te noemen: Rousseau, Horace Vernet, Diaz, Troyon, Fromentin, Bonnat en Henner, doch de echte Montmartre-artisten, wier naam op onsterfelijke wijze daaraan verknocht is, zijn vooral Steinlen, Léandre, Ibels, Lepère en last not least Willette.
Willette is de man van wien Camille Mauclair gezegd heeft dat hij door zijn werk en karakter, zijn keurig genie en zijn schoone onafhankelijkheid de allegorie-zelve is van de artistieke vrijheid van Montmartre. In dit tijdschrift (zie November 1912) heeft de schrijver Snabilié een artikel gewijd aan Willette, waarin hij zegt:
‘Montmartre was het eigenlijke vaderland van Willette, en hij is een trouwe liefdevolle zoon van dat met hart en ziel aangenomen vaderland geweest, want van het oogenblik dat Emile Goudeau hem, na hem en zijn kameraden vanaf de Montagne St. Généviève, den anderen berg, in het Noorden, als het beloofde land te hebben aangewezen, hen door de moerassen der Seine oevers en den woestijn van het boulevardleven had heengevoerd naar de Butte Sacrée, heeft hij er de glorificatie en de vereeuwiging van ondernomen.’ En naast den naam Willette als schilder is die van Rodolphe Salis als chansonnier te noemen. Salis, de man van den ‘chat noir’ waar heel Parijs geweest is om ook de schimmenspelen te zien van Caran d'Ache, Somm en Rivière, ‘l'Epopée’ en ‘la Marche à l'Etoile’ en ook ‘la Légende de l'Empereur’.
* * *
Komt men van de Rue Rochechouart het eigenlijke Montmartre binnen, dan is men spoedig bij de verschillende cabarets en bij den ‘chat noir’, waarvoor Willette de zoo beroemde muurschildering ‘Parce Domine’ maakte. Daar is ook de Moulin Rouge, waar de mimi's pattes-en l'air en de volgelingen van la reine Pomarée hoogtij vieren. Hier heeft men de bakermat der cabarets, waarvan de Quatz'arts, l'Ane rouge, les Elephants, les Indépendants, le Chien Noir, le Mirliton het meest bekend zijn. En namen als Aristide Bruant, Théodore Botrel, Xavier Privas, Paul Delmet, Montoya mogen niet onvermeld blijven; Rodolphe Salis is zelfs nog eenmaal candidaat geweest voor de volksvertegenwoordiging in 1889, van de ‘révendications littéraires artistiques et sociales’, met het program ‘Séparation de Montmartre et de Paris!’
Hij was de koning van den gullen lach, en als ik dit te schrijven zit in mijn atelier in het stille dorp, terwijl de wind waait om het huis in volle vlagen, dan is het mij alsof deze geluiden met zich voert van verre en van vroeger. Het ontroert mij als ik denk aan dat heerlijk gulle lachen, het los-gelatene, het levensvolle lied daar in Montmartre, aan de velen die zijn heengegaan om nooit te keeren en die begraven liggen op het kerkhof van Montmartre: het Cimétière du Nord. Hier rust ook Mürger, wiens ‘Vie de Bohème’ onsterfelijk is. En naast hem de velen die dat leven hebben liefgehad en gekend, kunstenaren in den volsten zin des woords - schrijvers en schilders, componisten, die Frankrijks roem hebben hooggehouden: Stendhal, Renan, Dumas, Heine, Sarcey, Meilhac, Gauthier, de gebroeders De Goncourt en Henner, Neuville, Greuze, Troyon Scheffer; en Halévy, Berlioz, Offenbach, Délîbes, Thomas, en wij zien ook hier weer dat ‘parfois le rire est près des pleurs!’, zooals de griffier van den morgue eens gezegd heeft.
* * *
Van het kerkhof komend door de rue de Maistre of rue des Abesses, is men aangeland in het hart van het oude pittoreske Montmartre. De rue des Saules is een van de meest bekende oude straatjes, ook de rue Cortot en Saint Vincent met de Lapin Agile, een cabaret en ‘Guingette’, welke vroeger druk bezocht werd door de bohémiens. Op de Place du Tertre