaai en een luxe-auto suisde voor de deur, riep propriétaire en kellner wakker uit hun hangerige verveling. En in de stemming van verwachting van wie zich te eenzaam weten, kwam een gezelschap druk-doenerig de kroegkamer binnen: voorop een soort reus-vrouw, noordelijk type, in avondmantel, laag-décolleté, zwaar-beringd en besieraad, met reusachtige oorhangers en, in vreemd contrast, een zwaar-gevlochten haarwrong, een andere fel-geverfde vrouw van klaarblijkelijk joodsche afkomst, eveneens in avondtoilet, begeleid door twee nonchalant-gekleede joden van Russische of Poolsche afkomst.... Hun weinig-vloeiend Fransch werd afgewisseld door een taal, die veel verwantschap vertoonde met Russisch en wellicht Poolsch zal geweest zijn.... Weinig later voegden zich twee dames en een heer, als echte Amerikanen in reispakken, bij het heterogene gezelschap, terwijl ook enkele jongelieden, klaarblijkelijk Franschen, in fel geratel met een der conférenciers over kunst en dichters, het nu-gezellig gezoem van stemmen af en toe overstemden.... Wij luisterden, even stil, toe, glimlachten even bij het herkennen van den echt-Parijschen, skeptischen geest van het gesprek.... Weldra vonkte tusschen hen op de fijne, Fransche geest, die zich nooit verloochent, in fijn begrip, in dartelheid, in noblesse, maar bovenal in het Parijsche: alles-ontkennen, alles-betwijfelen-willen, het eeuwig nil-admirari.... En ze stalden voor elkaar uit, in raak-snel opeenvolgende etalages, de corypheeën van het Fransche woord, zetten ze op als schoone poppen, bekeken ze even zoo, van rechts en links, gooiden ze van hun voetstuk, namen andere, strooiden wat bloemen aan hun voet, spotten even om hun toch-niet-meer- | |
| |
dàt-zijn, voor hen, de nieuwere, de ‘nieuwste’ zoekers....
‘Ah! Victor Hugo, c'est le père noble, tu sais, c'était un geste énorme’... Ja-ja, stemde een ander toe, maar ‘rien que ça.... Il embrassait tout, c'était colossal, mais il se bornait à fixer la valeur des choses connues’ - al zijn verachting van nieuwste nieuw-lichter lag in dit ‘connues’! - ‘il n'a créé rien de nouveau. Il était tout bonnement le courtierpriseur du commerce: le Verbe et l'esprit français’.... En ook wij werden gemengd in het gesprek vlak naast ons en iets minder-schuchter, als vreemdelingen, die toch ook wel wat wisten van het Fransche ‘woord’ hoorden we op ons: ‘il était pourtant le père de la poésie française’... ‘ah oui, il était bon, comme père, allez.... Comme grand-père surtout,’ ironizeerde de conférencier....
Wij, licht-begeerende vreemdelingen, vroegen wie zij wel ‘essentiellement français’ vonden.... Ze keken elkaâr even aan, wat ontmoedigd, maar weer wist de echte ‘Parigot’ zijn eeuwigen uitweg: ‘essentiellement français, m'sieur, heureusement pas, il aurait été essentiellement ennuyant’, waarop wij voelden even te moeten lachen....
Het Poolsche gezelschap had zijn martel-Fransch begraven als een strijdbijl, vreemd siste hun conversatie tusschen het geslurp van dure namaak-cocktails, de Amerikanen zaten met gezichten van ‘we krijgen veel te weinig sensatie voor onze moeite en ons geld’ pafferig te rooken en te staren.... en wij, als echte Hollanders, toch, wilden ‘die Franschen’ even verder peilen, knipoogden even tegen elkâar, waagden nog eens een naam, vragend: ‘de Musset’. Direkt knetterde het conversatie-vlamvuur verder op: ‘de Musset, ah oui, c'était charmant, tout-à-fait charmant, mais il n'était pas un inventeur non plus, lui.... Savait pas pousser en avant’ en de conférencier: ‘c'était encore de la pose, un dandy du verbe, pas essentiellement et profondément humain.... Il était le muscadin repoussé de la Muse française.... Chiffonnier de billets-doux,’ grinnikte een ander...
Even kwam de muziek ons gesprek overstemmen.... De piano-demoiselle bonkte uit de rammelkast-piano een soort moderne dans-muziek.... Het Amerikaansche meisje giechelde, blies zware rookwolken uit een meter-lange sigaretten-pijp, de Amerikaan staarde, de Poolsche reusvrouw werd luidruchtig, lengde haar lichaam achterover, zoodat haar borsten als poreuze sponsen zwollen, de joodjes gijnden wat met de andere Poolsche, die flirt-blikken wisselde met het heele gezelschap - den Amerikaan incluis - de muziek verstomde.... De conférencier-tegelijkimpresario kondigde aan ‘Le doute’, chanté par ma chère camarade ‘Hortense Deligny.’ De Amerikanen staroogden naar de piano.... En vol begrip, in zingend-zeggen, vielen de eerste klanken in de klamme, moede stilte van het kamer-kroegje.... 't Was maar een gewoon liedje, iets beter dan de meeste in dit genre wellicht, van een meisje, dat, na het
| |
| |
eerste bedrog van hem, twijfelen ging aan veel, aan àlles, maar het werd nog-eens geleefd, uit de vreemde stilte van een vrouwenziel gehaald, getoond aan ziek-nieuwsgierige voorbijgangers, soms huiverend-stil en aarzelend, bijna schaamtevol gefluisterd, dan weer even oplaaiend, ineens, in wild vragen en maar niet begrijpen waarom dit alles zoo.... doodelijk was.... En in de snelle climax van het ‘chanson’, was, even weergegeven, de stijging van die vrouwenziel, na het bedrog: de schuwstille schaamte en verdriet, het vragen, de behoefte aan toch-weer-vertrouwen, de angstige behoefte aan overgave, met altijd de twijfel.... tot het schaamte-kleed was opengereten en naakt-fel, het beest-mensch daaronder te leven begon, het genot wilde om toch te stillen: de behoefte aan overgave.... Er sneed een vertwijfelingsglimlach over het verwoeste gelaat: als een tijger lengde de eeuwige vrouw zich uit, ook zìj maakte haar slachtoffers nu.... En met een vreemd-kinderlijk gebaar eindigde zij het chanson met een ‘waarom ook niet?’....
En in de even-stilte, die gevallen was, na het handgeklap en het ‘c'était superbe’ van een der Franschen, vroegen we ons af of het wellicht niet waar was, wat een der grootste Hollandsche acteurs eens gezegd had van het ‘eeuwige woord’ -: ja, 't woord is wel veel, maar niet alles.... Alles is dat.... àndere, de sfeer, waarin je 't zetten wilt, zetten kùnt.... En we voelden het, nog-eens: kunst is, in laatste instantie, als wellicht alles, ondefinieerbaar....
Even werd de dictie nog geprezen, maar de Franschen, eenmaal, op hun praatstoel, entameerden een andere grootheid: de Balzac... Ah! de Balzac, beaucoup d'idées mais pas un langage neuf... Il était bien ce qui fallait à cette époque-là... Créateur mais surtout dans le domaine social, pénétrant mais pas une idée qui ait pu devenir une beauté réelle et nouvelle,..
Deze afbrekersmanie begon ons een beetje te prikkelen en zoo entameerden wij: Verlaine, als den door vele Franschen erkenden grootsten dichter en direkt weergalmde het kroegje van bewonderende ah's en oh's.... Verlaine, ah bien oui, il a fait du nouveau.... en een ander: du moins, il était sincère en de conférencier als over een collega-dichter: vraiment, il n'avait pas de pose et c'est pourquoi il a pu devenir profondément humain.... il a créé un langage qui était de la peinture et de la musique à la fois....
Zoo bestreek ons gesprek bergen-en-dalen van poëzie en literatuur.... Baudelaire vonden ze ‘parfait’ en als van-zelf gekomen tot Isidore Ducasse, bekenden ze zich hier ‘geslagen’: lui, c'était simplement l'apothéose de la littérature moderne.... Et ce qui est essentiel, c'est qu'il n'a jamais été fou.... Ah! non.... toute personne le croyant fou, n'a pas compris.. C'était bien de la pose, mais une pose foudroyante.... Il a dévoilé le dernier mystère....
| |
| |
Het enthousiasme ontlaadde zich in nieuwe ‘bocks’ en sigaretten en ons omwalmde hoekje bestriemde even den fiscus, die simpele rookgenietingen tot een budget-raadsel maakte, onontwarbaar voor den ‘bohémien’.... Het stem-gegons zoemde diep-zwaar nu als in een bijen-korf, waar elkeen zich nu uiten wilde, waar de nacht-mensch - schuwe vogel, die overdag niet ‘leven’ kan - verhaalt van de verrukkelijke omdolingen van zijn ziel, vèr van het ‘morgen,’ dat klaar-nuchter toch altijd weer eischen komt....
Maar nù was het: nacht, men lééfde....
En ook in Hortense's ziel was de nacht-vogel tot zingen-willen ontwaakt.... Ze lachte vreemd en hel op, deed voor de piano eenige danspassen met een gebaar, zoo walgelijk-dierlijk, dat we ons even, stomverwonderd, afvroegen, hoe iemand in één houding of gebaar, zoo heel een wereld van afgrijselijke gedachten kon uitdrukken.... De joodjes gichel-gijnden, de reus-vrouw lengde zich uit tot een formidabele gestalte, de andere Poolsche wierp gloed-blikken rond als uitdagingen, de Amerikaanschen zelfs waren opgewonden-lachend, champagne gaan drinken, nieuwe bezoekers zaten, in schaduw-donkere hoeken neergeplakt, aan hun sigaretten te sabbelen.... Nacht-Parijs was neergedaald over allen, had aller zielen ontvonkt tot vertrouwelijkheid en zich-geven-moeten....
De kellner-aan-den-drank kwam met vertroebelde oogen aan de tafeltjes rond, fluisterde, men ging verzitten, de tafeltjes werden ver naar achteren geschoven, er moest ruimte komen, de diseuse zou dansen gaan.... En de conférencier annonceerde: ‘la danse du serpent et son secret’....
Uit een klein deurtje, in den muur door nauwe sluiting als gemaskeerd, naast de piano, kwam de diseuse-danseuse.... Ze had zich even gemetamorfozeerd, veroosterd en met één oog-opslag zag men hoe deze vrouw zich met enkele kleinigheden om-scheppen kon, hoe zij werelden ìn zich had.... We fluisterden even Rostand na:
J'ai dans mon coeur tous les sanglots,
Tous les pays dans ma prunelle....
't Zwarte haar was anders gekapt, meer naar voren, hard-groene oorbellen hingen aan de oor-lobben, schouders bloot, om de slanke, gele slangachtige armen sloten donkere armbanden, de taille was ingenomen door een breeden gordel, de schoentjes waren vervangen door een soort roode muiltjes, zwaar-gegespt....
Even keek ze door de dof-moede oogleden vaag-vluchtig langs de bezoekers, dan staarden de oogen even naar binnen, als in herinnering.... Ze knikte bijna onmerkbaar.... de muziek begon....
Het was een wonder.... Ook de muziek van de rammelkast-piano klonk gedempt-veraf, die pianiste toch.... Werkelijk iets als 'n vreemdoostersche, eentonig-vragende melodie tinkelde in de kroeg-ruimte....
| |
| |
De danseres stond in een houding als van vragend afwachten.... Ze beluisterde het zwijgen en die houding was zoo intuïtief en grandiooszuiver, dat een diepe stilte neerzeeg over alles, in allen....
Ademloos, als in een beklemming, zagen we toe.... En versluierd rees in ons 't vizioen, dat ze evokeeren wilde: een paleis-terras, tinnen dof-wit in het oostelijk-duister, slanke minarets omhoog tegen den ster-doorvonkten hemel, ver op den achtergrond silhouetten-van-palmen met daarachter: het vizioen van een woestijn met het grondeloos sfinks-gelaat geheven tegen de eeuwigheid....
Het was een mimisch spel, meer dan een dans.... Ze ging vragen, vragen, naar haar geheim, dat was ook: hèt geheim.... Ze wenkte zacht, een glans speelde over het gelaat, waar de donkere oogen even lichtten als een droom. En in den nacht gleed tot haar: de slang, de slang, die spreken kon.... die zij alleen.... verstaan kon.... De slang, die van allen aanvang af, geweten had.... De slang, ondervraagd door de eeuwige vrouw.
Ze speelde een soort zoet Eva-spel, het begon met een ontluiken, zoo schuchter-zoet, zoo kinderlijk-teer was het gelaat, het gebaren van handen en armen, er glinsterde iets over haar als de dauw op een morgenbloem... En de slang schuifelde nader.... En als de eerste list in een kind sloop in haar hart het verlangen... Zalige bedwelming overbloosde het gelaat nu... het gloeide in haar... En ìn dit zelf-bedwelmen wilde zij... anderen bedwelmen. .. Ze zag nu - voor het eerst - wat de man wilde: de eeuwige man...
De slang was aangeslopen zoo dicht, dat hij haar bloed kon ruischen hooren.... Met een meesterlijk hand-gebaar was het naderbij ritselen van de slang gegeven: de eerste vrouw, een kind-vrouw, zag de slang aan, vragend met de trouwhartige list, die in alle liefde is.... En de slang schuifelde, fluisterde van de zaligheid, die alle liefde is, van de heet-zoete pijn, van de eerste overgave, van het geheim, dat aan de vrouw ontrukt wordt in liefde, van de eeuwige smart, die alle minne is, van den honger, dien zij zich oplegt, van haar offer, dat heerlijkheid wordt....
En de vrouw gebaarde en ìn haar gebaren zagen wij hoe zij zich ontdekte: zij, de van zich-zelf-niet-gewetene, die doorgloeid is van alle leven-tot-ineeuwigheid. In één enkelen ruk-van-afschuw zagen we de vrouw rillen van zich-zelf, van het kwaad, dat zij brengen moest over anderen, over zich-zelf.... hoe zij zich wist: alle goed-en-kwaad, hoe zij het leven-in-zich zich-zèlf verslinden voelde.
Maar de verlokking zwol in haar als een rijpende vrucht: ze zag heur eigen bloote beeld en het zoet bekoren daarvan en zij wìst, dat zij eten zou, dat zij eten moest, omdat, daardoor alleen, de belofte vervulling werd...
En even - overstemd door al het andere, - hoorde zij, diep in zich, de eeuwige stem-van-het-geweten, oud als het leven zèlf, die haar toeriep, dat, van dàn af, alle leven zelf-verslinding zijn zou....
| |
| |
En peinzend strekte zij de hand uit naar de slang en wat zij bood.... De oogen staarden diep-naar-binnen als in even-ondervragen nog, dan, plotseling, gréép zij....
En, bedwelmd nu en bedwelmend, golfde haar lichaam in lust.... De armen vlochten zich om de lucht, zij at die, dronk die in hevig-gulzige teugen.... Zij wentelde zich als in een kokend bad.... dan hief zij de armen als in gebed, in dankzegging, dat dit zoete haar gegeven was.... ze sloot de armen als om een denkbeeldigen schat, dien zij verbergen wilde, ver weg....
De melodie, die geklonken had als kabbeling van water in lentebeek, - brak af.... versomberde en even klonk er als van ver aan-grommelend, een rommelende slag....
En 't gezicht teekende stomme ontzetting: zij zag, dat de schat vergankelijk was... de schat in zijn armoede en naaktheid... Zij wìst nu.... Zij had het geheim verbroken, ontzegeld, gewekt wat eeuwig sluimeren moest...
En wild brandde op haar gelaat de vraag: waarom?.... Ze was gevloekt, geteekend, van alle begin af.... En wankelend, met een gebaar van mond en gelaat of zij het uitgillen wilde: zij moeder van alle kwaad....
Met een rilling van afschuw van zich-zelf, met een gebaar zoo diep van ellende en uitgeworpenheid, wankelde ze enkele passen.... Het hoofd knikte.... Slap hingen de armen.... De muziek brak af en als een bijl viel de stilte in de kamer....
Dan klaterde handgeklap los....
Hortense - de verwezen oogen in vreemde tegenspraak met den geforceerd-lieven lach van haar mond, - boog.
‘Cette Hortense est d'une beauté satanique’, ratelde loslippig een der Franschen en 't conversatie-geknetter zette weer in....
Ook het Poolsche gezelschap was ontgloeid, gebaarde nu slavisch-wild in enthousiasme... Zelfs het gelaat der Amerikaansche - schoolmeesterigstrak - overtoog een blos van opwinding....
't Stem-gegons golfde heen en weer, sloeg tegen de kroegwanden, af-entoe doorzilverd van hel gelach....
Champagne werd besteld, iedereen dronk opnieuw, de muziek zette een tango in van week-troebele streeling. En in alle lijven ronkte, donker, het bloed als een motor.... Alle zucht-tot-leven scheen ontwaakt nu, opgeroepen als ten dans.... Het flitste in de oogen, vlamde in de hooggekleurde wangen, sprak vrij-uit in het gebaren, dat afsmeet alle dagbeheersching.... Men wilde dansen, dansen....
Maar de propriétaire, fransch-druk gebarend, verzette zich: geen vergunning.... Maar toen alles opstond om, ergens in de buurt, een dans-inrichting te gaan opzoeken, zocht zijn zaken-instinkt een uitweg: hij zelf zou zoeken gaan.... iets vlakbij.
| |
| |
‘Om de commissie van de consumptie’ gnuifde een der Franschen.
Hij kwam terug: vlak-bij zou 't geëerd gezelschap.... bij ‘La Mère Cathérine’.... En als lang-gestremd water, kolkte het gezelschap heen naar den kroeg-mond, bruiste de deur van Mère Cathérine binnen. Een Fransche schilderstroep, die zich ‘les neurasthéniques’ de Montmartre noemde, golfde uit ‘Les Cadets de Gascogne’ nà, het zelfde dans-zaaltje binnen, waar de muziek rommelde....
Als jaren-lang-bekenden kluwde het gezelschap samen, begon met imitatie-cocktails, noodde elkaâr ten-dans.
Een in vreemd-lang wit japonnetje gehuld meisje van Italiaansch type, leidde den dans in met een zwaar-gebouwd Montmartre-schilder met lange lokken.... De Poolsche - die inderdaad Poolsche bleek - danste met een der Fransche ‘afbrekers’, de reuze-vrouw - Suédoise, naar zij zei - bevocht tempo-moeilijkheden in de armen van den Poolschen begeleider... Een der Amerikaanschen kwam in onze armen terecht, vond het ‘delightful’.... Een golf van opwinding overvloeide alle besef van waakzaamheid en fatsoen....
De Amerikaan alleen was blijven zitten, bleek te veel gedronken te hebben. De muziek verstomde weer.... De schilders gijnden, lachsalvo's daverden door de zaal.
De Amerikaan - vreemd-hikkend in de stilte - stond op, nam zijn glas in de hand....
‘Ah! Monsieur va parler’ oversnerpte een meisjesstem het gegons....
Iedereen keek op; de groote schilder - die president der ‘Neurasthéniques’ bleek te zijn, hief z'n glas op naar den Amerikaan:
‘M'sieur désire porter un toast?’
En de stem van den gebronsden Yankee klonk nasaal tusschen het ratelend praten op:
‘I've seen the Mississipi and I want to say.’
‘Ah! très bien, m'sieur a vu la Miss Sipi.’
Maar de Yankee werd neergeheschen op zijn stoel.... Hij wenkte den propriétaire, die even met hem smoezen bleef - hem dan met zakenblik mat om zijn betaalkracht te peilen en daarna met stentorstem aan het gezelschap vroeg - ter eere van den Amerikaan - Champagne te willen drinken.
Een roezend stem-geroep: hoera's en gelach - bonkten dooréén.... De Amerikaan boog stijfjes.... De schilder-president beklom een stoel.... zijn hand bewuifde het gezelschap als in verzoek tot stilte:
‘Mes princesses, mes princes.’
‘Wij hebben van-nacht het zeldzame voorrecht den president der Vereenigde Staten in ons midden te zien - hij boog spottend - en als president van een niet veel kleineren Staat - is de Staat der neurasthé- | |
| |
niques niet eveneens een wereldrijk?! - roep ik aan meneer den president een hartelijk welkom toe.’
‘Waar zooveel kleuren zich mengen in ons gezellig samenzijn, wil ik eraan herinneren, dat - naar de oeroude tradities van onzen Staat - ontbloeid aan de boorden van den Nijl - de na twaalf uur vergaderden, niet mogen samenzijn zonder herdooping. Ons program verandert elken avond; het is nu - hij wendde zich om: m'sieur le secrétaire - ah! bien: la soirée des poissons.’
‘We zullen ons dus met visschen-namen moeten herdoopen.’
Joelend geschreeuw onderbrak hem. ‘Ah! toute la série y passera’.
‘U, meneer de president, geniet de eer van eerste-beurt:’
‘Uw vischnaam asjeblieft?’
‘De Mississippi-walvisch,’ gilde een meisje met een groote shawl om en in den wazigen blik van den Amerikaan glaasde vischachtige verwantschap...
Wonderwel waren de namen soms getroffen: de Poolsche met 't roodbruine haar kreeg: bruinvisch. Mijn vriend met bleekbol gelaat koos zelf: de heilbot, waarop damesgegil door de zaal krijschte. De Italiaansche werd ‘voorn’ gedoopt.
De muziek zette een danswijs in:
‘Mesdames et messieurs, nous allons nager ensemble.’
Bij het muziek-gebonk wirwarde de dans, men stootte, botste, schold en excuseerde met visch-namen.... Een schilder, die ‘requin’ was gedoopt, schoot met groote passen tusschen de dansenden door, schreeuwend: ‘je nage en requin moi’.... Puffend van hitte, blazend, zeeg het gezelschap op stoelen neer..... Hortense zat op de knie van den Amerikaan, neuriede een oud liedje: ‘how do-you-do-you-do-you do?’ De Amerikaansche deelde in de intimiteitsbevlieging, zat met haar arm om den hals van den Hollander....
De eigenaar kondigde schor aan: 't was morgen, er moest gesloten worden....
Een laatste two-step bonkte door het zaaltje.... Men brak op....
Auto's toeterden voor de deur.... Wij gingen loopen....
Vreemd-rillerig buitengekomen, bestaarden wij met branderige nachtoogen Parijs, dat in den prillen morgen te slapen lei.... De Tour-Eiffel schimde door den morgennevel heen.... Wij bleven even staan in die verdwaasde stilte na het nacht-geroes....
Over de snijdingen van muur-en-straten-lijn griezelde de uchtend en vreemd - eenzaam-geheimzinnig als een waarschuwing - glansde Venus tegen het verbleekende blauw....
Wij zakten af - stad- en huiswaarts....
|
|