| |
| |
| |
keurvorstin sophie en leibniz op herrenhaussen. (naar de schilderij van dieckman).
| |
Het lustoord Herrenhausen in zijn historische beteekenis 31 october 1714 - 31 october 1914
door Elise van de Veluwe.
De indruk, die een historisch-gedenkwaardige plaats op ons maakt, wordt dieper en rijker, wanneer zich bij de schoonheidsimpressie van het heden komt voegen de herinnering aan een veelbewogen verleden, wanneer de stemming onbewust geregeld wordt door de geschiedkundige opvatting, welke we ons gevormd hebben als een karakteristiek-essentieele eigenschap van de gedaante, waaronder langvoorbije tijden optraden.
Wie in het Herrenhausensche lustoord doolt en er onder de wondere bekoring komt van de bloemenweelde en beeldenovervloed, zal bij de hoogopruischende fonteinpracht met een dankbaar hart de oude Welfen-dynastie herdenken, die de tuinen en parken
| |
| |
als een aan natuurschoon rijk erfdeel aan het Hannoversche volk hebben nagelaten.
En al verkonden de oude boomen van het Hoftheater ook, dat keurvorst Ernst August de prachtige geschoren hagen niet geplant heeft voor den gaanden en komenden man, maar dat de Herrenhausensche aanlagen te beschouwen zijn als producten van ijverzucht om in de Welfenresidentie een Duitsch Versailles te bezitten, toch zal de vriend van tuinen en parkenschoon hen dankbaar blijven, dat hier Le Nôtre's voor groote terreinen geëigende plannen niet op een peuterige en kleinzielige wijze navolging vonden, maar dat een Liebniz en een keurvorstin Sophie naast een verkwistenden en prachtlievenden Ernst August hun kunstzin en aestetisch voelen overbrachten op de ontworpen tuinen van het zeventieneeuwsche lustslot aan de nu wereldberoemde Herrenhausensche allee.
Want als we aan de phantasie het vrije spel laten, zal het verleden binnen onzen gedachtenkring komen in de herinnering van den verheven geest Leibniz, die wandelend met zijn groote levensvriendin hier de plannen ontwierp voor de weelderige waterwerken en aan de geleerde vorstin zijn nieuwste inzichten mededeelde over zijn lievelingsdenkbeeld, ontwikkeld in: ‘Systema theologicum’, te Parijs voor het eerst in 1819 gedrukt. Hierbij zou verband ontstaan tusschen protestante en katholieke kerken; een streven, dat niet alleen de belangstelling van de Welfenvorsten genoot, doch dat ook in Bossuet en Pélisso mannen vond, die in een levendige briefwisseling met Leibniz tot 1694 meer dan eens blijk gaven, dit vraagstuk met grooten ernst onderzocht te hebben.
O, als we maar iets weten van het geestelijk leven van den grooten man en keurvorstin Sophie, .... als we in de door Foucher de Careil in 1876 uitgegeven briefwisseling lezen, dat ‘es keinen Teil gibt der Leibnizschen Philosophie an dem nicht Sophie und Sophie Charlotte Ihren Anteil hatten’, dan zullen we in Herrenhausen denken aan de waarheid in: ‘Die Stätte, wo ein guter Mensch geweilt, ist eingeweiht’, en begrijpen hoe de Hannoveraan vol piëteit, zijn schreden richt naar de vorstelijke parken, die ééns getuige waren van de glorie van een onafhankelijk vorstenhuis, dat, onttroond, toch zijn vereerders vindt in ieder, die bekend met het roemrucht verleden in Herrenhausen, de tijden voor zich ziet opleven, waarin de historie van Hannover ook die van Engeland was of weerspiegelde.
Want 123 jaar heeft er een personeele unie bestaan tusschen Groot-Brittannië en Hannover. Begonnen met de kroning van keurvorst George Ludwig tot Koning, welke plechtigheid plaats had op den 31 October 1714 in de Westminster-abdij te Londen, eindigde ze op den 24sten Juni 1837 bij den dood van Willem IV, die op den Britschen troon opgevolgd werd door koningin Victoria en in het Koninkrijk Hannover door haar oom Ernst August.
1 Augustus 1914 was het twee eeuwen geleden, dat ‘Queen Anne’ stierf, van wie Chamberlain in later tijden spottend getuigde ‘as dead as queen Anne’.
Ofschoon het volgen van een stamboom van het begin der zeventiende eeuw tot het midden der negentiende zeker door vele niet-genealogen een worsteling zal genoemd worden, zoo is de verervingsgeschiedenis van het Hannoveraansche huis eene van internationale beteekenis en daar het billijk is ook aan de historie recht te doen, maken we ons nu even los van de machtige, door de foto's op schitterende wijze in beeld gebrachte bekoring van het hedendaagsche Herrenhausen, om starend in het perspectivische verschiet van den Groszen Garten onze herinneringen terug te laten gaan naar het verleden, waarin de geschiedenis van dit vorstenverblijf geheel is samengeweven met de historie van Hannovers dynastie, en hier besluiten werden genomen van Europeesche strekking.
Herrenhausen biedt hun, die er een monument van laat-zeventieneeuwsche architectuur denken te vinden, slechts bittere teleurstelling, want het in 1698 door Quirini ge- | |
| |
bouwde paleis is van eenzelfde laag-bij-den-grondsche-architectuur als het lustverblijf Versailles van den Roi Soleil, en de nuchterheid wordt zelfs niet zooals dáár door een imponeerende uitgebreidheid verminderd, zoodat we dus zeer weinig melding behoeven te maken van dit bouwwerk, zoo geheel in het niet zinkend bij vergelijking met het edele stamslot van keurvorstin Sophie.
Dikwijls zal de hooge vrouwe teruggedacht hebben aan de oude historische burcht der Paltzgraven, het grootste monument, dat de Duitsche renaissance heeft nagelaten. Want hoe ook verwaarloosd en geplunderd door de Fransche soldateska, bleef de roem van het aan bouwkunstige sieraden overrijke Heidelberger slot hoog gehouden door de gespaard gebleven gevels van den Otto Heinrich- en Friedrichspaleizen met haar symbolieken, haast overrijken beeldentooi, haar arabesken, rand- en kroonversieringen als een onvergankelijk lofdicht op den bloeitijd van het Paltsche keurvorstendom.
georg, keurvorst van hannover
Was het te verwonderen, dat de dochter van den onverstandigen, maar schoonheid-minnenden Winterkoning de directe en verdere omgeving van het Hannoversche slot wilde omscheppen in een dorado, dat haar herinneren zou aan den door haar vader in sympathieke vereering voor zijn bruid en latere gemalin aangelegden Hortus Palatinus? Was hier niet minstens evenveel te bereiken als ginds op de hellingen van den Jettaberg? In een enkelen nacht liet Frederik IV daar als een galante verrassing voor haar aangebeden moeder de nog bestaande Elisabethpforte oprienten en op zijn last schiep de beroemde tuinarchitect Salomon de Caux de terrassentuinen, welke iedereen tot de overtuiging brachten dat:
‘All Wunderwerck der Welt vor diesem
Garten Sich naigen
In welchem die Natur all Ihr Kunst thut erzaigen:’
Was de schepper van de Heidelbergsche tuinen en waterwerken iemand van meer dan gewone bekwaamheid, werd hij zelfs door mannen als Arago beschouwd als de uitvinder der stoommachine, omdat hij in zijn in 1615 geschreven opzienbarend werk ‘Les raisons des forces mouvantes’ het plan aan de hand deed om water door verhitting om te zetten in practisch te gebruiken stoom.... de man, die naast keurvorstin Sophie Herrenhausen maakte tot een der schoonste monumenten van parkarchitectuur, was de grootste philosoof van zijn tijd en wordt met Newton in één adem genoemd als de uitvinder van de differentiaal-rekening.
Veertig jaar heeft Gottfried Wilhelm Leibniz in het prachtige Nedersaksische huis gewoond met den wonderschoonen overdadig rijk versierden ‘utlucht’, dat nu als een der cultuurhistorisch-merkwaardigste woonhuizen van Hannover aan ieder vreemdeling met rechtmatigen trots wordt getoond. In 1676 werd de geleerde door den kunst- en wetenschapminnenden hertog Johann Friedrich van Hannover naar hier beroepen als bibliothecaris en geheimraad. Als historiograaf van het Welfenhuis ontving hij vele gewichtige diplomatieke zendingen en maakte hij verscheidene studiereizen. In den loop der jaren werd er een innige band gevormd tusschen het huis aan de Schmiedestrasze en het vorstelijk Herrenhausen, want hoe veelzijdig het wetenschappelijk terrein ook was, waarop de geniale wijsgeer-mathematicus-historicus-etymoloog zich bewoog, het liefst wandelde hij met de zwaar beproefde vrouwe in wijsgeerige beschouwingen verdiept door het lustoord, waar de groene hagen, de kla- | |
| |
terende cascades en de ruischende fonteinen, de weelde van broderie-perken en de schoonheid van linden en beukenalleeën zeker een omgeving vormden voor het tot rijpheid komende verheven denken.
Hier werden de diepzinnige disputen gehouden over de voor aanvechting vatbare theorieën der monaden in het systeem der ‘prästabilierten Harmonie’. Wanneer de oude tuingoden konden spreken zouden ze u meevoeren in Platonische en Aristotelische wijsbegeerte, waarvan ze nu twee eeuwen geleden gehoord hebben, in beschouwingen, waarbij de ziel als de centraal monade van het lichaam gedacht werd en Leibniz in welgekozen bewoordingen aantoonde, dat er een absoluut gemis zou zijn van eenigen invloed van ziel op lichaam of van lichaam op ziel.... waarin hij gewaagde van de oneindige centraalmonade, die de wereld of de godheid vertegenwoordigde en hij na een breed uitgesponnen betoog tot de eindconclusie kwam, dat de minst heldere, minst duidelijke monade overeenkomt met wat we in onze dagen de materie of de elementaire atomen noemen.
keurvorstin sophie 14 October 1630 - 8 Juni 1714.
En in de wetenschappelijke openlucht-bijeenkomsten zal meer dan eens Leibniz, onwillekeurig volgend de geniale systemen van een Giordino Bruno met veelomvattende, eerbied afdwingende wetenschappelijkheid in glasheldere betoogen aangetoond hebben hoe zóó het mechanisme in dynamisme, het materialisme in idealisme omgevormd kunnen worden, een philosophie, die in de 18e eeuw tot Kants optreden veler gedachten beheerschte en haar aanhangers vond in groote dichters en schrijvers als Lessing en Herder.
Zoo zal hij, die iets weet van het vele en belangwekkende, dat de tijd van Leibniz en keurvorstin Sophie aan Herrenhausen verbonden heeft, bij het betreden van den door de historie gewijden aanleg er als van zelf toe komen de vraag te stellen of we Leibniz niet mogen beschouwen als de meest tot uiting gekomen, boven alle tegenwerpingen verheven optimist.
Wanneer we ons verdiepen in de levensgeschiedenis van dezen groeten man, als we gelezen hebben het voor het eerst in 1710 te Amsterdam uitgekomen werk: ‘Essai de Théodicée sur la bonté de Dieu, la liberté de l'homme et l'origine du mal’, .... we den weg weten in zijn door epigonen verzamelde aphoristische theorieën, zooals men ze vindt in de werken van Chr. Wolf, G. Behn, Bülfinger en Gottfried Pleucquet respectievelijk in ‘Dilucidationes philosophicae de deo anima et mundo’ (1723) ‘De Harmonia animi et corperis praestabilita’ (1723); ‘Primaria monadologeae capita’ (1745), e.a., en we daarbij op de hoogte zijn van de politieke rol, die Leibniz speelde aan het Hannoveraansche Hof, dan blijven we toeven en toeven op de plekjes van het Königsbusch en het tuintheater, waar we telkens herinnerd worden aan Hannovers grootsten wijsgeer en aan keurvorstin Sophie, van wie hij zelf in een brief van den 5en Januari 1864 schreef: ‘Der Geist Ew. Hoheit, welcher an erster Stelle unter den groszen Geistern unserer Zeit genannt werden musz, durchdringt bald alle Geistesgebiete. Neben ihnen leuchtet das Tagesgestirn die unvergleichlichste Prinzessin’.
Vooral na den dood van haar gemaal Ernst August in 1698, toen ze zich in de door haar
| |
| |
oudsten zoon Georg Ludwig ingerichte weelderige rococovertrekken van den ‘Witwensitz’ der Herrenhausensche orangerie kon terugtrekken, verdiepte zich haar studie van de Leibnizsche wijsbegeerte zeer. Als een piëteitvolle hulde zijn de vertrekken met de beroemde fresco's van Tomasse, voorstellende perioden uit den Trojaanschen oorlog, geheel intact bewaard gebleven.
Dikwijls zal ze vanuit deze rustige ‘hermitage’ een retrospectieven blik geworpen hebben op haar zoo wisselvallig levensbestaan, waarin zij troost zocht in de wetenschap voor het vele aardsche leed, dat haar als jongste van de twaalf kinderen van Frederik IV vanaf haar geboorte op den 30sten October 1630 in den Haag, tot haar tragischen dood op den 8en Juni 1714 beschoren was.
Wat al vernederingen zal ze ondervonden hebben, alleen reeds omdat ze kind was van den gehoonden winterkoning, van den heerscher uit ‘Palatini, Königreich der Fasten’, de man, die in straatliedjes werd voorgesteld als:
‘Ich bin der König von kurzer Zeit,
Mein Reich ist gleich der Fastnachtfreud,
Wann d'Fastnacht aus, geht Fasten an,
Vor König, jetzt ein armer Mann’.
Maar met de vastberadenheid, die een harer karaktereigenschappen was, verdroeg ze al die miskenning gelaten, en nauwelijks de kinderschoenen ontwassen, verlaat ze het burgelijke leven, dat de koningin-weduwe met de haar restende bescheiden middelen in het dorpsche 's-Gravenhage kon aanbieden en trekt ze naar het hof van haar oudsten broeder Karl Ludwig. Op bewonderenswaardige wijze wist deze keurvorst van den Paltz de binnenlandsche politiek te voeren, en hij slaagde er in binnen korten tijd den berooiden toestand, waarin het Winterkoninkje het land gelaten had weer op te heffen tot een normalen, zoodat de geschiedschrijvers van zijn regeering konden getuigen: ‘eine der merkwürdigsten Epochen der Deutschen Kulturgeschichte, ein Zeugnis für die unverwüstliche Lebenskraft des Deutschen Volkes’. Toch vond onze op galante avonturen beluste Sophie daar niets, wat ook maar in de verte geleek op de verkwistende pracht van haar vaders hofhouding, die bestond uit niet minder dan 678 personen en waar het eene hoffeest na het andere gehouden werd.
We zien Sophie weldra in de tuinen van het Heidelberger slot wandelen aan den arm van hertog Georg Wilhelm, maar droomend van een schoone toekomst, maakte zij de verloving af om met den eerzuchtigen jongsten broeder, hertog Ernst August van Brunswijk Lüneburg in het jaar 1658 te huwen.
Wel had ze nu haar doel bereikt en was ze een vorstin geworden, die zelfs recht kreeg op den Britschen koningstroon, wel was het een gebeurtenis van groote beteekenis in de wereldgeschiedenis dier dagen, toen op den 9en December 1692 haar gemaal plechtig werd beleend met de keurvorstelijke waardigheid en hij zich aan Sophia's zijde door het Hannoveraansche volk liet huldigen als de eerste keurvorst.... maar echtelijk geluk en huiselijke vrede waren niet voor haar weggelegd.
Zij, de trotsche, moest het ondervinden hoe de liefde van haar gemaal langzaam maar zeker verflauwde en ontaardde in een niet verheelde onverschilligheid, hoe hij - opgaande in de regeeringsbeslommeringen als gevolg van het door hem voor zijn nazaten verkregen primogenituurrecht en in losbandige hoffeesten - haar schandelijk bedroog.
Tot op hoogen ouderdom stond hij midden in het ‘heitere lebensfrohe Leben’ dier dagen. Het Hannoveraansche carnaval was wereldberoemd en wekenlang duurden de feestelijkheden onafgebroken voort. Vele vorsten en edellieden stroomden naar de Leinestad en avond aan avond straalden de galerijen en zalen in den feestglans der kandelabers. Beroemde Italiaansche zangers traden in het hoftheater op en reeds toen was er een sterke voorliefde merkbaar voor Italiaansche mu- | |
| |
ziek, welke steeds eigen schijnt geweest te zijn aan het Hannoversche hof. Marschner, wiens standbeeld voor den schouwburg op den Theaterplatz staat en die meer dan dertig jaar geijverd heeft voor de waardeering van nationale muziek schreef eens wanhopig aan Mendelssohn: ‘Unser Hof ist ein starker und eifriger Gott, der sich nur auf Italiënisch anbeten läszt: Rossini, Bellini, Donizetti heiszt die hannoversch-musikalische Dreieinigkeit’.
Doch de feestelijkheden beperkten zich in de dagen van Ernst August niet enkel tot de zalen van het door Georg in 1636 gestichte residentiepaleis, maar wanneer het weder gunstig was, trokken zwierige maskarades naar buiten en statige karossen brachten de edele jonkvrouwen naar het lustslot Herrenhausen, waar het spel van een verkwistend hof werd voortgezet in de schaduw van het oude geboomte en van de strakke palissadenhagen.
Met waardigheid en kalmte droeg de keurvorstin de slagen, welke het noodlot haar toebracht. Gespaard werd deze eenzame vrouw zelfs op hoogen leeftijd niet.
het monument voor keurvorstin sophie in den tuin van herrenhausen, in 1878 onthuld.
Ook de bruigom harer jeugdjaren, haar latere zwager Georg Wilhelm trof de hooghartige vorstin zeer door zijn morganatisch huwelijk met de schoone hofdame Eleonore d'Olbreuse, waardoor de op haar koninklijke afkomst fiere Sophie zich aangetast zag in de rechten harer kinderen op het zoogenaamde Celler-erfgoed.
Want onder alle beproevingen bleef ze de liefdevolle moeder voor haar zes zonen en haar eenige en rijkbegaafde dochter Sophie Charlotte.
Hier in het Herrenhausensche liefdepark, waar de muren van levend groen immers geen ooren hadden en vorsten zich als gewone menschenkinderen lieten leiden door het schalksche minnegodje, genoot ze, de latere koningin van Pruisen, van al het teere en zachte, dat kroonprins Frederik haar te vertellen wist.... en dat zal niet weinig geweest zijn, want ieder winkeljuf en ieder kantoorheer uit de Groszstadt im Grünen zal het u kunnen beamen, dat er
‘In bergender Hecken verschwiegener Hut Leis flüstert's von Liebe und Sehnen, Von Lebensfreude, der Leidenschaft Glut Klingt's wider, von Küssen und Tränen’.
Immers nu de tijden verre zijn, dat Herrenhausen slechts zijn poorten opende voor gepoederde hovelingen en de democratische tijdgeest maakt, dat de afschaffing der klassen en kasten een gelijk recht heeft gevestigd voor alle burgers om te genieten van de publieke wandeling in al de parken en tuinen, nu vindt ieder paartje op zwoele minnezwangere zomeravonden er de eenzame paadjes, die u in later jaren er nog aan zullen herinneren, wat der menschen ‘schoonst vermaak’ is.
Maar voor hem, die bekend is met het verleden spreken de oude zandsteenbeelden niet alleen van coquetterie der licht-verleidbare hertoginnen, der van Fransche hoven overgewaaide ‘incroyables’ en ‘merveilleuses’, want de beuken kunnen soms in droef herpeinzen elkaar sombere vragen stellen, waarin een opmerkzaam wandelaar vage klanken zal vernemen van het beweerde overspel tusschen Sophie Dorothea en den
| |
| |
het door leibniz ontworpen openlucht-theater in herrenhausen.
| |
| |
graaf Von Königsmark. Zij dwingen u terug te gaan met uw herinnering tot het drama, waarin Schiller de ongelukkige prinses van Celle laat optreden en waarin de nooit bewezen verleiding gestraft werd door sluipmoord op den graaf, den eersten van hooimaand 1694, en met levenslange verbanning der vorstin naar het afgelegen Ahlden.
Voor het oog van de moeder speelde deze huwelijkstragedie zich af en de ongelukkige, helaas aan het hof niet beminde Sophia Dorothea moest haar verdere levensdagen in eenzame afzondering slijten tot de dood haar op 25 November 1726 van dit aardsche wegnam, beweend door de armen van Ahlden, voor wie ze al de jaren, dat ze er als bannelinge toefde, zich een weldoenster had betoond.
Steeds eenzamer wordt het nu ook in het kommervolle leven van de groote keurvorstin. Reeds in 1680 was haar oudste broeder Karl Ludwig gestorven, met wien ze een zeer levendige correspondentie had onderhouden.
Het best leert men het leven van deze merkwaardige vrouw kennen uit de vele brieven, die ze als tante ontving van de origineele en geestige prinses Elisabeth Charlotte van Orleans, dochter van Karl Ludwig van de Paltz.
Wanneer we Lise-Lotte's brieven doorlezen en we vinden daar bladzijde na bladzijde van een onbetaalbaren humor, dan begrijpen we tevens hoe ze met haar puntigen stijl soms fel geeselt, soms heftig aan de kaak stelt het particuliere leven van achttiende-eeuwsche vorstenhuizen, waarbij haar philosophische en godsdienstige wereldbeschouwing van het grootste gewicht is voor het vormen van een onpartijdig beeld der toenmalige tijden, zoodat we het ten volle L. v. Ranke nazeggen als hij beweert, dat deze brieven aan keurvorstin Sophie gerekend mogen worden tot ‘den merkwürdigsten Denkmälern der deutschen Sprache’.
Zoo leeft in Herrenhausen de herinnering voort aan de zwaarbeproefde vrouw, wie het niet eens vergund was de kroning bij te wonen van haar zoon. Want nadat in herfstmaand ook haar dochter op bloeienden leeftijd haar ontnomen werd, doodde een bliksemschicht haar op een wandeling in het park slechts eenige weken voor het sterven van Queen Anne.
In een half geopend pavilloen, tronend op een vorstelijken zetel heeft de kunstenaar haar uitgebeeld als peinzend over het welonderhouden park.
Een wijdingsvolle stilte heerscht in de omgeving. Evenals vroeger omzoomen de gladgeschoren hooge hagen het theater, waar ze zoo vaak met Leibniz toefde en evenals in de verre dagen harer regeering bloeien de rozen en ruischt de fontein er, zingen de vogels en wijst de schoone in 1712 opgestelde zonnewijzer het uur van den dag aan. Maar op Zondagen en des Woensdagsmiddags, wanneer de waterwerken spelen, wandelen nu groote scharen eenvoudige burgers langs de paden, zich verheugend in al de natuur- en kunstschoonheid, die hen hier omgeeft.... in het groen en de bloemen.... het water en de zon..... In een oord aangelegd voor slechts enkelen, is nu ruimte genoeg voor duizenden, die er bewonderen de piëteitvolle herinnering aan keurvorstin Sophie en haar levensgezel Leibniz.
Even hier te hebben herdacht de beteekenis van een menschenpaar, dat zich in de wereldbeschaving een onvergetelijken naam heeft verworven, zal ieder welkom zijn bij de beschrijving van Herrenhausen, want ze zullen in den grootschen aanleg de keurvorstin en Leibniz eeren, als twee der grootste, scherpzinnigste en zuiverst logisch-denkende genieën, welke de zeventiende eeuw heeft voortgebracht.
Meer dan een halve eeuw, van 1666-1725, is er noodig geweest om onder leiding van tuinkunstenaars als Le Nôtre, Perronet, E.A. Charbonnier en zoon het nu klassieke tuinmonument te scheppen, dat als de ‘Grosze Garten’ naast Versailles en Schönbrun ons in zijn ongerepte schoonheid een prachtig voorbeeld geeft van de tuinarchitectuur in de rococo-dagen van Herrenhausen's prachtlievende vorsten.
| |
| |
De 47.7 H.A. groote tuin is een wonder van decoratieve kunst, het hoogtepunt vindend in het tuintheater, waar ge bewust wordt, dat hier als het ware iets is blijven voortbestaan van de romantische bestemming.
Nog immer heeft dit openluchttooneel met zijn vele bachantenfiguren uit lood en zijn beide meer dan levensgroote Borgesische vechters veel behouden van de bekoring uit vroeger dagen, waartoe het ranke Terpsichorebeeld met als fond de zonne-fonkelende pracht van fonteinwater medewerkt de stemming te verhoogen.
terpsichore-beeld op het terras van het tuin-theater.
Hier, op dit tooneel, dat met de kleedvertrekken, verscholen tusschen ondoordringbare hagen, een oppervlakte beslaat van meer dan 3000 vierkante meter en waar de toeschouwers plaats vonden in een parterre en op zeven hardsteenen rangen, .... werden in de schaduw der zwijgende haagbeuken-coulissen stylistische menuetten gedanst, wisten de beroemdste sterren van Italië's zonnige campagna stilte te brengen onder een rumoerige schare van lustige maskers. Hier had op 27 Mei 1865 de laatste voorstelling plaats, toen op den verjaardag van Koning George V Schillers ‘Wallensteins Lager’ in scène ging.... Hier fluistert het overal van een geheimzinnig.... ‘es war einmal’....
Vele goden en godinnen staan daar neergedaald van den Olympus en toeven er jaar in, jaar uit. Zinnend staren ze in een ver verleden, toen ze daar troonden met de allegorische vazen als de schoonheidsfactoren in deze wereld van rechtlijnigheid en figuurboomentrots. En evenals een wandeling in deze tuinen steeds nieuwe verrassingen brengt, zou men werkelijk niet te verwonderd zijn, wanneer plotseling uit een der loofgangen galante en gestrikte cavaliers gepoederpruikte herderinnetjes aan den arm
| |
| |
geleidden en ge getuige waart van een dier vele hoffeesten, waarvan de sensatie nergens dieper op u inwerkt, dan juist hier, op deze in de jaren 1689-1693 gebouwde boschcomedie.
historische tuinvaas, verheerlijkend den roem der hannoversche keurvorsten, met ingebeiteld monogram.
Wanneer op een stillen zomeravond de maansikkel aan sterren-glanzenden hemel staat en het blauwzilveren licht de aarde als 't ware uit den nachtelijken sluimer wekt dan....
Leuchten Steinleiber aus dunk'len Grün
Und dehnen die nackten Glieder
Berauschend duften viel Blumen blühn
Süsz klagen der Nachtigall Lieder.
Da regt sich's, bewegt sich's in endloser Schar
Kavaliere mit zierlichen Degen
Und schöne Frauen gepudert das Haar
Auf allen Wegen und Stegen.
Und Tänzerinnen, leicht nur umhüllt
Entschlüpfen den Buschen und Zweigen
Und schwingen von Lust und Liebe erfüllt
Bacchantisch den nächtlichen Reigen.
Da lischt das Mondlicht.... im Dunkel der Nacht
Ist jäh der Zauber entschwunden.
Die Bäume uur rauschen und raunen sacht
Von langen vergangnen Stunden.
Wanneer we nu het romantische element, dat toch steeds in oude tuinen te vinden is, uitschakelen en we er toe komen een oordeel te vellen over de opvatting van den Le Nôtre tuin in het algemeen en dien te Herrenhausen in het bijzonder, dan moeten we vooropstellen, dat de verkregen schoonheid haar ontstaan te danken heeft aan de samenwerking van natuur en menschenwerk. Nu valt het à priori moeilijk te zeggen welke schoonheid van een hooger orde is te noemen, die waarbij de natuur onderworpen is aan den menschelijken wil en dezen het materiaal verschaft, dat van groote decoratieve waarde is bij de opbouwing van het geheel, of wel die, waarbij het natuurlijke meer de overhand behoudt. Evenals elders wordt ook hier de waarde bepaald door den subjectieven schoonheidszin van den beschouwer, waarbij men niet uit het oog mag verliezen, dat in onze dagen in het algemeen de gevoeligheid voor natuurschoon grooter is dan die voor de harmonie in den geometrischen tuin, waar het menschelijk ingrijpen meer een stempel heeft gedrukt op de totale physionomie.
Wel moge E. André in zijn bekend werk ‘l'Art des jardins’ van den Le Nôtre-stijl getuigen dat: ‘il ne faut pas l'art trop céder à la nature’, maar daar al de tuinbezitters toen het natuurmateriaal schatten naar de waarde, die het voor het totaalbeeld van den tuin bezat, is het gemakkelijk in te zien, dat hij er later de opmerking bijvoegde: ‘règle démentie à chaque instant dans les jardins’. Hoezeer het ook te verdedigen is, dat menschenwerk en vooral tuinaanleg een zeker streven naar regelmaat laat zien, zoo gaat de
| |
| |
grootste bekoring, welke het systematische en weloverwogene in den achttien-eeuwschen tuinaanleg voor ons in het leven roept, weer verloren, wanneer duidelijk te zien is, dat men getracht heeft ook in de détails der broderie-perken een volkomen zuiveren regelmaat te bereiken, die even vervelend is, als de volkomen onregelmatigheid ons door haar verwarrende werking een gevoel van duizeligheid bezorgen kan.
George Riat, de schrijver van een der meest gedocumenteerde werken op het gebied van den regelmatigen tuinaanleg, getuigt hetzelfde van de Engelsche en Duitsche tuinen, welke zelfs in den pruikentijd velen door hun te ver doorgedreven regelmaat niet konden bekoren.
In Duitschland, dat door den dertigjarigen oorlog wel een eeuw in beschaving ten achter is gekomen, was volgens André in zijn zooeven genoemd boek: ‘l'histoire des jardins presque négative jusqu'au temps de Frédéric II’.
Deze verfraaide Potsdam en schiep Sans Souci met den nog aanwezigen symmetrischen aanleg, die echter later door den landschapstijl aanmerkelijk beïnvloed werd.
Johann Frederik maakte in 1666, zooals we zagen, met den aanleg van Herrenhausen een aanvang, doch een vluchtige beschouwing van den plattegrond leert ons, dat de tuin uit twee deelen bestaat en dat de latere uitleg zeer veel overeenkomst heeft met de opvatting der Hollandsche tuiniers, welke de motieven op zeer bijzondere wijze toepasten en eigenaardige, later overal nagevolgde effecten kregen. De heer Krone, die me als deskundige een welkom geleide bood door de tuinenwereld aan weerszijden van de Herrenhausensche lindenallee, wees me verschillende afwijkingen aan, er aan herinnerend, dat in de jaren 1775-1786 ook in Schönbrun talrijke wijzigingen waren aangebracht door den Hollander Steekhoven.
Met zeldzaam goeden smaak koos Johan Frederik op de heide voor den Steintor de plek uit voor zijn Versailles. Direct partij trekkend van de gunstige situatie, projecteerde men den lang-vierkanten tuin, die volgens de praktijk de meeste factoren bezat voor een ontwerp, waarbij de regels van Le Nôtre op grootsche wijze toegepast zouden worden. Het ruime vergezicht over de lage landen van de Leineboorden met de blauwende bergketenen van den Deister aan den horizont zou er toe bijdragen den tuin grooter te doen schijnen, dan hij inderdaad was terwijl door een oordeelkundigen aanleg het doorzicht in den met hooge palissaden omheinden tuin vrijgelaten werd.
Geheel in overeenstemming met het vorstelijke in den opzet, is de groote fontein, welke als tweede van Europa alleen overtroffen wordt door die van Sydenham bij Londen (85 M.), maar de fonteinen van Cassel (52 M.), den Jet Géant van Saint Cloud, (43 M.), de fontein in Sans Souci (39 M.), die van Weenen (30 M.), en de groote waterwerken van Versailles als Allée d'eau, Bassin de Neptune, Bassin du Dragon - alle niet hooger dan 23 M. - verre achter zich laat.
Geheel passend in den aanleg van Le Nôtre zag de achttiende eeuw fonteinen tot hoogste ontwikkeling komen. Maar wie bekend is met de oude ridderverhalen uit de middeleeuwen, als de Lancelot, zal zich herinneren, dat daarin reeds gesproken wordt van een marmeren fontein met zilveren geleiding.
....ene fonteine
die dore een silveren conduict spranc
ende nam in enen sconen steen haren ganc
van merberime’.
Wanneer we in dien ridderroman ook lezen, hoe toen reeds de gewoonte bestond om rond de bron te zitten, zooals blijkt uit:
‘in enen sconen beemt ene fonteine
die overscone was ende claer
onder die scade van twee sicamoren
en we vinden daarvan tot op den jongsten dag gewag gemaakt, dan zullen we goed doen te gelooven aan de poëzie van het ruischende
| |
| |
water in den tuin, dat op ieder bezoeker een aantrekkingskracht schijnt uit te oefenen. In Herrenhausen zag men zich zelfs genoodzaakt daarvoor een bepaling in het leven te roepen, die dagteekenend uit de dagen van de gestaartpruikte heeren voor den belangstellende te lezen is aan de kleine ingang - geen entrée monumentaal genoeg voor zulk een park - op de historische zandsteenen reglementen-tafel, luidende:
‘bey leibes strafe verboten ist sich der bäncke bei der grossen Fontaine nur dann zu bedienen, wenn solche für standes personen oder vornehmen fremde, nicht nötig fallen’.
de fonteinaanleg achter het herrenhauser slot.
Busken Huet heeft het zoo aardig gezegd in zijn ‘Parijs en Omstreken’, dat er in een hoogen bruischenden waterstraal, wiens pluim onder den blauwen hemel, terwijl de zonnevonken uit het omstaande geboomte schieten, door een zachten wind in fijne blanke droppelen uiteengedreven wordt, iets geheimzinnigs bekoorlijks schuilt. Het water is dichterlijk en boeit oud en jong, Camille Lemonnier getuigt het in zijn van fijn waarnemen blijk gevende uitspraak: ‘Les fontaines sont avec les arbres la grace et la noblesse des villes’.
Toevend aan het basin van Leibniz majestueuse schepping moet het ons van het hart, dat de vaderlandsche parken en pleinen zoo weinig getuigenis afleggen van een publieken kunstzin, die toch nergens op meer sympathieke wijze tot uiting zou komen, dan juist aan den openbaren weg.
Maar toen elders nog overal de fontein een geheel decoratieve beteekenis bezat, en door een weloverwogen combinatie van hooger en lager spuitende stralen een van de hoofdornamenten vormde van den Franschen tuin, ontaardde bij onze achttieneeuwsche buitenplaatsheeren de fontein reeds
| |
| |
in geesteloos knutselwerk, maakte men er aardigheden van, als de nog bestaande bedriegertjes van Rosendaal.
Leibniz zorgde in Herrenhausen voor een breede opvatting en de Engelschman Benson legde een buizennet aan, dat, onder gewonen druk staande, het water reeds 44 meter deed opspuiten, doch bij feestelijkheden, wanneer alle machines in werking werden gezet, de straal tot 67.2 Meter kon opvoeren.
Gelegen in de hoofdas, waarom het tuinornament gegroepeerd is, ziet men er steeds een groot aantal bezoekers vereenigd en uren kan men naar deze waterpracht opzien, zonder aan iets anders te denken dan aan een betere wereld, reiner, vrediger en onbaatzuchtiger dan de onze.
Lang genoeg hebben we nu stilgestaan bij de Grosze Fontäne om met Desportes woorden afscheid te kunnen nemen, waar hij van een fontein zingt:
‘Cette fontaine est froide, et son eau douxcoulante,
A la couleur d'argent, semble parler d'amour,
Un herbage mollet reverdit tout autour
Et les aunes font ombre à la chaleur brulante.
Arrête en cette place ou ton bonheur te mène,
L'agréable repos ton corps délassera,
L'ombrage et le vent frais ton ardeur chassera
Et ta soif se perdra dans l'eau de la fontaine’.
In Herrenhausen leerde ik ook de beteekenis kennen van hagen als achtergrond voor beeldhouwwerk, vond ik bevestigd, dat alles, wat donker uitkomt op een licht fond in veel mindere mate boeit dan geplaatst tegen gesloten beuken- of Taxuswanden. Gemiddeld 3½ M. hoog, begeleiden ze er de paden tot een gezamenlijke lengte van meer dan 21.000 meter. De groene wanden bereiken hun meest ingewikkelde constructie in het Königsbusch, waar ze coulissenvormig een open plein omzoomen, gesierd met de standbeelden van hertog Georg van Calenberg, die volgens een verdeelings-verdrag heer werd van Calenberg en Hannover op den 14en December 1635, van keurvorst Ernst August, zijn gemalin, keurvorstin Sophie en van beider zoon George I koning van Groot-Brittannieë en keurvorst van Hannover. Hier weer treft het ons hoe Herrenhausen evenals Versailles overvloeit van historische herinneringen en hoe de breede aanleg is als een allegorie van beelden en cascaden, alles zich groepeerend om de als middelpunt gedachte groote fontein. Mocht elders, vooral in ons land, door beperkte ruimte het grootsch-elementaire van Le Nôtre's kunst zich oplossen in een karakterlooze sierlijkheid - niet alleen zich uitend in een tot minimum gebrachte ‘France-parterres’ en ‘Parterres découpées’, maar ook in een geleidelijke weeke wegvloeiing der beeldhouwwerken, in het op kleine schaal overbrengen van gecompliceerde ornamenten, welke een ruimte eischten, die hun niet in de hoven buiten de stadspoorten gegund werd - in Herrenhausen bleef al het speelgoedachtige verre, werd er een monument van parkarchitectuur geschapen, dat nu met de beroemde aanlagen van Versailles en Schönbrun, met Schwetzingen en de door Repton voor de vernielzucht van Launcelot Brown geredde tuinen behoort tot de weinige instructieve overblijfselen van een regelmatigen parkaanleg.
Het was dan ook best te begrijpen, dat koning George I reeds twee jaar na zijn door de Whigs gesteunde troonsbestijging heimwee naar Herrenhausen kreeg, en er in 1716, 1719, 1723, en 1725 feesten van zeldzame pracht en luister organiseerde. Werd er bij gelegenheid der kroningsfeesten een der schitterendste vuurwerken ontstoken, waarvan heel de wereld gewag maakte, op den eersten Maart 1713 had de luisterrijke ontvangst hier plaats van Czaar Peter de
| |
| |
de 67.2 meter hooge fontein.
| |
| |
Groote, die begeleid door verscheidene hoogwaardigheidsbekleeders Herrenhausen's gast was. En evenals overal anecdoten van dezen origineelen, nog weinig met de Westersche beschaving vertrouwd zijnden monarch verteld worden, draagt ook Herrenhausen bij aan den moppentrommel, welke sedert twee eeuwen ijverig verzamelen al bijzonder rijk gevuld is met glossen over ‘Vadertje’. Toen het hoog gezelschap vereenigd was, luisterend naar zachte kamermuziek en van uit de naastbijgelegen zaal de slepende tonen van een wals de hoofsche jonkers en freules ten dans lokten, moet Peter, die danig schik had in de blozende Herrenhausensche Edelfräulein, herhaaldelijk zijn verwondering luide gelucht hebben over de hem onbekende baleinen der corsetten van de stijfingeregen danseuses in den komischen uitroep: ‘Die Hannoverschen Damen haben verdammt harte Knochen’, een oordeel, dat menige coquetteerende hertogin blozend moest aanhooren.
Maar al bleef de geest niet steeds gespannen, toch handelde de Czaar wel degelijk staatsbesognes af, want het bezoek gold ook Leibniz, die door hem, na het Torgausche onderhoud van 1711, tot geheimraad benoemd was op een jaarlijksche toelage van 1000 roebel. Hier werden de plannen voorbereid van de stichting der Petersburgsche universiteit, waarvan Leibniz de opening niet meer beleven mocht.... hier zegde de Czaar aller Russen den grooten geleerde zijn veelzeggenden steun toe voor zijn lievelingsstudie der etymologie, waarvoor de bouwstoffen door jezuïeten-zendelingen verzameld zelfs uit het verre China werden bezorgd door de keizerlijke koeriers aan het huis in de Schmiedestraat. Het resultaat van deze veelomvattende studie werd het in 1717 te Hamburg uitgegeven werk der ‘Collectianae Etymologica’. Zoo was er in het begin der 18e eeuw een druk hofleven en koning George stak zoodra het landsbelang het maar even toeliet naar het vasteland over.
Had hij eerst te strijden tegen de aanhangers van Jacobus II, die in Schotland een landing beproefden, later onder den vredelievenden minister Walpole kon hij langer tijd buiten Engeland vertoeven. Zoo zien we hem dan ook in 1727 weer op weg naar zijn geliefd Hannover, toen de dood hem overviel en hij - zeven maanden na zijn verbannen gemalin Sophie Dorothea - overleed.
In den nacht van 8 op 9 September droegen 16 officieren onder het luiden van alle klokken de baar naar den grafkelder in de Hannoveraansche slotkerk. Zoo stierf Engelands eerste koning uit het vorstenhuis van Hendrik de Leeuw niet op den nieuwen vaderlandschen grond, maar op reis naar zijn geliefd Herrenhausen's park, waar hij de gelukkigste dagen van zijn leven doorbracht.
Zijn zoon en opvolger George II toonde eveneens een warm hart te bezitten voor zijn vaderstad, waarvan in 1747 onder leiding van burgemeester Christiaan Ulrich Gruppen de wallen gedeeltelijk werden geslecht.
De stad, die nu voortvegeteerde in de schaduw van een hof, dat er alleen ter verpoozing kwam toeven, verloor veel van de eens met zooveel burgermoed verkregen rechten. Achtereenvolgens werden de eigen ‘soldateska’, de munt en het stedelijk recht van accijns opgeheven. Ja het dierbaarste kleinood der stedelijke wetgeving kwam in het gedrang, toen keurvorst Georg Ludwig den 23 December 1699 den geheelen raad met de gezworenen afzette. Maar tegenover deze willekeurige handelingen stond het voordeel, dat de vestiging van militairen en burgerlijke ambtenaren steeds dringender een stadsuitleg eischten, die aangevangen door Gruppen met de bebouwing van de tegenwoordige Agidieënstad, na den zevenjarigen oorlog voltooid werd door de slechting der wallen, waarna de residentie zich onder de koninklijke leiding zou ontwikkelen tot de weeldestad van heden, de in tuinen en parken liggende ‘Groszstadt im Grünen’.
Evenals geheel Duitschland bleef ook het vroegere keurvorstendom niet gespaard voor de rampen van den beruchten zevenjarigen
| |
| |
landoorlog. Na den ongelukkigen slag bij Hastenbeck, trok op 9 Augustus 1757 de hertog van Chevreuse en drie dagen later maarschalk de Richelieu met het Fransche leger de stad binnen zonder dat eenige tegenstand geboden werd. De burgers moesten nu die schande gelaten dragen. Vijfhonderd jaar was geen vijand binnen de muren gezien, nu echter de stad niet meer stond onder de bescherming der poorters, maar van de gehuurde soldaten, capituleerde ze, en moest ze om aan een algeheele vernietiging te ontkomen, een hooge oorlogschatting betalen. Deze kon echter, dank zij het wisselend krijgsgeluk niet meer geïnd worden, daar de dappere hertog Ferdinand van Brunswijk bij Celle maarschalk de Richelieu terugdreef en de Franschen op den 23 Februarie 1758 Hannover moesten verlaten. Toch duurde het nog tot den 12 Februari 1762 eer hertog Ferdinand na herhaaldelijke overwinningen aan het hoofd van zijn zegevierend leger binnentrok, toegejuicht door de bevrijde burgerij.
Na deze donkere dagen volgde een periode van stedelijken opbloei, waaraan nu nog groote verkeerswegen in hun namen van Friedrichswall en Georgstrasze herinneren. En de open stad scheen van stond af aan meer aantrekkingskracht uit te oefenen op geestelijk hoogstaande mannen, want we zien het gebeuren hoe in de laatste decenniums der achttiende eeuw hier een verpoozingsoord gevonden wordt van dichters en schrijvers, geleerden en schilders, welke allen van den Hainbund, zich aangetrokken voelden tot het gastvrije hofleven van Herrenhausen.
het königsbusch met de coulissen-hagen.
Hier schreef de beroemde lijfarts van koning George III, J.G. Zimmerman, zijn boek ‘Over de eenzaamheid’, verdiepte vrijheer Adolf van Knigge zich in de gegevens,
| |
| |
die hem het materiaal verschaften voor zijn werk ‘Over den omgang met menschen’.... De sterrekundige Herschel disputeerde in de dreven met de geleerde gebroeders Schlegel, Leisewitz en Iffland schaarden zich aan de zijde van Hölty, de dichter van het jonge lenteleven, die hier zong van de telken jaar weer opbloeiende lentepracht en zijn ontroering in zoo schoone gedichten heeft weergegeven, dat Lenau na zijn dood hem kon toeroepen:
‘Hölty, Dein Freund, der Frühling ist gekommen,
Klagend irrt er im Hain, Dich zu finden,
Doch umsonst, sein klagender Ruf verhallt im einsamen Schatten’.
Waar eens de praal heerschte van een lichtvaardig hof, bewogen zich in 1770-1780 de beroemdste mannen, waardoor Herrenhausen opnieuw op de lippen van ieder beschaafd mensch kwam. Wetenschappelijke mannen als staatssecretaris Boie en hofraad Brandes verhoogden met schilders als Ramberg den roem van dit lustoord, terwijl de beminnelijke figuur van een Charlotte Kestner er den band bracht met Duitschlands dichterenvorst Goethe. Niet weinig werd de aantrekkelijkheid van Herrenhausen in die dagen verhoogd door de beide Mecklenburgsche prinsessen (geboren in 1776 en 1778), die als de latere koninginnen Louise van Pruisen en Friederike van Hannover tot de meest dichterlijke en ontwikkelde vorstinnen mogen gerekend worden.
Ook zij zochten dikwijls de bekoring van het Herrenhausensche tuinen-mooi en een eenvoudig, weinig op architectonisch schoon aanspraak makend zomerhuisje, de ‘Weyen Löben’ bewaart als ‘prinsenhuis’ een piëteitvolle herinnering aan beide koninginnen.
Meermalen wordt dit huisje, staande in het achterste gedeelte van den voor het publiek gesloten Welfengarten, beschouwd als het geboortehuis van de vorstinnen, maar dit berust op een vergissing, daar ze het eerste levenslicht zagen in het paleis aan de Leineoevers, doch hier, zoo we hebben aangetoond, genoten van het toen haar zoo toelachende, later zoo wreede leven.
Onwillekeurig herinnert het beeld van de ongelukkige koningin Louise aan de sombere tijden van de Fransche overheersching, die ook over Hannover veel rouw en leed brachten.
(Slot volgt).
|
|