| |
| |
| |
Het Staats Historische Museum te Stockholm,
door Dr. T.J. Arne
HET Staats Historische Museum te Stockholm is zonder twijfel een van de oudste musea in zijn soort. Het is n.l. opgericht in het jaar 1667, dat tevens het stichtingsjaar is van een oudheidkundig genootschap in Zweden, dat zich o.a. ten taak had gesteld allerlei voorwerpen van oudheidkundige waarde bij elkaar te brengen. Het eerst gekatalogiseerde voorwerp draagt het jaartal 1670. De verzameling van het genootschap werd in 1692 door zijn opvolger ‘Antikvitetsarkivet’, het oudheidkundig archief, overgenomen en toen dit laatste in 1786 opgeheven werd, ging de collectie over in handen van ‘Vitters Historie och Antikvitets Akademien’ een geschied- en oudheidkundige akademie waarvan de secretaris, rijksoudheidkundige, tevens directeur van het museum was.
Het verzamelen en bijeenbrengen van oude vondsten is eigenlijk pas met meer kracht aangepakt gedurende de laatste 90 jaren, nadat B.E. Hildebrand in het jaar 1837 bij den Zweedschen rijksoudheidkundigen dienst zijn werkkring aanvaardde. Zijn opvolgers waren Hans Hildebrand, O. Montelius, B. Salin en S. Curman.
Van een wetenschappelijk standpunt beschouwd ligt het zwaartepunt van het bezit van het museum zeer zeker in de inheemsche voorhistorische verzamelingen, hoewel men zal moeten toegeven, dat ook de middeleeuwsche afdeeling, die heel wat kostbaarheden herbergt, van groote beteekenis is. In een filiaal van het museum worden voorwerpen van kerkelijke kunst bewaard uit den tijd van de Hervorming, zoomede een vergelijkende voorhistorische afdeeling, waarin belangwekkende voorwerpen uit Frankrijk, Rusland en uit het verre Oosten. Het museum beschikt verder over een verzameling kostbaarheden uit de laatste vier eeuwen, meest vroegere bezittingen van vorstelijke geslachten en het heeft veelal voorwerpen uit den nieuwen tijd, die van kunstwaarde of volkenkundige waarde waren, aan andere musea in bruikleen gegeven. Ook het koninklijk Muntkabinet behoort tot het museum evenals de groote osteologische verzamelingen, die slechts ten deele tentoongesteld zijn. In aansluiting aan het Historische Museum is sedert enkele jaren door den China-onderzoeker professor J.G. Andersson een Oost Aziatisch museum opgericht, dat zich snel uitbreidt en dat oude beschavingsvoortbrengselen van China, Japan, Korea, Achter Indië, Mongolië en Oost Siberië en Kamsjatka bevat.
| |
| |
Dit Historische Museum in Stockholm is dus in alle opzichten het bezichtigen waard. En hiertoe behoeft men, in Stockholm zijnde, niet ver te gaan, want het ligt in het midden van de stad. Het is namelijk ondergebracht in de benedenverdieping van het gebouw van het Nationale Museum bij de Norrström, recht tegenover den Oostgevel van het koninklijk slot en enkele stappen van Stockholms voornaamste hotel, ‘Grand Hotel’ verwijderd.
De museumruimte is, zooals te begrijpen is, in menig opzicht onvoldoende na de belangrijke uitbreiding, die de verzamelingen gedurende meer dan zestig jaar hebben ondergaan. Het plaats inruimen voor deze uitbreiding heeft slechts aan arbeidsruimte, archief en boekerij afbreuk kunnen doen. Het voorstel is echter gedaan om een nieuw gebouw te zetten en allen, die zich het wel en wee van het museum aantrekken, hopen zeer, dat de Zweedsche rijksdag de totstandkoming hiervan zal bevorderen.
In den laatsten tijd zijn de verzamelingen in de nauwe zalen opnieuw geschikt en geordend, zoodat het tentoongestelde van meer nut en meer belang is geworden voor het groote publiek. Helaas heeft het museum als wetenschappelijk ‘centraal laboratorium’ daaronder eenigszins moeten lijden, daar bij de nieuwe indeeling aan de opvoedkundige en aesthetische waarde naast de wetenschappelijke grooter plaats is toegekend. Zooals vroeger is echter aan een chronologische rangschikking van de tentoongestelde voorwerpen vastgehouden. Men kan er de gang der ontwikkeling uit bestudeeren van de eerste cultuur na den ijstijd, in de zes tijdvakken gedurende het steenen tijdperk, de zes tijdvakken in het bronzen tijdperk, gedurende het ijzeren tijdperk tot het einde der middeleeuwen. Maar in de omraming van deze chronologische indeeling komen ook weer verschillende onder-indeelingen tot hun recht: een topografische en cultuurgeografische, arbeidstechnische en dergelijke, die meer met de onderlinge verhouding van de museumvoorwerpen in verband staat. Zoo vinden wij bijv. in een glazen kast een kleine verzameling, die een beeld geeft van de eerste beoefening der schrijfkunst in Zweden en van de ontwikkeling daarvan. Een speerpunt van het jaar 200, gevonden op Gotland draagt een kort runen inschrift met zilver ingelegd; het is waarschijnlijk een voortbrengsel van de Goten en afkomstig uit het groote gebied Polen - Zuid Rusland - Dakië. De uitvinding van het runen-schrift wordt immers aan de Goten in dit Zwartezee gebied toegekend. Hoogst merkwaardig is ook de gouden blikkenmunt, een gouden brakteat, in Vadstena gevonden, die rondom de kant de 24 letterteekens draagt van het oude runen - alfabet. Wij kennen deze runen-rij overigens van een zwaard uit de Theems opgedoken en van een gesp in Charnay in Frankrijk bij een opgraving gevonden. Eenigen tijd geleden zijn deze runen eveneens ontdekt op een
| |
| |
grafsteen in Gotland, waarschijnlijk uit de vierde eeuw en tentoongesteld op de runenafdeeling. Een eenigszins beschadigd tegenhanger van het muntstuk van goudblik uit Vadstena is in Zweden meer dan een jaar geleden in de buurt van Närke gevonden.
De inhoud van een reeks van glazen kasten geeft een indruk van de ongelijke arbeidswijze, die bij de bewerking van vuursteen en andere steensoorten in zwang was. In de afdeeling, aan den bronzen tijd gewijd, ziet men evenzoo allerlei vondsten, die de behandeling van het brons belichten; de verschillende giettechnieken leert men kennen uit gietvormen, smeltkroezen, mislukte gietsels, bronzen gietstukken enz. Een vitrine aan het steenen tijdperk gewijd geeft door schedels en andere gevonden beenderen een blik op de verschillende menschenrassen, die in den Steentijd in Zweden vertegenwoordigd waren. Het meest voorkomende was het groote langschedelige menschentype, dat thans nog het meest verbreid is: het Noorsche ras. Maar wij vinden ook een kortschedelig menschensoort, een eigenaardige afwijking hiervan, het z.g.n. Borreby-type, dat vooral door een hoog gevormde kruin gekenmerkt is. Aan een stuk gevonden been kan men zien, dat ook drieduizend jaar geleden de menschen reeds aan jicht leden.
De trots van het museum zijn de kostbare vondsten van gouden en zilveren voorwerpen. Deze heeft het vooral in zijn bezit gekregen door de bijna 200 jaar oude wet, die zegt, dat de vinder van een dergelijk voorwerp verplicht is de vondst aan den staat af te staan tegen vergoeding van een en een achtste maal de geheele metaalwaarde van het voorwerp. Een groot aantal gouden armringen uit den bronstijd zijn bewaard; het voor-romeinsche ijzeren tijdperk heeft geen goud bezeten, maar daarentegen stammen verschillende gouden sieraden weer uit het ijzeren tijdperk der Romeinen, zooals vinger-, arm- en halsringen en sieraden met parelen. Een werkelijk gouden tijd was de vijfde en het begin van de zesde eeuw. In groote hoeveelheid stroomden immers de schatten, die toenmaals door de Germanenstammen van de Romeinen werden verkregen naar de rasgenooten in het Noorden. Zoo zijn honderden gouden munten, geslagen door Oost- en West-Romeinsche keizers op de groote Oostzee-eilanden, Oland en Gotland, terecht gekomen. Veel goud in den vorm van ringen of staven kan beschouwd worden als betalingsmiddel te zijn geweest, doch het meeste is tot sieraden verwerkt. En het bewijs, dat in Zweden een zeer hoogstaande goudsmeedkunst bestond bezit men bijv. in de drie groote halskragen van goudbies met opgelegde filigraanfiguren (afbeeldingen van dieren en menschen), die gevonden zijn in Västergotland en op Öland. Vier kilogram zware gouden halsringen leveren het bewijs van grooten rijkdom in die tijden. Een van deze ringen behoort met een stuk met filigraan versierd beslag van een zwaardschede tot een
| |
| |
goudvondst van meer dan twaalf kilogram, die aan het einde van de 18e eeuw in de buurt van de stad Trosa in Södermanland gedaan werd. Helaas werd negentiende gedeelte van dit goud versmolten.
In dezelfde afdeeling van het Historische Museum waar deze schatten zijn tentoongesteld, kan men een andere kostbare vondst van meer dan zeven kilogram uit Västergötland bewonderen, benevens een aantal munststukken van goudblik, waarbij de grootste dien men kent n.l. die uit Åsum.
Ook uit den tijd der Vikingers is goud gevonden, hoewel het zilver in dien tijd in een veel grooter hoeveelheid voorkwam. Slechts op Gotland is, voorzoover bekend, een hoeveelheid zilver gevonden, die ongeveer 250 kilogram weegt, waarvan het meeste in vroegere tijden versmolten is. Van de meer dan 80.000 Arabische, Duitsche en Angelsaksische muntstukken ontbreekt bijvoorbeeld een groot gedeelte dank zij het versmelten van slechte exemplaren, het verkoopen en verruilen zooals men dat vroeger vaak deed. Op Gotland zijn niet minder dan 855 vondsten van zilveren voorwerpen gedaan, waarvan 320 zeer kostbare. Hierbij is zilver in den vorm van gegoten stukken, stangen en draden, geslagen munten (zooals Zweedsche, Noorsche, Deensche, Angelsaksische, Iersche, Duitsche, Boheemsche, Hongaarsche, Byzantijnsche, Perzische en Arabische en zeer zeldzame Karolingische en Russische geldstukken), zilveren vaatwerk, toiletartikelen, wapenstukken en bovenal allerlei soort van sieraden. Waarschijnlijk is in de negende en tiende eenw zeer veel zilver uit het Oosten ingevoerd, doch veel van dit ingevoerde metaal is in Zweden weer verwerkt. Wat een gedeelte van het zilveren vaatwerk betreft kan men aannemen dat het in West-Turkestan gemaakt is, een bepaald type van zilveren armringen stamt uit het goevernement Viatka in Noord-Oost Rusland, andere zilveren voorwerpen zooals een buis met parelen komen uit Zuid-West Rusland en enkele ringen zijn van Lettische herkomst.
Alleen reeds uit het gewest Uppland zijn meer dan een dozijn zilveren schalen uit het einde van de tiende eeuw bekend, die of van Oosterschen oorsprong zijn, of in Zweden zijn gemaakt naar Oostersch model. Er zijn echter ook stukken, die zonder eenigen twijfel in Zweden gemaakt zijn en waarvoor de versieringsmotieven - in hoofdzaak gestileerde diervormen - uit den in gebruik zijnde ornamentenvoorraad zijn genomen.
Noorwegen kan, zooals bekend is prat gaan op zijn drie, in goeden staat bewaarde Viking schepen. Zweden bezit iets dergelijks niet, maar de inhoud van de twaalf vermolmde booten van Vendel in Noord-Uppland is in zijn soort van even groote beteekenis. Hoofdzakelijk is dit alles afkomstig uit de zevende en achtste eeuw, de beide eeuwen dus, die aan den tijd van het Osebergschip voorafgaan. De gestorven stamhoofden zijn
| |
| |
in hun schepen begraven met hun volle uitrusting en bezit van paarden, jachthonden, vee, keukengereedschap, drinkschalen en sieraden. Hierbij zijn enkele zeer waardevolle stukken, zooals de uit het Rijngebied en mogelijk ook uit Engeland ingevoerde glazen bekers, de vier helmen waarop afbeeldingen van gestalten en het buitengewoon rijk versierde riembeslag van het paardentuig. Een paardentuig is verguld en met email ingelegd.
Zwedens oudste stad was Birka op het eiland Björkö in het Mälarmeer. Ansgarius predikte hier het Christendom omstreeks 830. De stad had uitgebreide handelsverbindingen zoowel met Oostelijke als met Westelijke landen; zoo is bijvoorbeeld de handel op Wijk bij Duurstede bekend. In de levensbeschrijving van Ansgarius wordt verteld, dat, toen een rijke vrouw in Birka haar bezittingen aan de armen vermaakte, men dit geld naar Wijk bij Duurstede moest zenden, omdat er in Birka geen armen waren. Op de begraafplaats van Birka, die tusschen 2000 en 3000 graven telt, zijn gegrafiteerde leemen kannetjes en in den grond kelkvormige drinkglazen gevonden, welke vrijwel zeker in Nederland gemaakt zijn. Vele van de voorwerpen in Birka opgegraven vertoonen groote overeenkomst met die, welke bij de opgravingen bij Wijk bij Duurstede gevonden zijn en die in het Oudheidkundig Museum te Leiden bewaard worden.
De middeleeuwsche afdeeling in het Staats Historische Museum kan in menig opzicht de vergelijking met die, in welk buitenlandsch museum ook, met glans doorstaan. Het bezit een uitgebreide verzameling bij opgravingen gevonden profane zilveren en gouden kostbaarheden, middeleeuwsche meubelen, grafsteenen, doopvonten en kerkklokken. Van belang zijn de groote goud- en zilverschatten uit Dune in het karspel Dalhem op Gotland, die een indruk geven van de rijkdommen door de talrijke kooplieden van het eiland bijeengegaard. Van negen gevonden zilveren schalen is er een waarschijnlijk van Franschen oorsprong, een ander is misschien afkomstig uit Saraj, de hoofdstad van de ‘gouden horde,’ aan de Wolga. Sommige Arabische gouden munten zijn in Spanje geslagen. Een riemgesp met vroeg Gotische versieringen moet door een Saksisch meester uit het midden van de dertiende eeuw vervaardigd zijn. Heel deze rijke verzameling van veelsoortige voorwerpen, waarvan de vroegste uit de twaalfde eeuw dateeren, is in het midden van de veertiende eeuw in den grond verborgen geweest. Vermoedelijk zijn de kostbaarheden begraven toen de Deensche koning Valdemar Atterdag zijn veldtocht tegen Gotland ondernam.
Ook het Zweden uit de middeleeuwen had zijn verbindingen met de Nederlanden. Uit het begin van de veertiende eeuw is eenig verglaasd aardewerk bekend, gevonden bij opgravingen op Ragnhildsholm in de Göta elf, waar in 1257 een vesting gebouwd werd, die in de volgende
| |
| |
vijftig jaren een gewichtige rol speelde in de grensveeten met de Noren. Dit opgegraven aardewerk wordt beschouwd afkomstig te zijn uit Nederland. Tegen het einde van den tijd der Zweedsch-Deensche unie (± 1500) begon men ook altaarschrijnen uit de Nederlanden voor de Zweedsche kerken in te voeren. Het museum bewaart hiervan een paar prachtige voorbeelden, afkomstig van kerken in Frustuna en Lofta; beide zijn in Antwerpen gemaakt. Verschillende altaarschrijnen zijn in Lübeck vervaardigd en anderen zijn weer van Zweedsche herkomst. De beste stukken zijn echter van buitenlandsche meesters.
De sculptuur van doopvonten bloeide op Gotland en in Skåne, hoewel zij ook in andere Zweedsche landstreken bedreven werd. De Gotlandsche vonten werden zelfs naar de andere landen rond de Oostzee verkocht. Enkele van de oudste vonten dragen runeninschriften en zij dragen voorstellingen die karakteristiek zijn voor deze Gotlandsche kunst. Het museum bezit verder een uitgelezen collectie houtwerk uit de elfde eeuw, de tijd waarin de dierornamentiek, die men ook op de runensteenen kan bewonderen, bloeide. Het houten kerkportaal uit Hemse op Gotland en de bank van de kerk van Kungsåra in Västmanland zijn zoodanig met dooreengestrengelde draken versierd, dat men er een zekere verwantschap met Ierschen en Noord-Engelschen stijl in zou kunnen vinden. Inheemsche weefkunst uit de twaalde eeuw is uit technisch, artistiek en geschiedkundig oogpunt van een zeer groot belang; maar ook de middeleeuwsche buitenlandsche weefkunst is in de Zweedsche kerken goed vertegenwoordigd geweest. Voor een deel zijn deze oude voortbrengselen van weefkunst pas in de zestiende eeuw gedurende de oorlogen in Polen en Duitschland met geweld, van de plaats waar zij oorspronkelijk bewaard werden, door schenkingen van Zweedsche officieren in het bezit van de Zweedsche lands-kerken overgegaan. Zelfs de hoeveelheid geëmailleerd en met edelsteenen versierd kerkelijk vaatwerk behoort tot de kategorie der krijgsbuit.
Met het Staats Historische Museum is het Koninklijk Munt- en Medaillekabinet vereenigd. Dit bezit, zooals vanzelf spreekt, in de eerste plaats bijna volledige series Zweedsche munten en medailles. Belangrijke afdeelingen zijn gevuld met opgegraven Duitsche, Angelsaksische en Arabische munten en door een grootsche schenking van Dr. Smith in Karlshamn heeft het muntkabinet zijn verzameling oude Grieksche en Romeinsche munten zoo aangevuld, dat het ook op dit gebied de vergelijking met verschillende buitenlandsche muntkabinetten kan doorstaan.
Aan het Museum behoort ook een groote verzameling nieuwe kerkelijke kunst, van osteologisch materiaal, van buitenlandsche oudheden, te weten uit Noorwegen, Frankrijk, Rusland, West Siberië en het oude Turkije. Een onderdeel van het Historisch Museum is ook het nieuwe door prof. J.G. Anderson gestichte Oost-Aziatische Museum, dat onder het bestuur
| |
[pagina XXXIX]
[p. XXXIX] | |
interieur van met staats historisch museum in stockholm.
| |
| |
houten emmer met verguld brons beslagen.
circa 800.
grafsteen uit wallstena, gotland.
6de eeuw n. chr.
bronzen halskraag uit skåne.
| |
| |
van de Oudheidkundige Akademie in Stockholm staat. Het heeft voor zijn verzamelingen eigen lokalen verkregen in het gebouw van de handelshoogeschool. De kern van de collecties bestaat uit beschilderde Chineesche ceramiek uit neolitischen tijd, onbeschilderde ceramiek, verschillende duizenden stukken steenen gereedschap, vroege kleine bronsgietsels en een paar duizend bronzen voorwerpen van ‘scytisch’ karakter, van ongeveer 500 voor tot 200 na Chr. Maar bovendien vindt men er mooie vondsten uit Kamsjatka, Oost-Siberië, Japan en Korea en het museum breidt zich op het oogenblik nog steeds uit. De plannen bestaan dan ook om in aansluiting aan het Historisch Museum een groote Egyptische verzameling aan te leggen, waarvan het eerste begin reeds bestaat.
Het Staats Historisch Museum in Stockholm maakt thans een tijdperk door van uitbreiding terwille van een wetenschappelijk, nationaal en sociaal doel. De museumruimte is overvuld met opgehoopte voorwerpen en het oplossen van het vraagstuk hoe en waar een nieuw museum te bouwen is dus dringend noodzakelijk. Hoe eer hierin voorzien wordt hoe beter. Een uitgestrekt onbebouwd stuk land in de buurt van het beroemde noordsche Museum, vroeger voor legerdoeleinden in gebruik, is de aangewezen plaats om er het nieuwe museumgebouw te zetten. Het besluit van de regeering hiertoe wordt in breede kringen, ook buiten Stockholm, met belangstelling afgewacht.
|
|