Elckerlijc
(1985)–Anoniem Elckerlijc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[pagina 3]
| |
Hier beghint een schoon boecxken ghemaeckt in den maniere van eenen speele ofte esbatemente op elckerlijc mensche Ende inden eersten spreeckt God almachtich aldus: Ick sie boven uut mijnen throneGa naar voetnoot1
Dat al dat is int smenschen personeGa naar voetnoot2
Leeft uut vresen, onbekent.Ga naar voetnoot3
Oec sie ic tvolc also verblent
5[regelnummer]
In sonden, si en kennen mi niet voer God.Ga naar voetnoot5
Opten aertschen scat sijn si versot.
Dien hebben si voer Gode vercorenGa naar voetnoot7
Ende mi vergheten, die hier te voren
Die doot heb geleden doer tsmenschen profijt.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Och, hovaerdie, ghiericheyt ende nijtGa naar voetnoot10
Metten .vij. dootsonden vermoghen,Ga naar voetnoot11
Hoe sidi ter werelt nu voert ghetoghen.Ga naar voetnoot12
Want mits den .vij. dootsonden gemeenGa naar voetnoot13
Es op ghedaen myn wrake; des ick in weenGa naar voetnoot14
| |
[pagina 4]
| |
15[regelnummer]
Ben seker met alder hemelscher scaren.
Dye .vij. duechden, dye machtich waren,
Sijn alle verdreven ende verjaecht;
Want donnosel heeft mij seer gheclaecht.Ga naar voetnoot18
Elckerlijc leeft nu buyten sorghen;
20[regelnummer]
Nochtan en weten si ghenen morghen.Ga naar voetnoot20
Ick sie wel, hoe ic tvolc meer spare,
Hoet meer arghert van jare te jare.Ga naar voetnoot22
Al dat op wast arghert voert.Ga naar voetnoot23
Daer om wil ic nu, alst behoert,
25[regelnummer]
Rekenninghe van Elckerlijc ontfaen.Ga naar voetnoot25
Want liet ic dye werelt dus langhe staenGa naar voetnoot26
In desen leven, in deser tempeesten,Ga naar voetnoot27
Tvolc souden werden argher dan beesten
Ende souden noch deen den anderen eten.
30[regelnummer]
Mijn puer ghelove is al vergheten,
Dat ic hem selven gheboot te houden;
Het cranct, het dwijnt, het staet te couden,Ga naar voetnoot32
Daer ic so minlijc om sterf die doot,Ga naar voetnoot33
Ontsculdich, sonder bedwanc oft noot;Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Om dat ick hoepte dat si bi desenGa naar voetnoot35
Mijnder eeuwigher glorien ghebrukich souden wesen,Ga naar voetnoot36
Daer icse seer toe hadde vercoren.Ga naar voetnoot37
Nu vinde ick dattet als is verloren.Ga naar voetnoot38
| |
[pagina 5]
| |
Dat icse so costelic hadde ghemeent.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Hoe menich goet ic hem vry heb verleentGa naar voetnoot40
Uut mijnder ontfermherticheydens tresoor,
Dat hem recht toe hoort; nochtans sijnse soe doorGa naar voetnoot42
Ende verblent int aertsche goet.
Als dat justicie wercken moetGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Aen Elckerlijc die leeft so onvervaert.
Waer sidi, mijn Doot, die niemant en spaert!
Coemt hier! hoort wat ic u sal vermonden.Ga naar voetnoot47
God spreect
50[regelnummer]
Gaet hene tot Elckerlijc ghereetGa naar voetnoot50
Ende segt hem van mijnen tweghen saenGa naar voetnoot51
Dat hi een pelgrimagie moet gaenGa naar voetnoot52
Die niemant ter werelt en mach verbiGa naar voetnoot53
Ende dat hi rekeninghe come doen mi
55[regelnummer]
Sonder vertrec: dats mijn ghebot.Ga naar voetnoot55
Die doot
Het wert ghedaen, almachtich God.Ga naar voetnoot56
Ick wil ter werelt gaen regneren.Ga naar voetnoot57
Oeck sal ic rasschelijc, sonder cesseren,Ga naar voetnoot58
| |
[pagina 6]
| |
Tot Elckerlijc gaen: hi leeft so beestelic
60[regelnummer]
Buten Gods vreese ende alte vleeselick;
Voer God aenbidt hi deertsche goet,Ga naar voetnoot61
Daer hy deeuwighe vreuchde om derven moet;
Daer wil ic tot hem gaen met snellen keere.Ga naar voetnoot63
Hi coemt hier gaende; help, God Heere!
65[regelnummer]
Hoe luttel vermoet hi op mijn comen!Ga naar voetnoot65
Ay, Elckerlijc, u wert saen benomen
Dat ghi houden waent seer vast.
Ghi sult staen tot swaren lastGa naar voetnoot68
Voor Gode almachtich ende buten seghe.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Elckerlijc, waer sidi op wegheGa naar voetnoot70
Dus moey? hebdi al Gods vergheten?Ga naar voetnoot71
Elckerlijc
Waerbi vraechdijs?
Die doot
Dit suldi wel weten,Ga naar voetnoot72
Wilt na mi hooren te desen stonden.
Naerstich bin ic aen u ghesondenGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Van Gode uut des Hemels pleyn.
Elckerlijc
Aen my ghesonden?
| |
[pagina 7]
| |
Die doot
Jae ick, certeyn!
Al hebdi Sijns vergheten, alst blijct,
Hi peynst wel om u in Sijn rijck,
Alsoe ick u sal voer oghen legghen.Ga naar voetnoot79
Elckerlijc
80[regelnummer]
Wat begheert God van my?
Die doot
Dat sal ick di segghen:
Rekenninghe wilt Hi van u ontfaen
Sonder eenich verdrach.
Elckerlijc
Hoe sal ic dat verstaen?Ga naar voetnoot82
Rekeninghe? wat salt bedieden?Ga naar voetnoot83
Die doot
Al ghevet u vreemt, het moet ghescieden.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Oec moetti aen nemen sonder verdrachGa naar voetnoot85
Een pelgrimagie, die niemant en mach
Weder keeren in gheender manieren.
Brengt u ghescriften ende u pampieren
Met u ende oversietse bedachtich;Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Want ghi moet voer God almachtich
Rekenninghe doen, des seker sijt,Ga naar voetnoot91
Ende hoe ghi bestaet hebt uwen tijt,Ga naar voetnoot92
Van uwen wercken, goet ende quaet.
| |
[pagina 8]
| |
Oeck en hoort hier gheen verlaetGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Van dien; als nu het moet gheschien.
Elckerlijc
Daer op ben ic nu al qualic versien,Ga naar voetnoot96
Rekeninghe te doen voer Gode bloot.Ga naar voetnoot97
Wie bistu bode?
Die doot
Ick ben die Doot.
Elckerlijc sal bi Gods beveele doen rekeninghe mi.
Elckerlijc
100[regelnummer]
Och, Doot, sidi mi soe bi,Ga naar voetnoot100
Als icker alder minst op moede.Ga naar voetnoot101
Doot, wildi van mi hebben goede!Ga naar voetnoot102
Duysent pont sal ic u gheven
Op dat ic behouden mach mijn leven
105[regelnummer]
Ende doet mi een verdrach van desen.Ga naar voetnoot105
Die doot
Elckerlijc, dat en mach niet wesen.
Ick en aensie goet, schat noch have;Ga naar voetnoot107
| |
[pagina 9]
| |
Paeus, hertoghe, coninc noch grave
En spare ic niet nae Gods ghebieden.
110[regelnummer]
Waer ic met schatte te vermieden,Ga naar voetnoot110
Ick creghe wel alder werelt goet.
Nu houtet al met mi den voet.Ga naar voetnoot112
Oec en gheve ic uutstel noch verdrach.
Elckerlijc
Allendich, arm katijf, o wach!Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Nu en weet ick mijns selfs ghenen raetGa naar voetnoot115
Van rekenninghe te doen: mijn staetGa naar voetnoot116
Es so verwerret ende so beslet,Ga naar voetnoot117
Ic en sier gheen mouwen toe gheset;Ga naar voetnoot118
So is mijn herte om desen in vaer.
120[regelnummer]
Och mocht ic noch leven .xij. jaer,
So soudic mijn ghescrifte exponerenGa naar voetnoot121
Ende oversien; wilt doch cesseren
Als nu, lieve Doot, van wraken,Ga naar voetnoot123
Tot dat ic versien bin op die saken.
125[regelnummer]
Dat bid ic u doer Gods ontfermen.Ga naar voetnoot125
Die doot
U en mach baten smeken oft kermen.
Dus siet wat u staet te beghinnen.
| |
[pagina 10]
| |
Elckerlijc
Lieve Doot, een sake doet mi bekinnen:Ga naar voetnoot128
Al yst dat ic dese vaert moet aengaen,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Soudic niet moghen wederkeeren saen,
Als ic mijn rekeninghe hadde ghestelt?Ga naar voetnoot131
Die doot
Neen ghi, nemmermeer!
Elckerlijc
Almoghende Gods ghewelt!Ga naar voetnoot132
Wilt mijns ontfermen in deser noot!
En soudic niemant, cleyn noch groot,
135[regelnummer]
Daer moghen leyden, had ict te doene?Ga naar voetnoot135
Die doot
Jae ghi, waer yemant so koene
Dat hi die vaert met u bestonde.Ga naar voetnoot137
Spoet u, want God, die alle gronde
Doersiet met Sinen godliken oghen,
140[regelnummer]
Begheert dat ghi voer Hem coemt toghenGa naar voetnoot140
U rekenninghe van dat ghi hebt bedreven.
Wat meendi, dat u hier is gheghevenGa naar voetnoot142
Tleven op daerde ende tijtlijc goet?
Elckerlijc
Ay lazen, dat waendick!
| |
[pagina 11]
| |
Die doot
Hoe sidi aldus onvroet,
145[regelnummer]
Elckerlijc, daer ghi hebt vijf sinnen,Ga naar voetnoot145
Dat ghi soe onsuver sijt van binnen
Ende ic so haestelijc come onversien.Ga naar voetnoot147
Elckerlijc
Allendich katijf! waer sal ic vlien,
Dat ic af quame deser groter sorghen.
150[regelnummer]
Lieve Doot, verdraghet mi tot morghen,Ga naar voetnoot150
Dat ic mi bespreken mach van desen.Ga naar voetnoot151
Die doot
Dat en wil ic niet consenterende wesenGa naar voetnoot152
Noch en doe icx niet in gheender tijt;
Ick slae den sulcken ter stont int crijtGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
Sonder voer raet, met eenen slach.Ga naar voetnoot155
Aldus bereyt u in desen dach.Ga naar voetnoot156
Ick wil uut uwen oghen vertrecken.
Siet dat ghi u naerstelic gaet betreckenGa naar voetnoot158
Te segghen: nu coemt den dach
160[regelnummer]
Die Elckerlijc niet voer bi en mach.
Elckerlijc
Ay, Elckerlijc, wat dede ic ye gheboren!Ga naar voetnoot161
Ick sie mijn leven al verloren,
Nu ic doen moet dese langhe vaert,
| |
[pagina 12]
| |
Daer ic so qualic teghen ben bewaert.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Ic en hebbe noyt goet bedreven,
Aldus heb ic seer luttel ghescreven.
Hoe sal ic mi excuseren int claer?
Ey lacen, ic woude dat ic nu niet en waer!
Dat waer mijnder sielen groot toeverlaet.
170[regelnummer]
Waer mach ic nu soecken troost of raet?
God die Heere, die alle dinc voersiet,
Dat ic veel claghe, ten helpt niet.
Den tijt gaet verre, tes nae noene.Ga naar voetnoot173
Ay lasen, wat staet mi nu te doene!
175[regelnummer]
Wien mocht ic claghen dese sake?
Laet sien, oft ic mijn Gheselscap sprakeGa naar voetnoot176
Ende leyde hem te voren om mede te gane.Ga naar voetnoot177
Soudt hijt mi ontseggen? neen hi, ick wane.
Wi hebben ter werelt in onsen daghen
180[regelnummer]
So groten vrientscap tsamen gedraghen;
Want ic betrou hem alder duecht.Ga naar voetnoot181
Ick sien, des bin ic rechts verhuecht.Ga naar voetnoot182
Oec wil ic hem toe spreken sonder verdrach.
Goeden dach, Gheselscap!
Gheselscap
Elckerlijc, goeden dach
185[regelnummer]
Moet u God gheven ende ghesonde!Ga naar voetnoot185
Hoe siedi dus deerlic? doet mi orconde:Ga naar voetnoot186
Hebdi yet sonderlings dat u let?Ga naar voetnoot187
| |
[pagina 13]
| |
Elckerlijc
Jae ick, Gheselscap.
Gheselscap
Achermen, hoe sidi dus ontset!Ga naar voetnoot188
Lieve Elckerlijc, ontdectmi uwen noot.
190[regelnummer]
Ic blive u bi tot in die doot,
Op goet gheselscap ende trou ghesworen!Ga naar voetnoot191
Elckerlijc
Ghi segt wel, Gheselscap. Want tes verloren!
Gheselscap
Ick moet al weten, u druc, u lijden.Ga naar voetnoot193
Een mensche mocht druc uut u snijden!Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Waer u mesdaen, ic helpt u wreken,Ga naar voetnoot195
Al soudicker bliven doot ghesteken
Ende ict wiste te voren claer!
Elckerlijc
Danc hebt, Gheselscap.
| |
[pagina 14]
| |
Elckerlijc
200[regelnummer]
Gheselle, oft ick u leyde voer oghenGa naar voetnoot200
Ende u dien last viel te swaer,
Dan soude ic mi meer bedroeven daer.
Maer ghi segt wel, God moets u lonen.
Gheselscap
Way, ic meynet, al sonder honen.Ga naar voetnoot204
Elckerlijc
205[regelnummer]
Ic en vant noyt anders aen u dan trouwe.
Gheselscap
So en suldi oeck nemmermeer!
Elckerlijc
God loons u ende ons Vrouwe!Ga naar voetnoot206
Gheselle, ghi hebt mi wat verhaecht.Ga naar voetnoot207
Gheselscap
Elckerlijc, en sijt niet versaecht.
Ick gae met u, al waert in die helle.
Elckerlijc
210[regelnummer]
Ghi spreect als een gheselle.
Ic sal u dancken, als ic best kan.Ga naar voetnoot211
| |
[pagina 15]
| |
Gheselscap
Daer en is gheen dancken an.
Diet niet en dade in wercken aenschijn,Ga naar voetnoot213
Hi en waer niet waert gheselle te sijn.
215[regelnummer]
Daer om wilt mi uwen last ontdecken
Als ghetrouwe vrient.
Elckerlijc
Ick salt u vertreckenGa naar voetnoot216
Hier nu, seker al sonder veysen.Ga naar voetnoot217
Mi es bevolen dat ic moet reysen
Een grote vaert, hardt ende stranghe.Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Oec moet ic rekeninge doen bi bedwangeGa naar voetnoot220
Voer den hoochsten Coninc almachtich.
Nu bid ic u, dat ghi zijt bedachtichGa naar voetnoot222
Mede te gaen, so ghi hebt beloeft.
Gheselscap
Dats wel blikelijc...Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Die ghelofte houdic van waerden.Ga naar voetnoot225
Mer soudic sulcken reyse aenvaerden
Om beden wille, mi souts verdrieten;Ga naar voetnoot227
Ic soude van deser gheruchte verscieten.Ga naar voetnoot228
Mer doch willen wi dbeste doen
230[regelnummer]
Ende ons beraden.
| |
[pagina 16]
| |
Elckerlijc
Och hoort doch dit sermoen!
Seydi mi niet, had icx noot,Ga naar voetnoot231
Mede te gaen tot in die doot
Oft in die helle, had ict begaert.Ga naar voetnoot233
Gheselscap
Dat soudic seker, maer sulc ghevaertGa naar voetnoot234
235[regelnummer]
Es uut ghesteken, plat metten ronsten!Ga naar voetnoot235
Om waer seggen, of wi die vaert begonsten,
Wanneer souden wij weder comen na desen?
Elckerlijc
Daer en is gheen weder keeren.
Gheselscap
So en wil icker niet wesen.
Wie heeft u die bootscap ghebracht?
Elckerlijc
240[regelnummer]
Ay lazen, die Doot!
Gheselscap
Help, heylighe Gods cracht!
Heeft die Doot gheweest die bode?
Om al dat leven mach van GodeGa naar voetnoot242
En ghinc icker niet, mocht icx voerbi.Ga naar voetnoot243
| |
[pagina 17]
| |
Elckerlijc
Ghi seydet mi nochtans toe.
Gheselschap
Dat kenne ick vry.Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Waert te drincken een goet ghelaghe,
Ick ghinc met u totten daghe,
Oft waert ter kermissen buten der stede,
Oft daer die schone vrouwen waren.
Elckerlijc
Daer ghingdi wel mede.
Waert altoos met ghenuechten te gaen, soe waerdi bereet.Ga naar voetnoot249
Gheselschap
250[regelnummer]
Hier en wil ic niet mede, God weet!
Maer woudi pelgrimagie gaen,
Oft woudi yemant doot slaen,
Ic hulpen ontslippen tot in die broock ende oec cloven ontween.Ga naar voetnoot253
Elckerlijc
Och dat is een sober bescheen!Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Gheselle, ghi wilt anders dan ick alst noot is.
Gheselle, peyst om trouwe die groot is,
Die wi deen den anderen over menich jaerGa naar voetnoot257
Beloeft hebben.
| |
[pagina 18]
| |
Elckerlijc
260[regelnummer]
Noch bid ic, en hadt u niet verdroten,Ga naar voetnoot260
Doet mi uut gheleye, maect mi moet,Ga naar voetnoot261
Tot voer die poerte.
Gheselscap
Tjacob! ic en sal niet eenen voet.Ga naar voetnoot262
Mer haddi ter werelt noch ghebleven,
Ick en hadde u nemmermeer begheven.
265[regelnummer]
Nu moet u Ons Lieve Here gheleyden.
Ick wil van u scheyden.
Elckerlijc
Es dat ghescheyden
Sonder omsien! ay lazen, jaet!
Nu sien ic wel, tes cranck toeverlaet,
Tgheselscap, alst coemt ter noot.
270[regelnummer]
Mer waer ic noch in weelden groot
So soudtmen met mi lachen alteenen.Ga naar voetnoot271
Mer lazen! men wilt met mi niet weenen.
Men seit: in voerspoet vintmen vrient
Die ter noot niet zeer en dient.
275[regelnummer]
Een ander hem castie bi desen.Ga naar voetnoot275
Waer wil ic nu troost soeckende wesen?
Ic weet wel; aen mijn Vrient ende Maghe.
Dien wil ic minen noot gaen claghen.
Al is mi mijn Gheselscap af ghegaen,
280[regelnummer]
Si moeten mi doch ter noot bi staen.
Want men doet int ghemeen ghewachGa naar voetnoot281
Dattet bloet cruypet, daert niet wel gaen en mach.
Ic salt besoecken, op dat ic leve.Ga naar voetnoot283
| |
[pagina 19]
| |
Waer sidi, vrienden ende maghe?
Maghe
Ja, sonder verlaet.Ga naar voetnoot287
Wi zijn tuwen besten, wat ghi bestaet.Ga naar voetnoot288
Al woudi yemant doot slaen,
290[regelnummer]
Wi helpen u daer toe.
Elckerlijc
God die danc u, mijn vrienden vercoren.
Ick claghe u met droevigher herten mijn ghevaernis,Ga naar voetnoot293
Dat ic ontboden bin, alsoot claer is,
295[regelnummer]
Een verre pelgrimagie te gaen,
Daer nemmermeer en is wederkeeren aen;
Daer moet ic rekeninge doen, die swaer is,
Voerden Heere, diet al openbaer is.Ga naar voetnoot298
Maghe
Waer af moetti rekeninghe doen?
| |
[pagina 20]
| |
Elckerlijc
300[regelnummer]
Van mijnen wercken, om cort sermoen,Ga naar voetnoot300
Hoe ic hier mijnen tijt heb versletenGa naar voetnoot301
Op aertrijc ende met sonden verbetenGa naar voetnoot302
Ende wat ic heb bedreven
Den tijt, gheleent ende niet ghegheven.
305[regelnummer]
Hier wilt doch mede gaen, dat u die almachtighe
God wil lonen,
Ende helpt mijn rekeninghe verschoonen,Ga naar voetnoot306
So sal te minder werden mijn seer.Ga naar voetnoot307
Maghe
Wat! daer mede te gaen!
Neve
Way, schillet niet meer?Ga naar voetnoot308
Voerwaer, ick heb een ander ghepeyst.Ga naar voetnoot309
Maghe
310[regelnummer]
Ic valle op mijn achterhielen!
Neve
Ten docht niet gheveyst.Ga naar voetnoot310
Ic seynder mijnre maerten bli ende vro;
Si gaet gaerne ter feesten!
Maghe
Ick segghe oeck alsoe.
Ick soude verschieten int leste.
| |
[pagina 21]
| |
Elckerlijc
En wildi dan niet mede gaen?
Neve
En laet niet haesten, beste!Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Ten is tot gheenre feesten te loopen,
Noch tot gheenre sollen!
Neve
320[regelnummer]
Wi willen ons verblasen.
Elckerlijc
Hoe soude ick verbliden:Ga naar voetnoot320
Wat schoonder woerden men mi biet,
Alst coemt ter noot, so eest al niet.
Ay lazen! hoe ist hier ghevaren!Ga naar voetnoot323
Neve
Elckerlijc, neve, God moet u bewaren.
325[regelnummer]
Ic en wil niet mede, gheseyt opt plat.Ga naar voetnoot325
| |
[pagina 22]
| |
Oec heb ie uutstaende te rekenen wat,Ga naar voetnoot326
Daer ben ic noch qualic op versien.
Dus blive ic hier.
Elckerlijc
Dat mach wel zijn.Ga naar voetnoot328
Tfy Elckerlijc, hebdi u verlaten
330[regelnummer]
Op u Mage; die hem so vroemlijc vermaten,Ga naar voetnoot330
Laten u bliven in desen dangierGa naar voetnoot331
Siet, oftmense jaechde van hier.
Ick sie: men spreect wel metten monde,
Buyten der daet, uut geveynsden gronde.
335[regelnummer]
Dan seghen si: neve, ghebreect u yet,
Ic ben tuwen besten; tes seker nyet.
Ende des ghelijc seyt tGheselscap, doch
Tes al zoringhe ende bedroch.Ga naar voetnoot338
Die wil, macher hem toe verlaten,
340[regelnummer]
Waer mocht ic mi nu henen saten?Ga naar voetnoot340
Hier is verloren langhe ghebleven.
Wat vrienden sullen mi nu troost geven?
Daer coemt mi wat nieus inne:Ga naar voetnoot343
Ic heb aen mijn Goet geleyt grote minne.Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Wilde mij dat helpen tot mijnen orboren,Ga naar voetnoot345
So en had ict noch niet al verloren.
Ic heb op hem noch alle mijn troost.
O Heere, diet al sal doemen int Oost,Ga naar voetnoot348
Wilt U gracie op mi ontsluyten!
350[regelnummer]
Waer sidi, mijn Goet?
| |
[pagina 23]
| |
Tgoet
Ick legghe hier in muten,Ga naar voetnoot350
Versockelt, vermost, als ghi mi siet,Ga naar voetnoot351
Vertast, vervuylt; ic en kan mi nietGa naar voetnoot352
Verporren, also ic ben tsamen gesmoert.Ga naar voetnoot353
Wat wildi mi hebben?
Elckerlijc
Coemt rasch hier voert,
355[regelnummer]
Lichtelic, Goet, ende laet u sien.Ga naar voetnoot355
Ghi moet mi beraden.
Tgoet
Wat rade sal u van mi gheschien?Ga naar voetnoot356
Hebdi ter werelt eenich letten,Ga naar voetnoot357
Dat sal ic u beteren.
Elckerlijc
Tes al een ander smette.Ga naar voetnoot358
Ten is niet ter werelt, wilt mi verstaen.
360[regelnummer]
Ick bin ontboden, daer ic moet gaen
Een grote pelgrimagie, sonder verdrach.
Oec moet ic, dat is mij tswaerste gelach,Ga naar voetnoot362
Rekeninghe doen voerden oversten Heere,
Om dwelc ic troost aen u begheere.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Mits dien dat ic van kintschen tijdenGa naar voetnoot365
Hadde in u groot verblijden
| |
[pagina 24]
| |
Ende dat mijnen troest al aen u stoet,Ga naar voetnoot367
So bid ic u, mijn uutvercoren Goet,
Dat ghi met mi gaet sonder cesseren;Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Want ghi mocht mi licht voer Gode pureren:Ga naar voetnoot370
Want Tgoet kan suveren smetten claer.Ga naar voetnoot371
Tgoet
Neen, Elckerlijc, ic mocht u letten daer.Ga naar voetnoot372
Ic en volghe niemant tot sulcker reisen.
Ende al ghinghe ic mede, wilt peisen,
375[regelnummer]
So soudi mijns te wors hebben grotelic;Ga naar voetnoot375
Bi redenen, ic salt u segghen blotelijc:Ga naar voetnoot376
Ic heb zeer u pampier verweert;Ga naar voetnoot377
Want al u sinnen hebdi verteertGa naar voetnoot378
Aen mi; dat mach u leet zijn.
380[regelnummer]
Want u rekeninghe sal onghereet zijnGa naar voetnoot380
Voer God almachtich, mits minen scouwen.Ga naar voetnoot381
Elckerlijc
Dat mach mi wel berouwen,
Als ict verantwoerden sal moeten strangelic.Ga naar voetnoot383
Op, ga wi mede?
Tgoet
Neen, ick bin onbrangelic.Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Aldus en volghe ic u niet een twint.Ga naar voetnoot385
| |
[pagina 25]
| |
Elckerlijc
Ay lazen! ick heb u oeck ghemintGa naar voetnoot386
Mijn leefdaghe tot opten tijt van nu.Ga naar voetnoot387
Tgoet
Dat es een eewige verdomenis voer u:
Mijn minne es contrarye des hemels staten.Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Maer haddi mi gemint bi maten
Ende van mi ghedeylt den armen,
So en dorfstu nu niet karmen,Ga naar voetnoot392
Noch staen bedroeft dat u nu swaer is.
Elckerlijc
Ay lazen God! ic ken dat waer is.Ga naar voetnoot394
Tgoet
395[regelnummer]
Waendi dat ic u bin?
Elckerlijc
Ick hadt ghemeent.Ga naar voetnoot395
Tgoet
Swijcht, ic en bin mer u gheleent
Van Gode; Hy proeft, claer alst is voer oghen,Ga naar voetnoot397
Hoe ghi sult in weelden poghen.Ga naar voetnoot398
Die menighe blijft bi mi verloren
400[regelnummer]
Meer dan behouden, weet dat te voren.Ga naar voetnoot400
Waendi dat ic u sal volghen, Elckerlijc,
Van deser werelt? neen ic, sekerlijc!
| |
[pagina 26]
| |
Elckerlijc
Dat waende ic claerlijc, om dat ic u oyt hadde so lief.Ga naar voetnoot403
Tgoet
Daer om tGoet kenne ic der sielen dief.Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Als ghi nu van hier zijt, dat en mach niet lieghen,
Soe wil ic eenen anderen bedrieghen,
Ghelijc ic dede voer uwen tijt.
Elckerlijc
Och, valsche Goet, vermaledijt!
Hoe hebdi mi in u net bevaen,
410[regelnummer]
Verrader Gods.
Tgoet
Ghi hebt dat al u selven ghedaen;Ga naar voetnoot410
Dat mi lief es te deser tijt.Ga naar voetnoot411
Ic moet daer om lachen!
Elckerlijc
Sidi dies verblijt,Ga naar voetnoot412
Om dat ghi mi van Gode hebt beroeft?
Hi is sot, die eenich goet gheloeft.Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Dat mach ic, Elckerlijc, wel beclaghen.
En wildi dan niet mede?
Tgoet
Ey seker, neen ick!
Elckerlijc
Och, wien sal ict dan ghewaghenGa naar voetnoot416
| |
[pagina 27]
| |
Mede te gaen in desen groten last?Ga naar voetnoot417
Eerst had ic op mijn Gheselscap ghepast;Ga naar voetnoot418
Die seydt mi schoen toe menichfout,Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Mer achter na sloech hi mi niet hout.Ga naar voetnoot420
Daer vandic dattet al was bedroch.
Doen ghinc ic tot minen Maghen noch,
Die seydent mi toe, claer als ghelas.Ga naar voetnoot423
Ten eynde vandic als ghedwas.Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Doen wert ic dencken op mijn Goet;Ga naar voetnoot425
Daer ic aen leyde minen moet.Ga naar voetnoot426
Dat en gaf mi troest noch raet
Dan dattet Goet in verdoemenis staet.
Dies ic mi selven wel mach bespuwen.
430[regelnummer]
Tfy, Elckerlijc, u mach wel gruwen!
Hoe deerlic mach ic u versmaden!
Heere God, wie sal mi nu beraden,
Daer ic noch bi werde verhuecht?
Niemant bat dan mijn Duecht.Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Maer lazen! si is so teer van leden,
Ic meen, si niet connen en sou vander steden.
Och, en sal ic haer nyet toe dorren spreken an?
Wil ic? neen ick; ick sal nochtan.
Tvare alst mach, ic moeter henen,
440[regelnummer]
Waer sidi, mijn Duecht?
Duecht
Ick ligghe hier al verdwenenGa naar voetnoot440
Te bedde, vercrepelt ende al ontset.Ga naar voetnoot441
| |
[pagina 28]
| |
Ick en kan gheroeren niet een let.Ga naar voetnoot442
So hebdi mi gevoecht niet uwen misdaden.Ga naar voetnoot443
Wat is u ghelieven?
Elckerlijc
Ghi moet mi beraden,
445[regelnummer]
Want icx noot heb, tot mijnder vromen.Ga naar voetnoot445
Duecht
Elckerlijc, ic heb wel vernomen
Dat ghi ter rekeninghen sijt ghedaecht
Voer den oversten Heere.
Elckerlijc
Och, dat si u gheclaecht.
Ick come u bidden uuttermaten
450[regelnummer]
Dat ghi daer met mi gaet.
Duecht
Al mocht mi al die werelt baten,Ga naar voetnoot450
Ick en konst niet alleen ghestaen.Ga naar voetnoot451
Elckerlijc
Ay lazen, sidi so cranck?
Duecht
Dit hebdi mi al ghedaen.
Haddi mi volcomelijc ghevoecht,Ga naar voetnoot453
Ic sou u rekeninghe, die nu onreyn is,
455[regelnummer]
Ghesuvert hebben, des u siel in weyn is.Ga naar voetnoot455
Siet u ghescrifte ende uwe wercken,
Hoe dat si hier legghen.
| |
[pagina 29]
| |
Elckerlijc
Gods cracht wil mi stercken!Ga naar voetnoot457
Men siet hier een letter niet die reyn es.
Is dit al mijn ghescrifte?
Duecht
Seker ick meynes.
460[regelnummer]
Dat moechdi sien aen mijn ghesonde.
Elckerlijc
Mijn waerde Duecht, uut goeden gronde,Ga naar voetnoot461
Ic bid u, troost mi tot mijnen orboren,Ga naar voetnoot462
Oft ic bin eewelijc verloren.
Want Geselscap, Vrient, Maghe ende Goet
465[regelnummer]
Sijn mi af ghegaen; in rechter oetmoetGa naar voetnoot465
Helpt mi mijn rekeninghe sluyten hier voer den hoochsten Heere.
Duecht
Elckerlijc, ghi deert mi seere.
Ick sou u helpen, waer icx machtich.
Elckerlijc
Duecht, soudi mi wel beraden?
Duecht
Dies bin ick bedachtich,
470[regelnummer]
Hoe wel ic niet en mach vander steden.Ga naar voetnoot470
Noch heb ic een suster, die sal gaen mede;
Kennisse heetse, die u leyden sal
| |
[pagina 30]
| |
Ende wijsen hoemen u bereyden sal
Te trecken ter rekeninghe, die fel es.
Kennisse
475[regelnummer]
Elckerlijc, ick sal u bewaren.
Elckerlijc
Ick waen, mi nu wel es.Ga naar voetnoot475
Ick ben eens deels ghepayt van desen.Ga naar voetnoot476
Gods lof moeter in gheeert wesen!
Duecht
Als si u gheleyt heeft sonder letten,
Daer ghi u suveren sult van smetten,
480[regelnummer]
Dan sal ic gesont werden ende comen u bij
Ende gaen ter rekeningen als Duecht mit di,
Om te helpen zommeren tot uwer vruechtGa naar voetnoot482
Voerden oversten Heere.
Elckerlijc
Danck hebt, uutvercoren Duecht!
Ick bin ghetroost boven maten
485[regelnummer]
Op u suete woerden.
Kennisse
Nu gaen wi ons satenGa naar voetnoot485
Tot Biechten; si es een suver rivier,
Sy sal u pureren.
Elckerlijc
Uut reyner bestier,Ga naar voetnoot487
| |
[pagina 31]
| |
So gaen wi tot daer; ic bids u beyden.
Waer woent Biechte?
Kennisse
Int Huys der Salicheyden;Ga naar voetnoot489
490[regelnummer]
Daer sullen wijse vinden, soudic meenen.
Elckerlijc
Ons Here God wil ons gracie verleenen
Tot haer, die ons vertroosten moet.Ga naar voetnoot492
Kennisse
Elckerlijc, dit is Biechte; valt haer te voet.
Sy es voer Gode lief ende waert.
Elckerlijc
495[regelnummer]
O gloriose bloome diet al verclaertGa naar voetnoot495
Ende doncker smetten doet vergaen,
Ick knyele voer u, wilt mi dwaenGa naar voetnoot497
Van mijnen sonden; in u aenscouwenGa naar voetnoot498
Ick coem met Kennisse te mijnen behouwe,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Bedroeft van herten ende seer versaecht.Ga naar voetnoot500
Want ic ben vander Doot ghedaecht
Te gaen een pelgrimagie, die groot is;
Oec moet ic rekening doen, die bloot is,
Voor Hem, die doersiet alle gronde.
505[regelnummer]
Nu bid ic, Biechte, moeder van ghesonde:
Verclaert mijn brieven, want Duecht seer onghesont is.
| |
[pagina 32]
| |
Biechte
Elckerlijc, u lijden mi wel kont is;
Om dat ghi mit Kennisse tot mi sijt comen,
So sal ic u troesten tuwer vromen.
510[regelnummer]
Oec sal ic u gheven een juweelken rene,
Dat Penitencie heet alleene.
Daer suldi u lichaem mede termijnenGa naar voetnoot512
Met abstinencie ende met pijnen.
Hout daer, siet die gheesselen puere:Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
Dats Penitencie, strang ende suere.
Peyst dat Ons Here oeck was geslaghen
Met geesselen, dat Hi woude verdraghen,
Recht voer Sijn pelgrimagie stranghe;
Kennisse, hout hem in desen ganghe;Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
So sal sijn Duecht werden spoedich.Ga naar voetnoot520
Ende emmer hoept aen Gode oetmoedich;
Want u tijt varinck eynden sal.Ga naar voetnoot522
Bidt Hem ghenade: dit suldi vinden al;
Ende orboert die harde knopen altijt.Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Kennisse, siet dat ghi bi hem sijt,
Als hi tot Penitencien keert.
Kennisse
Gaerne Biechte.
Elckerlijc
God si hier in gheeert!
Nu wil ic mijn penitencie beghinnen,
Want dlicht heeft mi verlicht van binnen,
530[regelnummer]
Al sijn dese knopen strenghe ende hardt.
Kennisse
Elckerlijc, hoe suer dat u wert,
| |
[pagina 33]
| |
Siet dat ghi u penitencie volstaet.Ga naar voetnoot532
Ick, Kennisse, sal u gheven raet,
Dat ghi u rekeninghe sult tonen bloot.
Elckerlijc
535[regelnummer]
O levende Leven! o hemels Broot!Ga naar voetnoot535
O Wech der waerheyt! o godlic Wesen,Ga naar voetnoot536
Die neder quam uut Sijns Vaders schootGa naar voetnoot537
In een suver Maecht gheresen,Ga naar voetnoot538
Om dat ghi Elckerlijc wout ghenesen,
540[regelnummer]
Die Adam onterfde bi Yeven rade.Ga naar voetnoot540
O Heylighe Triniteyt uut ghelesen,
Wilt mi vergheven mijn mesdade,
Want ic begheer aen U ghenade.
O godlijc Tresoer! o coninclijc Saet!
545[regelnummer]
O alder werelt toeverlaet!
Specie der engelen sonder versaden!Ga naar voetnoot546
Spiegel der vruecht daert al aen staet,Ga naar voetnoot547
Wiens licht hemel ende aerde beslaet,Ga naar voetnoot548
Hoort mijn roepen, al yst te spade.Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
Mijn bede wel inden troen ontfaet.
Al bin ic sondich, mesdadich ende quaet,
Scrijft mi int boeck des Hemels blade,
Want ic begheer aen U ghenade.
| |
[pagina 34]
| |
O Maria, moeder des Hemels almachtich!Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Staet mi ter noot bi voordachtich,Ga naar voetnoot555
Dat mi die Viant niet en verlade!
Want nakende is mi die doot crachtich.
Bidt voer mi dijnen Sone voerdachtich.
So dat ic mach gaen inden rechten pade,
560[regelnummer]
Daer die wegen niet en sijn onrachtich.Ga naar voetnoot560
Maect mi uwes Kints rijc delachtich,
So dat ic in Sijn Passie bade,
Want ic begheer aen U ghenade.
Kennisse, gheeft mi die gheselen bi vramen,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Die Penitencie hieten bi namen,
Ic salt beghinnen, God geeft mi gracie.
Kennisse
Elckerlijc, God gheve u spacie!Ga naar voetnoot567
So ghevicx u inden naem Ons Heeren,
Daer ghi ter rekeninghe moet keeren.
Elckerlijc
570[regelnummer]
Inden naem des Vaders ende des Soens, mede
Des Heylige Gheests, inder Drievuldichede,
Beghin ic mijn penitencie te doen.
Neemt, lichaem, voer dat ghi waert so coen
Mij te bringhen inden wech der plaghen!
575[regelnummer]
Daer om moetti nu sijn gheslaghen.
Ghi hebbes wel verdient ghewarich.Ga naar voetnoot576
| |
[pagina 35]
| |
Ay, broeders, doet alle penitencie strange ende vruchtbarich
Tseghen dat ghi u pelgrimage moet gaen.
Duecht
God danc! ic beghin nu wel te gaen,
580[regelnummer]
Want Elckerlijc heeft mi ghenesen;
Dies wil ic eewich bi hem wesen.
Oeck sal ic sijn weldaet clareren,Ga naar voetnoot582
Dies wil ic bi hem gaen te tijde.Ga naar voetnoot583
Kennisse
Elckerlijc, sijt vro ende blijde!
585[regelnummer]
U weldaet coemt, nu sijt verhuecht!
Elckerlijc
Wie maecht sijn, Kennisse?
| |
[pagina 36]
| |
Duecht
590[regelnummer]
Elckerlijc, pelgrijm uutvercoren,
Ghebenedijt sidi, sone der victorien,
Want u is nakende dlicht der glorien.
Ghi hebt mi ghemaect al ghesont;
Des sal ic u bi bliven teewigher stont.
595[regelnummer]
God sal dijnre ontfermen, hebt goet betrouwen.
Elckerlijc
Welcoem, Duecht, mijn oghen douwenGa naar voetnoot596
In rechter oetmoedigher blijscap soet.
Kennisse
En slaet niet meer, hebt goeden moet.
God siet u leven inden throone.
600[regelnummer]
Doet aen dit cleet tuwen loone;
Het is met uwen tranen bevloeyt.
Dus draechtet vrij onghemoeyt;Ga naar voetnoot602
Oft anders soudijt voor Gode gemissen.
Elckerlijc
Hoe heet dit cleet?
Kennisse
Tcleet van berouwenissen.
605[regelnummer]
Het sal Gode alte wel behaghen.
| |
[pagina 37]
| |
Elckerlijc
Soe wil ic berouwenissee ontfaen,Ga naar voetnoot608
Om dat God dit cleet heeft so weert.Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Nu willen wi gaen onverveert.
Duecht, hebdi ons rekeninghe claer?Ga naar voetnoot611
Duecht
Jae ick, Elckerlijc.
Elckerlijc
So en heb ic ghenen vaer.
Op vrienden, en wilt van mi niet sceyden.
Kennisse
Neen wi, Elckerlijc.
Duecht
Ghi moet noch met u leyden
615[regelnummer]
Drie personen van groter macht.
Elckerlijc
Wie souden si wesen?
Duecht
Wijsheyt ende u Cracht,
U Scoonheit en mach niet achter bliven.
| |
[pagina 38]
| |
Elckerlijc
620[regelnummer]
Hoe soude icxse ghecrighen.
Kennisse
Roepse alle gadere,
Si sullent hooren al sonder verdrach.
Elckerlijc
Mijn vrienden, coemt alle op mijnen dach;
Wijsheyt, Cracht, Scoonheyt ende Vijf Sinnen.
Cracht
Hier sijn wi alle tot uwer minnen.Ga naar voetnoot624
625[regelnummer]
Wat wildi van ons hebben ghedaen?
Duecht
Dat ghi met Elckerlijc wilt gaen
Sijn pelgrimagie helpen volbringhen;
Want hi gedaecht is ter rekeningen
Voor Gode te comen onghelet.Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Siet oft ghi mede wilt.
Schoonheyt
Wi willen alle met,
Tsijnre hulpen ende tsijnen rade.
Vroetscap
Dat willen wi certeyn.
Elckerlijc
O almoghende God, ghenade.Ga naar voetnoot632
| |
[pagina 39]
| |
U love ic dat ic dus heb ghebracht
Vroescap, Scoonheyt, Vijf Sinnen ende Gracht
635[regelnummer]
Ende mijn Duecht met Kennisse claer.
Nu heb ic gheselscap te wille daer;Ga naar voetnoot636
Ic en geerder niet meer te minen verdoene.Ga naar voetnoot637
Cracht
Ick blive u bi, stout ende koene,
Al waert te gaen in eenen strijt.
Vijf sinnen
640[regelnummer]
Ende ic, al waert die werelt wijt,
Ic en scheyde van u in gheenre noot.
Schoonheyt
So en sal ic oeck tot in die doot,
Comer af datter af comen mach!
Vroetscap
Elckerlijc, wes ic u doe ghewach,Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Gaet voersienich ende al met staden.Ga naar voetnoot645
Wi sullen u alle duecht raden
Ende sullen u helpen wel bestieren.Ga naar voetnoot647
Elckerlijc
Dit sijn die vrienden die niet en faelgieren.Ga naar voetnoot648
Dat lone hem God, die Hemelsche Vader!
650[regelnummer]
Nu hoort, mijn vrienden, alle gader:
Ick wil gaen stellen mijn testamentGa naar voetnoot651
Voor u allen hier in present.
| |
[pagina 40]
| |
In caritaten ende in rechter oetmoede
Deel ic den armen van mijnen goede
655[regelnummer]
Deen helft ende dander helft daer ane
Ghevick daer si schuldich is te gane.
Dit doen ic den Viant nu te schanden,
Om los te gaen uut sinen handen,
Nae mijn leven in desen daghe.
Kennisse
660[regelnummer]
Elckerlijc, hoort wat ick ghewaghe:
Gaet totten priesterliken staet
Ende siet dat ghi van hem ontfaet
Tsacrament ende Olijs mede.Ga naar voetnoot663
Dan keert hier weder tot deser stede.
665[regelnummer]
Wi sullen alle nae u verbeyden.Ga naar voetnoot665
Vijf sinnen
Jae, Elckerlijc, gaet u bereyden.
Ten is keyser, coninc, hertoghe of grave
Die van Gode hebben alsulcken gave,
Als die minste priester doet alleene.
670[regelnummer]
Van alden sacramenten reene
Draecht hi den slotel al doer bereytGa naar voetnoot671
Tot des menschen salicheyt,
Die ons God teender medecijne
Gaf uuter herten sijne
675[regelnummer]
Hier in desen aertschen leven.
Die Heylighe Sacramenten seven:
| |
[pagina 41]
| |
Doopsel, Vormsel, Priesterscap goet
Ende tSacrament, Gods Vleesch ende Bloet,
Biechte, Huwelic ende tHeylich Olyzel met,
680[regelnummer]
Dit zijn die seven onbesmet:
Sacramenten van groter waerden.
Elckerlijc
Ic wil Gods lichaem minlic aenvaerden
Ende oetmoedelijc totten priester gaen.
Vijf sinnen
Elckerlijc, dat is wel ghedaen:
685[regelnummer]
God laet u met salicheden volbringhen!Ga naar voetnoot685
Die priester gaet boven alle dinghen.
Si zijn die ons die Scriftuere leeren
Ende den mensche van sonden keeren.
God heeft hem meer machts ghegheven
690[regelnummer]
Dan den ynghelen int eewich leven.
Want elc priester kan maken claer,Ga naar voetnoot691
Met vijf woerden opten outaerGa naar voetnoot692
Inder missen, des zijt vroet,
Gods lichaem, warachtich Vleesch ende Bloet,
695[regelnummer]
Ende handelt den Scepper tusscen zijn handen.Ga naar voetnoot695
Die priester bint ende ontbint alle banden
Inden hemel ende opter aerde.
Och edel priester van groter waerde.
Al custen wi u voetstappen, gi waret waert!
700[regelnummer]
Wie van sonden troost begaert,Ga naar voetnoot700
| |
[pagina 42]
| |
Die en connen vinden gheen toeverlaet
Dan aenden priesterliken staet.
Dit heeft die Heere den priester ghegheven
Ende zijn in Zijn stede hier ghebleven.
705[regelnummer]
Dus zijn si boven die enghelen gheset.
Kennisse
Dats waer, diet wel hout onbesmet.
Mer doen Hi hinc met groter smerten
Aent cruce, daer gaf Hij ons uut Zijnder herten
Die seven Sacramenten met seere;
710[regelnummer]
Hi en vercoft ons niet, die Heere!Ga naar voetnoot710
Hier om dat Sinte Peter lijdtGa naar voetnoot711
Dat si alle zijn vermaledijtGa naar voetnoot712
Die God copen oft vercopen
Ende daer af ghelt nemen met hoopen.Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Si gheven den sondaer quaet exempel;
Haer kinder lopen inden tempel
Ende som sitten si bi wivenGa naar voetnoot717
In onsuverheyt van liven.
Dese zijn emmers haers sins onvroet.Ga naar voetnoot719
Vijf sinnen
720[regelnummer]
Ic hope, of God wil, dat niemant en doet.Ga naar voetnoot720
Daer om laet ons die priesters eeren
Ende volghen altijt haer leeren.
Wi zijn haer scapen ende si ons herden,Ga naar voetnoot723
Daer wi alle in behoet werden.Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Laet dit wesen niet meer vermaen.Ga naar voetnoot725
Duecht
Elckerlijc coemt, hi heeft voldaen;
Dus laet ons zijn op ons hoede.
| |
[pagina 43]
| |
Elckerlijc
Heer God, mi is so wel te moede,
Dat ic van vruechden wene als een kint.
730[regelnummer]
Ic hebbe ontfaen mijn Sacramint
Ende dat Olizel mede; danc heb diet riet!
Nu vrienden, sonder te letten yet,Ga naar voetnoot732
Ick danck Gode dat ic u allen vant.
Slaet aen dit roeyken alle u hantGa naar voetnoot734
735[regelnummer]
Ende volghet mi haestelic na desen.
Ick gae vore, daer ic wil wesen.
Ons Heere God, wil mi gheleyden!
Cracht
Elckerlijc, wi en willen van u niet sceyden,
Voer ghi ghedaen hebt dese vaert.Ga naar voetnoot739
Vroetscap
740[regelnummer]
Wi blivens u bi onghespaert,Ga naar voetnoot740
Also wi gheloeft onlanghe.Ga naar voetnoot741
Kennisse
Och, dits een pelgrimagie seer strange,
Die Elckerlijc sal moeten gaen.
Cracht
Elckerlijc, siet hoe wi u bi staen,
745[regelnummer]
Sterck, vroem; en hebt gheen vaer.
| |
[pagina 44]
| |
Elckerlijc
Ay mi! die leden zijn mi so swaer,
Dat si gaen beven doer den gru.Ga naar voetnoot747
Lieve vrienden, wi en willen niet keeren nu.
Sal ic mijn pelgrimagie betalen,
750[regelnummer]
So moet ic hier binnen dalen
In desen put ende werden aerde.
Schoonheyt
Wat! in desen putte!
Elckerlijc
Ja, van desen waerden
Soe moeten wi werden, clein ende groot.
Schoonheyt
Wat! hier in versmoren!
Elckerlijc
Ja, hier in versmoren ende bliven dootGa naar voetnoot754
755[regelnummer]
Ter werelt, mer levende wesen altijtGa naar voetnoot755
Voerden oversten Heere.
Schoonheyt
Ick schelt u al quijt.
Adieu! vaert wel! ic schoer mijn scout; ick gae als de domme.Ga naar voetnoot757
Elckerlijc
Wat, Schoonheyt!
| |
[pagina 45]
| |
Schoonheyt
Ic bin al dove, ic en saghe niet omme,
Al mocht mi alder werelt schat baten.
Elckerlijc
760[regelnummer]
Waer op wil ic mi verlaten?
Schoonheyt vliet, oftmense jaechde.
Nochtan te voren, doen ic haer vraechde,
Woude is met mi sterven ende leven.
Cracht
Elckerlijc, ic wil u oec begheven.
765[regelnummer]
U spel en behaecht mi niet te deghe.Ga naar voetnoot765
Elckerlijc
Cracht, suldi mi oec ontgaen?
Cracht
Ja, ic wil seker weghe.
Daer mede ghesloten, een voer al.
Elckerlijc
Lieve Cracht, ontbeyt noch!
Elckerlijc
770[regelnummer]
Ende suldi mi dan ontgaen?
| |
[pagina 46]
| |
Cracht
Ick heb u verre ghenoech gheleyt.
775[regelnummer]
Oec sidi oudt ghenoech, ic waen,
U pelgrimagie alleen te gaen.
Mi es leet dat icker heden quam.
Elckerlijc
Ay, lieve Cracht, ic make u gram.
Cracht
Tes al verloren; rust u hoeftGa naar voetnoot779
780[regelnummer]
Ende gaet int doncker huys.
Elckerlijc
Dit en had ic u niet gheloeft.Ga naar voetnoot780
Wie wil hem verlaten op zijn cracht?
Si vliet, als mist doet uuter gracht.
Schoonheit is als wint die vlieghet.
Ay, getrouwe vrienden, dat ghi dus lieget!Ga naar voetnoot784
785[regelnummer]
Ghi seydet mi toe schoon ter kore.Ga naar voetnoot785
| |
[pagina 47]
| |
Vroetscap
Elckerlijc, ic wil oeck gaen dore
Ende nemen uutstel van desen.
Waendi dat wi hier in willen wesen?Ga naar voetnoot788
Hoet u van dien, ic wils mi wachten.Ga naar voetnoot789
Elckerlijc
790[regelnummer]
O Vroetschap, Vroetschap!
Vroetscap
Ick en wils niet achten.
Tes verloren ghevroescapt, claer.
Elckerlijc
Lieve Vroeschap, coemt doch soe naer,
Dat ghi hier binnen den gront aensiet.Ga naar voetnoot793
Ick bidts u oetmoedelijc.
Vroetscap
Bi Sinte Loy, ick en doe des niet!
795[regelnummer]
Mi rouwet dat icker ye quam so bi.
Elckerlijc
Och, al mist dat God niet en si!Ga naar voetnoot796
Schoonheyt, Cracht ende Vroescap groot,
Het vliet van Elckerlijc, als coemt de doot.
Arm mensche, waer sal ic nu op lenen?Ga naar voetnoot799
| |
[pagina 48]
| |
Vijf sinnen
800[regelnummer]
Elckerlijc, ic wil oec henen
Ende volghen den anderen die u ontwerven.
Elckerlijc
Och, lieve Vijf Sinnen.Ga naar voetnoot801
Vijf sinnen
Ick en wil daer niet aen winnen.
Dat ghi veel roept, ten mach nyet baten.
Elckerlijc
Och, suldi mi alle gader laten?Ga naar voetnoot804
Duecht
805[regelnummer]
Neen wi, Elckerlijc, zijt ghestilt.Ga naar voetnoot805
Elckerlijc
Ay mi, mijn Vijf Sinnen!
Vijf sinnen
Roept al dat ghi wilt.
Ghi en sult mi niet meer van voor bekijken.
Elckerlijc
Lieve Duecht, blijft ghi bi mi?
Duecht
Ick en sal u nemmermeer beswijken,Ga naar voetnoot808
Om leven, om sterven, of om gheen torment.
| |
[pagina 49]
| |
Elckerlijc
810[regelnummer]
Hier zijn ghetrouwe vrienden bekent!Ga naar voetnoot810
Alle die mi ontgaen ghemeene,Ga naar voetnoot811
Die mindic meer dan mijn Duecht alleene.Ga naar voetnoot812
Kennisse, suldi mi oec begheven?
Kennisse
Ja ic, Elckerlijc, als ghi eyndet u leven,
815[regelnummer]
Mer seker niet eer, om gheen dangier.Ga naar voetnoot815
Elckerlijc
Danck hebt, Kennisse.
Kennisse
Ick en scheyde niet van hier,
Voer dat ghi zijt daer ghi behoort.
Elckerlijc
Mi dunckt, wacharmen! wij moeten voert,
Rekeninghe doen ende ghelden mijn scult,
820[regelnummer]
Want mijn tijt is schier vervult.
Neemter exempel aen, diet hoort ende siet.
Ende merct hoet nu al van mi vliet,Ga naar voetnoot822-829
Sonder mijn Duecht wil met mi varen.Ga naar voetnoot823
Duecht
Alle aertsche dinghen zijn al niet.
Elckerlijc
825[regelnummer]
Duecht, merct hoet nu al van mi vliet!
| |
[pagina 50]
| |
Duecht
Schoonheyt, Cracht, Vroescap, dat hem liet,Ga naar voetnoot826
Tgheselscap, die Vrienden ende Magen waren.
Elckerlijc
Nu merct, hoet nu al van mi vliet!
Sonder mijn Duecht, die wil mit mi varen.
830[regelnummer]
Ghenade, Coninc der enghelen scharen,Ga naar voetnoot830-837
Ghenade, Moeder Gods, staet mi bi!
Duecht
Ic sal mi puer voer Gode verclaren.Ga naar voetnoot832
Elckerlijc
Ghenade, Coninc der enghelen scharen!
Duecht
Cort ons die pine, sonder verswaren!
835[regelnummer]
Maect ons deynde los ende vri!Ga naar voetnoot835
Elckerlijc
Ghenade, Coninck der enghelen scharen!
Ghenade, Moeder Gods, staet mi bi!
In Uwen handen, Vader, hoe dat si,Ga naar voetnoot838
Beveel ic U minen gheest in vreden.
840[regelnummer]
Ick vare metter Duecht.
Kennisse
Hi heeft leden
Dat wij alle moeten gelden.
Die Duecht sal nu haer selven melden
Voer Hem diet al ordelen sal.
Mi dunct, ic hore der enghelen gheschal
| |
[pagina 51]
| |
845[regelnummer]
Hier boven; den hemel is seker ontdaen,Ga naar voetnoot845
Daer Elckerlijck binnen sal zijn ontfaen.
Die ynghel seyt
Coemt, uutvercoren bruyt,
Hier boven ende hoort dat suete gheluyt
Der engelen mits uwe goede virtuyt.Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Die siele neem ick den lichaem uut.
Haer rekeninghe is puer ende reyne.
Nu voer icse in des Hemels pleyne,
Daer wi alle moeten ghemeeneGa naar voetnoot853
In comen groot ende cleene.
AMEN | |
[pagina 52]
| |
Die Naeprologhe855[regelnummer]
Neemt in dancke cleyn ende groot,Ga naar voetnoot855
Ende siet hoe Elckerlijc coemt ter doot.
Gheselscap, Vrienden ende Goet
Gaet Elckerlijc af, zijt des vroet.Ga naar voetnoot858
Scoonheyt, Cracht, Vroescap ende Vijf Sinnen,
860[regelnummer]
Tes al verganclijc, zijt des te binnen,Ga naar voetnoot860
Sonder die Duecht volcht voer al.Ga naar voetnoot861
Mer als die Duecht is so smalGa naar voetnoot862
Dat si niet mede en mach oft en kan,
Arm Elckerlijc, hoe vaerdi dan
865[regelnummer]
Ter rekeninghen voer Onsen Heere.
Dan gadi van wee, van seere;Ga naar voetnoot866
Want na die Doot eest quaet te verhalen;Ga naar voetnoot867
Daer en baet voerspraec noch tale.Ga naar voetnoot868
Ay Elckerlijc, hoe moechdi wesen
870[regelnummer]
Hovaerdich, nidich! Seer uut ghelesen,Ga naar voetnoot870
Merct desen spieghel, hebten voer oghen
Ende wilt u van hovardien poghenGa naar voetnoot872
Ende oec van allen sonden met.Ga naar voetnoot873
Nu laet ons bidden onghelet,Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Dat dit elck mensche moet vesten,Ga naar voetnoot875
Dat wi voer Gode suver comen ten lesten,
Des gonne ons die Hemelsche Vader!
Amen segghet alle gader.
God heb lof
|
|