Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 24(1914)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 445] [p. 445] Droeve liefde door Annie Salomons. I. De kroon des levens lag bereid voor onze hoofden, - Wij echter namen niet. Schoon we in ons heil als in een evangelie geloofden, Aanvááardden wij 't verdriet. 'k Liet u den vrede van uw huis en daagsche zorgen, En 'k heb den fellen strijd, Het stomp verzet van mijn weerbarstig hart verborgen, Mijn pijn alleen beschreid. Nooit mocht ik zijn een needrig draagster van het leven, Ik, hongrend vóór de poort, En doelloos heb 'k mijn beste krachten weggegeven. Maar déze troost is mijn ontluisterd hart gebleven: 'k Heb andrer leven rust en rijken vrede niet verstoord. [pagina 446] [p. 446] II. In alle droomen zullen saam we zijn, En zul je vast mijn moeë handen houden, In alle droomen zullen wij vertrouwden En lieve vrienden en genooten zijn. Maar in het leven zal ik langs u gaan Met verrë oogen en plechtstatig groeten, En iedren dag zal ik de straf uitboeten Van zoeler nachte-gaven eindloos zoeten, Zaligen huiver om herwonnen waan. [pagina 447] [p. 447] III. De wereld is zoo nieuw en licht, Als op den eersten scheppingsdag. Ik hef mijn droomen-zwaar gezicht, Blij, dat ik dit beleven mag. Mijn voeten op de zachte vacht Gaan tastend en met teer gerucht, Ik draag een vreugd, die niets meer wacht, Mij zegent de doorzonde lucht. Er waren maanden fel van strijd, Mijn lippen klemden wanhoops-kil, Maar nu.... de wereld ligt zóó wijd, Ik wil slechts, wat het leven wil. Ons lokte tot verboden poort Een schamp van liefde's valsche schijn, Wij naderden van glans bekoord, En meenden wreed maar schoon te zijn.... Mijn lief, mij wonder als een droom, Pijn en verwarring leden wij, Om vrede en klaarheid streden wij, Om zuiverheid in hartstochts stroom. Maar nu voor 't eerst, in 't sneeuwen licht, Sta 'k wit en sterk, van schaamte vrij; Ik hef mijn droomenzwaar gezicht, Er klinkt in mij een nieuw gedicht Van ‘'t verre tusschen u en mij’. Vorige Volgende