Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 35
(1925)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 394]
| |||||||||||||||||
Gemengd metaalwerk,
| |||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||
De Javaansche kris is, als gezegd, tezamengesmeed uit ijzeren staafjes van verschillende kwaliteit, in het beste geval - d.i. bij hofkrissen - uit nikkelhoudend ijzer èn staal. En ook dit staal is zelden van supérieure kwaliteit! Daarentegen was het gedamasceerde zwaard het resultaat van een hoogstaande metaaltechniek, van ijzer en staal van superbe kwaliteit, met meesterlijke techniek behandeld en bewerkt, van een gietsel, waarin men bewust de verschillende bestanddeelen wist te mengen tijdens het gieten, dat langzaam gesmeed, onder toepassing van verschillende hittegraden, na voltooiing en het beitsen een fijn, gekristalliseerd patroon te zien gaf, een metaaleigenschap, die onze Europeesche metallurgen eerst met behulp van ingénieuse mikroskopen ontdekt hebben. Dit stalen - let wel niet ijzeren - wapen was in staat harnassen door te slaan. Men ziet dus, hoe grof onjuist het is, de Javaansche pamor-kunst met deze hoogstaande metaaltechniek te verwarren. Zelfs de naam ‘gedamasceerd’ behoort wellicht tot de technische slordigheden, die in den loop der eeuwen blijvend zijn geworden. Weliswaar schijnt in Damaskus een centrum van metaalnijverheid geweest te zijn. Toen het Assyrische rijk onder Salmanasser II zich naar het Zuiden uitbreidde, kwam ook Damaskus onder Persisch bewind. Bij de brandschatting in 800 v. Chr. moest Damaskus nevens 3000 talent koper 5000 aan ijzer opbrengen.Ga naar voetnoot*. IJzer verzamelden de Assyrische vorsten in hun schatkamers. Victor Place, die in Mossoel met ondersteuning van Keizer Napoleon III in Khorsabad opgravingen uitvoerde, vond daar een magazijn, dat circa 160.000 Kg. ijzer omvatte. In het Oosten gold Damaskus als oeroude stad. In 1590 v. Ch. veroverde Thoetmosis III de stad Thamaskoe en onder de drie fabriek-centra voor ijzerbewerking, die Diokletanus in Syrië organiseerde, behoorde ook Damaskus! Met deze historische data is geenszins bewezen, dat het gedamasceerde staal in Damaskus uitgevonden is. Damaskus is toentertijde een centrum, als nu Solingen, geweest, waarmee heelemaal niet bewezen is, dat alles juist in Solingen of in Damaskus uitgevonden is. De wetenschappelijke kompasnaald wijst meer en sterker naar Indië, het oudste land, waar ijzer bewerkt is, zooals men op grond van taalkundige ondervindingen kan vaststellen. En hoe bewerkt!...... In Delhi is een gesmeed ijzeren zuil, die naar overlevering uit 900 | |||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||
v. Ch. dateert. Boven den grond is deze 6.60 M. hoog; door opgravingen is vastgesteld, dat zij minstens 7.80 M. onder de aarde verborgen is. Boven den grond is deze ijzeren zuil 0.41 M. in doorsnede en het gewicht van deze ijzeren massa wordt op 17000 K.G. geschat. Nergens is de wedergade van zoo'n reuzenwerk in ijzer te konstateeren! In den tempel van Kanarock, de zwarte pagode in Madras zijn geweldige, ijzeren draagbalken gebruikt, gesmeed werk, zooals zelfs onze tijd niet klaarspeelt. De mysterieuze zuil, de Delhi-Laut, heeft nog een merkwaardige eigenschap; dit ijzer roest niet. Het volksgeloof zegt, dat het geen ijzer is, doch een verbinding van zeven metalen. Maar onze tijd heeft weer bewezen, dat het mogelijk is, roestvrij staal te maken, een wetenschap, die toenmaals reeds de oude ijzerindustrie in Indië moet gekend hebben. Eigenlijk belangrijker nog is de staalvervaardiging in enkele deelen van Eng. Indië. Deze is van oerouden datum; in grafheuvels bij Woerree Gaon in de buurt van Kamptee, wier ontstaan op ongeveer 1500 v. Chr. wordt geschat, vond men reeds werktuigen van staal, een heuschelijk archaeologisches unikum! Een prachtig gietstaal-procédé vindt men in Salem bij de kust van Koromandel en in het bergachtige Koetsch aan de Westkust. Ook in Mysore en Lakore. Hier werd het fameuse woedz vervaardigd, in Perzië als poelat, in Rusland als boelat bekend. Het ijzergieten en de staalvervaardiging aldaar zijn twee streng gescheiden takken van uiterlijk primitieve volksnijverheid. De staalsmeden koopen van de ijzergieters de gesmolten stukken (Luppen) ijzer. Deze worden gegloeid en tot kleine staven gesmeed. De staafjes worden verkleind tot stukken van ½ tot 2 pond en in smeltkroezen geplaatst. In de smeltkroezen wordt een bizonder houtsoort toegevoegd. Soms ook harsachtige boombladeren. In den smeltoven, waarin twee blaasbalgen uitmonden, worden de smeltkroezen met veel houtskool omringd. Het smelten duurt circa 6 uur, waarna men de smeltkroezen van zelf laat afkoelen en den inhoud tot vierkante stukken uitsmeedt. Dit is niet meer of minder dan het befaamde cementeer-procédé, waardoor men het uiterst harde gietstaal verkrijgt of zooals de Duitschers zeggen, een ‘hochgekohlten Gusstahl.’ Een Rus, Anassow, komt de verdienste toe, dit inheemsche procédé het eerst wetenschappelijk onderzocht te hebben.Ga naar voetnoot*. Een zijner analysen van gietstaal luidt: | |||||||||||||||||
[pagina LXXXV]
| |||||||||||||||||
antiek zwaard met gegoten damast. vakschool voor metaalindustrie te solingen.
gegoten damast van de firma j.a. henckels te solingen.
| |||||||||||||||||
[pagina LXXXVI]
| |||||||||||||||||
gegoten damast van de firma j.a. henckels te solingen.
gegoten damast van de firma
j.a. henckels te solingen.
gegoten damast van de firma
j.a. henckels te solingen. | |||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||
Dit damaststaai werd naar Perzië en Damaskus uitgevoerd en hieruit smeedden de wapensmeden hun beroemde wapens. Iets dergelijks vond men voor eenige jaren nog in het Bergische land. Een staalfirma in Remscheid vervaardigde het zoogen. ‘damaststaal,’ dat in Solingen tot wapens bewerkt werd. Men ziet weer ‘l'histoire se repète!’ Bij dit wapensmeden is het van het grootste belang op de temperatuur van het smeedsel acht te geven. Na het smelten is het dringend noodzakelijk, dat de kroezen op natuurlijke wijze afkoelen. Overhaastte men deze afkoeling, dan zou het gekristalliseerd patroon van het gietstaal geheel verloren gaan. Hetzelfde is het geval, als het smeedsel meer dan roodgloeiend wordt; de sierwaarde gaat dan verloren en het gebeurt dikwijls, dat het staal onder het smeden uiteenspringt. Met uiterste voorzichtigheid moet de wapensmid te werk gaan. De woedz-staven werden langzaam gegloeid, uitgesmeed, weer gegloeid en weer uitgesmeed enz. Hoe meer en hoe langzamer het verhitten en het smeden plaats vindt, des te beter zal het resultaat zijn. Ook wordt het staal koud gesmeed, waarbij het metaal door de snel-volgende hamerslagen roodgloeiend wordt. In kokend vet worden de wapens afgekoeld en voorloopig geslepen om de kleur te kunnen zien. Boven het vuur wordt de zwaardkling langzaam verwarmd en bij goede exemplaren laat men het metaal bij het gevest tot groen aanloopen, aan de spits tot blauw, in het midden tot violet en de snede moet steeds geel blijven. Dan wordt de kling gericht en in water afgekoeld. Na het polijsten wordt het staal geëtst met ijzervitriool met kokend water aangemengd, afgespoeld en nog eens zwak geëtst met een dun loog-mengsel. Na al deze bewerkingen vertoont zich het damastpatroon op donkeren grond, een fijn gewemel van lijnen, die dikwijls aan letterteekens doen denken. Hoe mooier het patroon is, des te beter is ook de kwaliteit van het wapen. Een weinig zichtbaar patroon is tevens het bewijs van minderwaardigheid. Wanneer men nu dit ingewikkelde gietstaalprocédé, waaruit na het smeden een zeker patroon zichtbaar wordt, dat echter uitsluitend tijdens het gieten van het staal ontstaat, vergelijkt bij het Javaansche pamor, | |||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||
het smeden van staafjes ijzer van verschillende kwaliteiten of van ijzer en staal in zekere gevallen, dan blijkt het overduidelijk, dat men hier twee streng gescheiden metaaltechnieken voor zich heeft, die niets met elkaar gemeen hebben, op gansch andere wijze ontstaan. Het gietstaal uit Eng.-Indië kan alleen het zuivere damast voortbrengen, het pamorwerk heeft niets met het eerste damast, ook in uiterlijk, gemeen. Dr. L. Beck,Ga naar voetnoot*, aan wiens reeds geciteerd werk ik al deze interessante bizonderheden ontleen, zegt uitdrukkelijk: ‘Aus dem Angeführten geht ferner klar hervor, dass der echte orientalische Damaststahl nicht das ist, wofür er bei uns meist gehalten wird, für ein aus Stahl und Eisenstäben zusammen geschweisztes Produkt, dessen Zeichnung durch dieses Zusammensetzung künstlich hervor gebracht ist, sondern die Zeichnung desechten Damastes entsteht durch eine innere Krystallisation, die der geschmolzene Gussstahl bei seiner langsamen Erstarrung im Schmelztiegel erleidet. Deshalb ist auch die Zeichnung des indischen Damastes ein sicheres Kennzeichen für die Güte des stahls.....’ Na Anassow heeft een andere Rus, Belajew in een - helaas in 't Russisch geschreven - monografie over de kristallisatie en de struktuur van het staal na langzame afkoeling in het licht gegeven (Petersburg, 1909) en Duitsche, Fransche en Russische geleerden hebben, hetgeen in Eng. Indië langs empirischen weg gevonden is, wetenschappelijk onderzocht en vastgelegd. Daaronder munt vooral uit: Prof. Dr. Paul Goerens, Einführung i.d. Metallographie, Halle 1913.” Wonderlijke patronen toont dit werk, vergroot door de mikroscoop. Een fijn gewemel van vormen en lijnen, die - kan het anders? - soms eenigszins aan de ook gekristalliseerde ijsbloemen doen denken. Het is een verrassend nieuwe wereld van schoonheid, die door verschillende samenstellingen van het gietsel en de graden van verhitting en afkoeling in den smeltkroes ontstaat. Een wonderland, dat men in het sprookjesland van Indië gekend heeft en nu weer in ons Europa levendiger, duidelijker èn bewuster voor ons ontvouwd wordt. En niet alleen op ragfijn vormgebied, ook in kleur geeft dit Duitsche werk een ontzaggelijken rijkdom. Een mengeling van kleuren, waarbij de hypermoderne schilderkunst verbleekt. Ook interessant, hoe zoo'n kristallisatiepatroon groeit, alsof dit een levend organisme is. De Duitsche metaalwerker spreekt van ‘abschrecken,’ als hij dit gloeiend metaal plotseling afkoelt. Dit is het ook inderdaad! Onder de mikroscoop gezien ziet men duidelijk den schok, die door de kristalliseerende lijnen gegaan is. De samenhang, de natuurlijke groei, is plotseling onderbroken, gescheurd, verschoven, alsof er in deze miniatuur-wereld van metaal iets ontzaggelijks is geschied! | |||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||
Een interessant vraagstuk, dat wel nooit opgelost zal kunnen worden, is het meteoorijzer en dit Indische woedz-staal. Dr. L. Beck vermeldt, dat dit woord uit de Goezerat-taal afgeleid is van het Sanskrietsche vajra, hetgeen de donderhamer van Indras (meteoorijzer) en diamant beteekenen moet. Maar Dr. Beck is een voortreffelijk metaalkenner, doch geen taalkundige. Aan den laatste zij het vergund deze afleiding taalkundig te beoordeelen. Meteoorijzer is in alle deelen der wereld gevonden, soms als op Java in reusachtige blokken. Het nikkelhoudend ijzergehalte werd reeds spoedig door de inheemsche smeden herkend en talrijk zijn de verhalen van vorsten, die uit dit hemelsche - ook donder - metaal wapens vervaardigd wilden zien. In de meeste gevallen - waarschijnlijk door overmatige verhitting - mislukte dit, omdat het metaal onder het smeden uit elkaar sprong. Soms vond men een uitweg, terwijl men ijzer of staal met meteoorijzer te samen vereenigde. In 1808 beschreef als eerste onderzoeker von Widmannstätten de eigenaardige, gekristalliseerde struktuur van het meteoorijzer, welke figuren naar hem genoemd zijn. Deze figuren zijn dikwijls zoo geprononceerd, dat men de gepolijste oppervlakte afdrukken kan. Ook in ander opzicht is het meteoorijzer aan het woedz-staal eenigszins verwant. Dr. BeckGa naar voetnoot* vermeldt een smeedproef, die vrijwel met Toloeka-ijzer uit Groenland gelukt is. Dit mag niet met steenkolen, doch alleen met houtskool verhit worden. Het meteoritisch metaal mag niet roodgloeiend behandeld worden en evenals bij het woedzstaal krijgt men de beste resultaten, als het licht gegloeid, herhaaldelijk gesmeed wordt. Voor Java is het geval in zoover interessant, dat men er wel nikkelhoudend meteoorijzer bij het smeden van hofkrissen gebruikt, echter niet daarin geslaagd is, het kristalpatroon te ontwikkelen, vermoedelijk door het gebruik van te veel hitte. Nu is het in de laatste maanden eindelijk gelukt, het aloude ‘Damaststaal “made in Germany” te doen herleven en wel in Solingen! Het is geen toeval, dat dit juist bij de wereldbekende firma J.A. Henckels is geschied. Sinds jaren gebruikte deze firma het prachtige gietstaal, dat men door het reeds beschreven cementeer-procédé verkrijgt, het beste materiaal, dat voor de ginds vervaardigde kleinere voorwerpen als messen, scharen enz. denkbaar is. Wel stijgen daardoor de produktiekosten, doch de voorwerpen winnen belangrijk aan gebruikswaarde. Dit gietstaal heeft de metalen voorwerpen met het bekende tweelingsmerk beroemd doen worden. Sinds jaren had de tegenwoordige chef, Dr. Paul Beckmann zijn leven- | |||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||
dige belangstelling aan het aloude, Aziatische gietstaal gegeven en nu is het Mej. K. Harnecker, chef van het metallografisch laboratorium aan zijn fabriek gelukt het antieke metaal-element te doen herlevenGa naar voetnoot*. Het in den smeltkroes gesmoltene materiaal wordt zoo langzaam mogelijk afgekoeld en bij donker-rooden gloed gesmeed. Daarbij is een herhaaldelijk verhitten noodzakelijk, maar dit moet steeds onder een temperatuur van 800 graden blijven. Het patroon wordt gevormd door een koolstofverbinding (Zementit, Fe 3C), die omringd wordt door het grondmateriaal, dat weinig koolstof bevat. In het Solingsche produkt breidt zich de koolstof door het langzaam afkoelen in den vorm van lange naalden uit. Deze worden door het intensieve smeden tot naaldjes verkleind en deze fragmenten vormen als witte, onregelmatig verdeelde lijntjes het eigenlijk patroon. Dit naaldpatroon, dat reeds op de geharde en gepolijste klingen met het bloote oog zichtbaar is, wordt door etsen met verdunde zuren versterkt. Het patroon blijft blank, terwijl het koolstof arme fond donkerbruin in verschillende nuances gekleurd wordt. Aan den helderen klank van dit Damascenerstaal is reeds de superbe kwaliteit te kennen. En door de proeven in dit Solingsche laboratorium wordt dan duidelijk, waarom in die oude, lang vervlogen tijden het fijn-gepatroneerde staal in zoo hooge mate gezocht en gewaardeerd werd. Dit geschiedde niet om de intieme schoonheid, die ongetwijfeld in deze stalen vlakken te vinden is. Krijgslieden zullen wel de laatsten zijn om zich voor deze delikate schoonheid te interesseeren. Voor hen was dit geheel en al bijzaak! Hoofdzaak was, dat de aanwezigheid van het patroon het beste bewijs leverde voor de buitengewone kwaliteit van het staal. Want dit hebben de proeven in Solingen geleerd, een hitte, die slechts enkele graden boven het maximum gaat, is voldoende om het patroon geheel te doen verdwijnen. Een enkele onopmerkzaamheid bij het verhitten en het staal verliest zijn mysterieuse eigenschap, het wordt dood als gewoon staal en met geen hulpmiddelen blijkt het mogelijk te zijn, het staal de verloren eigenschap terug te geven. Het zoo beroemde, gedamasceerde patroon gold dus niet als schoonheidsuiting, was eenvoudig een simpel, doch nooit teleurstellend kwaliteitsmerk, dat elke leek op metaalgebied kon waarnemen. Ook in dit opzicht is de Solingsche vondst voor de kennis van het antieke Damascenerstaal van bizondere beteekenis, het onthult tevens het enorme onderscheid, dat tusschen het Javaansche pamor- en het heusche Damascenerwerk bestaat. |
|