En ze zag niet, hoe groot Lies al geworden was, hoe ze al was geworden een volwassen vrouw.
Ze zag enkel Lies' blonde hoofdje tegen haar borst gedrukt en ze streelde het met haar oude, gerimpelde handen.
‘Je moet me schrijven, hoor kind,’ zei ze. ‘Ik zal 't ook doen. Mijn brieven zullen wel niet zoo lang zijn als de jouwe, want mijn handen beven zoo tegenwoordig.’
‘Dan moet u een typemachine hebben, oma,’ zei Lies. En ze glimlachten allebei om het idee, dat oma dan typen zou moeten leeren.
Dien middag, aan de koffie, was het gesprek geforceerd.
Oma at weinig. Lies had weer dien harden, stuggen trek op haar gezichtje. Af en toe keek oma naar haar. Maar Willem keek over zijn bril de kamer rond, en voelde zich geïrriteerd. Nonsens, dat was zoo erg niet, dat moeder wegging. Daar hoefden ze niet zoo'n begrafenisgezicht om te zetten. Negen jaar was ze bij hen geweest. Een mooi tijdje. Het leven bracht nu eenmaal altijd veranderingen.
Maar diep in zijn hart voelde hij zich bezwaard. Uitdagend zag hij soms zijn vrouw aan. Maar Leen keek niet naar hem. Ze schonk voor iedereen koffie in en was bedrijvig.
's Middags nam Lies afscheid vóór ze naar college ging.
‘Dag oma,’ zei ze. En in eens huilde ze weer. De vader haalde de schouders op. Maar weer voelde hij zich bezwaard. Hield Lies zooveel van oma? Dat had hij nooit zoo erg gemerkt.
‘Kom,’ zei hij, ‘oma wilde toch zelf weg. En oma kan toch altijd weer komen logeeren, niet waar?’
De oude vrouw zag hem recht in de oogen. De zorg lag op haar gezicht. Schuw keek hij naar zijn vrouw. Het hinderde hem dat oude hoofd zoo dicht bij het jonge te zien. Het hinderde hem, dat Lies huilde.
Maar ploseling stond Lies in de deur, recht op en zei nog eens: ‘Dag Oma.’ Toen deed ze de deur achter zich dicht.
De drie menschen stonden in de kamer, met zichzelf en met elkaar verlegen.
‘Hoe laat komt de auto voor?’ vroeg oma. Ze wist het precies maar de vraag brak de spanning.
‘Kom,’ zei Willem, ‘ik ga naar kantoor. De auto komt om drie uur. Maar ik kan niet wachten. En ik zeg dus maar goeden dag, moeder.’
Hij voelde zich onhandig en wilde dat hij maar al vast weer op kantoor zat. Vanavond was alles toch voorbij en 't zou allemaal wel wennen.
‘Dag moeder,’ zei hij en hij strekte de hand uit. De oude vrouw nam zijn hand aan. Maar plotseling, voor hij 't wist, trok ze zijn hoofd naar zich toe en gaf hem een zoen.
‘Kom Willem,’ zei ze, ‘toen ik kwam heb je me ook een zoen gegeven.